Monthly Archives: September 2008

De ark van Huibers

De ark onderweg weg naar een tijdelijke ligplaats

De ark onderweg weg naar een tijdelijke ligplaats

Na in een aantal verschillende plaatsen in Nederland tienduizenden bezoekers te hebben getrokken is de ark van Noach nu afgemeerd in de haven van Urk. En daar heb ik met mijn vrouw en zus en zwager uit |Canada in de week die achter ons ligt dit wonderlijke bouwsel bezocht. Met zeer gemengde gevoelens.

 

 

 

Het is aan de ene kant fascinerend te zien wat iemand, die door een idee wordt gedreven, tot stand kan brengen. In 1992 kreeg Johan Huibers, een aannemer uit het Noord-Hollandse Schagen, een droom over een enorme dijkdoorbraak die een ongekende watersnoodramp in ons land tot gevolg heeft. Hij was daarvan bijzonder onder de indruk en legde een mentale link naar de watersnoodramp die ooit ten tijde van Noach de aarde trof en waarvan het Genesisverhaal ons in korte en bondige woorden vertelt. Hij kreeg het idee om de ark van Noach na te bouwen en daarmee de aandacht te vestigen op het bijbelse verhaal. Dat heeft hij verwezenlijkt. Tussen 2005 en 2007 bouwde hij de ark van Noch na, zoveel mogelijk volgens de gegevens die het bijbelverhaal aanreikt. Het is een gigantisch gevaarte geworden, een houten kolos van drie verdiepingen op een duwboot van zeventig bij bijna 10 meter. Weliswaar is het product van zijn zwoegen nog niet helemaal op ware grootte, aangezien volgens de bijbel het schip van Noach ongeveer twee keer zo lang en breed was, maar het ligt in de bedoeling bij de bouw van de volgende ark de oorspronkelijke maten te volgen. De vijf euro entree per persoon moet de investering van ongeveer 1 miljoen euro terugverdienen en voor het kapitaal voor de volgende versie zorgen. 

De hamvraag is natuurlijk of meneer Huibers er inderdaad in slaagt het verhaal dichterbij de mensen te brengen die zijn ark komen bezoeken. Voor veel van de schoolkinderen die zich aan de grote dieren van kunststof stonden te vergapen lukt dat ongetwijfeld wel. Maar ik keek met een blik van toenemend scepticisme naar de nogal amateuristische expositie in het ingewand van de ark en kon het niet helpen dat er spontaan allerlei vragen bij mij opborrelden. Hoe hielden Noach en zijn gezin het uit in een boot met zoveel dieren? Of moeten we aannemen dat dieren ten tijde van de zondvloed geen onaangename geuren afscheidden? Waar was al het voer opgeslagen dat je nodig hebt voor zo”n enorme veestapel voor een reis van bijna een jaar? En wat deed Noach met alle mest? En was het niet wat lastig ook zoveel “wilde” dieren aan boord te hebben? Of waren die in Noach’s dagen allemaal nog tam? De vissen hoefden natuurlijk niet mee (hoewel je je kunt afvragen of het water dat de aarde bedekte nu zoet of zout was, met alle problemen van dien), maar de vogels en insecten moesten natuurlijk wel een plek hebben. Vlogen de volgels vrij in de ark rond en vonden de vlooien een flinke huidplooi bij een rinoceros? En zo zijn er nog wel wat vragen die zo bij je opkomen als je dit vaartuig bezoekt, dat de boodschap moet uitstralen van concrete historische realiteit. 

Het tragische van dit soort benaderingsmethoden van het bijbelverhaal is dat het mensen die al overtuigd zijn wellicht in hun geloof bevestigt, terwijl het de twijfelaars alleen nog maar meer aan het twijfelen brengt. Twee korte opmerkingen in het gastenboek illustreerden dat heel frappant. Een bezoeker bedankte Huibers hartelijk voor wat hij tot stand had gebracht, omdat het de grootheid en zorg van God voor de mensen zo tastbaar heeft gemaakt. De volgende bezoeker die iets in het gastenboek schreef vond het allemaal maar klinkklare onzin. Toen ik een kwartiertje op het Internet rondkeek kwam ik al snel op een website van iemand die ook naar de ark was geweest, maar zich vreselijk geërgerd had aan alle creationistische gezwets, en eigenlijk vond dat er maatregelen dienden te worden genomen tegen deze vorm van perverse indoctrinatie. 

Er later op de dag nog eens over nadenkend vroeg ik mij af of Huibers’ project stukloopt op het feit dat hij iets probeert te doen wat in principe onmogelijk is. Het bijbelverhaal is een verhaal en geen historisch verslag. Ik ga er persoonlijk wel vanuit dat er ooit een gigantische overstroming geweest is, met zoveel watergeweld dat er maar heel weinigen aan konden ontsnappen. Er zijn ten slotte in bijna alle culturen zondvloedverhalen te vinden die vaak heel sterk doen denken aan het bijbelverhaal over de zondvloed en de redding van Noach. Ik zou buiten een enorme vloed ook geen andere overtuigende verklaring kunnen bedenken voor allerlei fossiele verschijnselen op plaatsen waar je die niet zou verwachten. En zo zijn er diverse argumenten die door creationisten of verdedigers van een de gedachte worden gepropageerd dat alles in de natuur getuigt van een onderliggend intelligent ontwerp, en die best indruk op mij maken. 

