Daily Archives: April 18, 2011

Een exposant en een middernachtsroeper

 

Een cultureel hoogtepunt in Zeewolde is weer geschiedenis.  Het afgelopen weekend was er een ‘kunstroute’. Ruim 25 beeldende kunstenaars (beroeps-, semiberoeps- en amateurkunstenaars), die verenigd zijn in de Kunstkring van Zeewolde, exposeerden in hun eigen atelier of bij hen thuis. Maar er waren ook enkelen die hun werk exposeerden in het kerkelijk centrum ‘De Open Haven’ in het centrum van Zeewolde. Mijn vrouw Aafje was een van hen. Het bleek een prima plaats om te exposeren en ook de pers wist haar daar te vinden, zoals o.a. blijkt op de website ‘Blik op Zeewolde’ en zoals morgen ongetwijfeld ook zal blijken als het plaatselijke krantje Zeewolde Actueel overal in de bus glijdt. Daarmee is Aafje ongetwijfeld een bekendere persoon in onze woonplaats dan ik. En terecht, want ze maakt mooie dingen! [Ze wist trouwens ook al eerder de plaatselijke media te halen, vanwege haar portretten en andere schilderijen, en doordat ze twee jaar geleden de wisselbeker won bij het Groot Zeewolder Dictee!]

 

Maar, ik kan mij troosten met de gedachte dat ik toch ook niet geheel in de vergetelheid weg weggezakt. In zijn laatste boek dat heel onlangs verscheen (Dienstreizen van een Thuisblijver) heeft Maarten ’t Hart het weer eens nodig gevonden zijn  afkeer van het zevende-dags adventisme te etaleren en en passant heb ik ook de eer daarbij te worden vermeld. In dit kostelijke, autobiografische boek is een heel hoofdstuk gewijd aan zijn botsingen met zevende-dags adventisten en zijn gedateerde visie op hun verfoeilijke ideeën. Geheel volgens verwachting komen de traumatische jeugdherinneringen weer boven van zijn bijbaantje als broodventer in de Piet Heinstraat in Maassluis waar enkele bewoners adventist waren geworden. Volgens het sterk overdreven en voor een goed deel onjuiste verhaal (zo heb ik gehoord van de nazaten van de betreffende tot het adventisme ‘bekeerde’ bewoners) zou men de jeugdige Maarten’ Hart een aantal keren fysiek hebben belaagd toen hij met zijn broodbezorgactiviteiten de sabbat durfde te ontheiligen.

 

Het grootste deel van het hoofdstuk over de adventisten—die hij met het voor deze gelegenheid uitgevonden woord ‘middernachtsroepers’ aanduidt—gaat over wat zij, volgens ’t Hart, geloven.  Het is niet allemaal onzin wat hij schrijft. Herhaaldelijk citeert hij (zij het nogal selectief) uit een boekje dat ik zo’n vijftien jaar geleden schreef en zo word ik dan herhaaldelijk met naam en toenaam genoemd, waarbij ik zelfs een keer een pluim van hem krijg. Het feit dat hij mij de ‘paus’ van het Nederlandse adventisme blijft noemen, geeft overigens wel aan dat hij (a) de belangrijkheid van de positie van een kerkelijk leider in de Adventkerk ernstig overschat; en (b) er kennelijk niet van op de hoogte is dat ik het stokje al weer drie jaar geleden heb doorgegeven.

 

Ik herken het beeld dat Maarten ’t Hart van mijn kerk schetst niet. Dat komt niet zozeer doordat hij feitelijke onjuistheden meldt (ook al is dat wel hier en daar het geval), of schromelijk overdrijft (dat hoort er bij hem nu eenmaal bij en is de teneur van het gehele boek). Maar het is heel moeilijk, of misschien zelfs volstrekt onmogelijk, om een geloofsgemeenschap recht te doen als je alleen maar wat historische feitjes kent en ruwweg denkt te weten wat zij geloven. Daar is heel wat meer voor nodig en daarom zullen we ook dit keer Maarten ’t Hart maar weer grootmoedig zijn nogal mismaakte portret van het adventisme vergeven. 

 

Maarten’t Hart blijft een schrijver die ik heel erg waardeer. Ook het hoofdstuk over de ‘middernachtsroepers’ heb ik met smaak gelezen. En ik heb er ook nog wel iets van geleerd.  Ik moet misschien zelf ook niet te snel denken dat ik mij een evenwichtig en juist beeld van andere geloofsgemeenschappen kan vormen. Daar is meer voor nodig dat wat feitenkennis—zelfs al die kennis wat groter is dan die van Maarten ‘t Hart van het adventisme!