Maar in laatste instantie lees ik het zondvloedverhaal niet om precies te weten wat er zoveel duizenden jaren geleden met deze aarde gebeurde. Ik ben geen geoloog. Ik ben een gelovige. Als ik het verhaal lees, komt het met een geweldige zeggingskracht op me af: God straft. God is genadig. God redt. God biedt uitkomst voor wie daarvoor openstaat. Voor wie naar Hem luistert is er een nieuwe toekomst. Dat is de boodschap die bij mensen moet aankomen. 

Huibers’ ark laat, denk ik, veel bezoekers steken in de vraag: Klopt het allemaal wel precies wat er in het Genesisverhaal staat? Het slaagt er volgens mij niet in de onkerkelijken en postmoderne sceptici de hoop aan te reiken dat God ertoe doet als Degene die radicale oplossingen biedt. Komt dat misschien omdat het verhaal van de zondvloed niet wordt verteld maar slechts feiten en feitjes worden aangedragen die op hun historische waarheidsgehalte dienen te worden getoetst? Ik heb er geen bezwaar tegen dat die feiten en feitjes ergens aan de orde komen. Ze interesseren mij ook. Maar Ik wil vooral geboeid en overtuigd worden door de fantastische waarheid die het verhaal aan mij communiceert.  

Communiceren met niet-gelovigen rondom ons en met de gelovige maar postmoderne ingestelde mens is niet gemakkelijk. De enige reële hoop die we daarbij kunnen hebben is dat wij hen het verhaal laten lezen of vertellen en dat op de een of andere manier zijn werk laten doen, terwijl de Geest, evenals bij de watersnoodramp in de dagen van Noach, waait waarheen Hij wil en ook nu nog als een duifje uit die vreemde kolos op het water ontsnapt! Wie door de waarheid van het verhaal wordt geraakt zal vervolgens proberen zo goed mogelijk om te gaan met de feiten en feitjes. Andersom lukt het niet. Alle goede bedoelingen van de Schagense scheepsbouwer ten spijt.

Verandering

Een dag of tien geleden was ik een weekje in Litouwen. Er was een “campmeeting” voor de leden van de Adventkerk in dit grootste en (nog) armste van de drie Baltische staten. Men herinnerde zich mij van vroegere bezoeken, in de tijd dat ik voor de Trans-Europese Divisie werkte. We maakten de afspraak ongeveer zes maanden geleden, maar het was me tot voor kort nog niet helder wat er precies van me werd verwacht.Toen ik een week of zes voordat ik zou afreizen maar eens belde, kreeg ik te horen dat het programma klaar was en dat er 13 slots voor spreekbeurten van ruim een uur voor mij waren gereserveerd. Dat was dus een stevige klus die de nodige voorbereiding vroeg en waar, eerlijk gezegd, wel een mate van re-cycling van bestaande preken aan te pas diende te komen.

De accomodatie in een afgedankt jeudgvakantiehuis uit de Russische tijd was uiterst pover, maar de vijf dagen met zo’n 300 Litouwse medegelovigen was een heel warme belevenis. Wat mij frappeerde was de enorme discipline bij het bezoeken van alle programma-onderdelen. Bij preek nummer 13 had ik zowaar nog evenveel mensen onder mijn gehoor als bij preek nummer 1.

Ik was heel benieuwd hoe ik de kerk in Litouwen zou aantreffen. Destijds, vlak nadat de muur was verdwenen en de grenzen van de Baltische staten waren opengegaan en vrije evangelisatie mogelijk werd, kwamen er nogal wat lieden van onafhankelijke bewegingen naar Litouwen om daar de onvervalste boodschap te brengen. Een aantal organisaties van heel “rechtse” signatuur vulden het enorme vacuum en kregen een stevige greep op allerlei aspecten van het kerkelijk leven. Er was weinig weerwerk mogelijk want de kerk, die in een paar jaar tijd van een kleine honderd 100 naar ongeveer 1000 leden groeide had weinig infrastructuur en had slechts twee predikanten.

Ik was buitengewoon (aangenaam) verrast met het beeld wat ik nu aantrof. De kerk is nog steeds klein en kwetsbaar (en hier en daar behoorlijk conservatief), maar is een heel stuk volwassener en stabieler geworden. De “independent ministries” zijn nu goeddeels vertrokken en inmiddels zijn er ongeveer 15 Litouwse predikanten met een reguliere opleiding. Mijn bezoek aan de campmeeting werd gelardeerd met heel veel gesprekken–met ouderen ging dat via een tolk, maar veel jongeren bleken zeer behoorlijk Engels te spreken. Velen hadden inmiddels flink over de grenzen kunnen kijken. Toen ik tijdens een van mijn toespraken vroeg hoevelen er buiten de landsgrenzen waren geweest, ging meer dan de helft van de handen omhoog.

Het bezoek aan Litouwen sterkte weer eens het onverwoestbare optimisme waarmee ik door het leven ga. Ik heb vaak gepleit voor veranderingen in de kerk. Dikwijls hoor ik van mensen (ook van collega’s) dat ik daarin veel te optimistisch ben. Maar ik denk dat zij het bij het verkeerde eind hebben. De kerk in Litouwen was een sprekend voorbeeld van hoeveel er in nauwelijks tien jaar kan veranderen.

Het zou interessant zijn mensen te spreken die de kerk in Nederland goed kenden, maar tien of twintig jaar geleden uit Nederland emigreerden en weinig of geen contact meer met de kerk hier hebben gehad. Ik maak me sterk dat, als zij zouden terugkomen voor een bezoek en de kerk zouden bezoeken en allerlei gesprekken zouden voeren, zij verbaasd zouden zijn over alles wat er in de Nederlandse kerk intussen is veranderd (en dan doel ik niet in de eerste plaats op de gewijzigde kleurstelling). Zelf heb ik dat toch ook wel ervaren, toen ik in 2001 weer terugkeerde naar Nederland na 17 jaar in het buitenland te hebben gewerkt. De kerk was wel degelijk veranderd–en op veel punten (vond ik) ten goede.

Ik zou zeker zonder veel moeite een lijstje kunnen maken van dingen die ik nog graag anders zou zien in de wereldkerk en in onze kerk in Nederland. Ik ben daar uiteindelijk optimistisch over. De kerk is wat ons mensen betreft altijd “werk in uitvoering”. Maar het is gelukkig niet alleen mensenwerk!

Een nieuwe start

Bijna een jaar geleden schreef ik mijn laatste blog. Ongeveer twee jaar lang had ik elke week een column geschreven en op de kerkelijke website (www.adventist.nl) geplaatst. De laatste is daar nog steeds te vinden. Toen ik met emeritaat ging leek het me niet correct om van de officiele website van de kerk gebruik te blijven maken–zelfs als daar geen protest tegen zou rijzen. Ik heb immers geen formele rol meer in de kerk die dat zou wettigen. Als dat mij als ambteloos burger zou worden toegestaan zou de site voor andere aspirant-schrijven moeten worden opengesteld.

Mijn zoon, die een IT-specialist is, heeft nu een plek op het web voor me ingericht waar ik mijn geschrijf kwijt kan. Hoe het precies werkt en wat ik er allemaal mee kan doen ga ik de komende tijd ontdekken.

Natuurlijk zou je je kunnen afvragen of ik nog voldoende interessants te melden heb en hier uberhaupt aan zou moeten beginnen. De tijd zal het leren. Ik denk dat ik toch nog wel voldoende met allerlei zaken bezig ben dat er tenminste af en toe een gedachte boven komt borrelen die aanleiding tot een blog zou kunnen vormen. Zoals ik er zelf tegenaan kijk lijkt er op, ondanks het feit dat ik met emeritaat ben gegaan, dat het leven nog tamelijk “vol” is–zoals qua tijdbeslag als inhoudelijk. Bovendien zit het schrijven me een beetje in het bloed en vind ik het een leuke uitdaging met regelmaat een artikeltje af te scheiden. Ik doe er in elk geval niemand kwaad mee. En misschien is er een groep mensen die evenals voorheen er toch wekelijks even naar kijkt.

Zou ik de blog voortaan in het Engels schrijven of toch maar in het Nederlands? Ik heb voorlopig voor het laatste gekozen, ook al zouden er wel redenen kunnen zijn om naar het Engels over te stappen, omdat veel van wat ik tegenwoordig in de vorm van boeken en artikelen produceer in het Engels uitkomt. Ik zou met een Engelstalige column wellicht meer lezers bereiken. Maar toch–ik woon in Nederland en voel me intens met de Nederlandse samenleving en met mijn kerk in Nederland verbonden–en dat laatste gegeven zal waarschijnlijk de meeste stof leveren.

Toen ik destijds mijn wekelijkse stukje op de kerkelijke website publiceerde was dat vooral omdat ik als voorzitter van de kerk met de leden wilde commuiceren. Er waren toch wel steeds dingen waar ik iets over wilde zeggen en waarbij mijn blog een prima medium was. Het is immers wat informeler dan een artikel in Advent en je kunt ook meteen op iets reageren, terwijl dat via een tijdschrift natuurlijk altijd veel langer duurt en je maar moet afwachten of er ruimte is.

Een van de redenen om weer met deze traditie te beginnen is ook dat er nogal wat andere mensen van adventistische huize zijn die ook op het web van zich laten horen. Eerlijk gezegd zijn dat nogal eens geluiden waar ik me niet zo in kan vinden en vind ik dat het geen kwaad kan als daar af en toe ook een andere visie tegenover staat. Maar laat het helder zijn: Ik schrijf volledig op eigen titel en ben op geen enkele (ook niet verkapte) wijze een kerkelijke spreekbuis.

Goed, we zien wel wat het wordt. Reacties zijn uiteraard welkom, ook al zal ik daar nog wel wat spelregels voor moeten ontwikkelen. Intussen: laat anderen in uw omgeving weten van het bestaan van http://reinderbruinsma.com.