Yearly Archives: 2012

Een druk weekje

(Woensdagavond 28 november) Dit wordt een korte blog. Als je vermoeid bent, raak je wat extra vatbaar voor een griepje en dat is helaas op dit moment mijn lot.  Maandag kwam ik thuis na een soort van achtdaagse veldtocht. Samen met mijn vriend en collega Peter Roennfeldt maakte ik een intensieve tournee door Belgie en Luxemburg. Hij deed zo’n 70 procent van alle gepraat, terwijl ik ruim 2300 km aan het stuur zat.  In totaal hadden we 17 bijeenkomsten, verdeeld over acht dagen, met daartussen door de nodige informele contacten. Peter woont nu in  Australie, maar heeft tien jaar in Europa gewoond and komt hier nog enkele malen per jaar. Hij is, wat in het jargon heet, een ‘church growth consultant’. Hij heeft tussen een reeks lezingen in Duitsland en bezoeken aan enkele Deense ‘church plants’ ruim een week voor ons in Belgie vrijgemaakt en heeft een aantal presentaties gegeven over kerkgroei—door middel van het ‘planten’ van kerken, het werken met kleine groepen, het organiseren van Alpha-cursussen, enzovoort. We hebben met groepjes mensen gepraat die belangstelling hebben getoond om met een kerkgroei-initiatief aan de slag te gaan en met enkele kerkbesturen over hoe men een plaatselijke gemeente zou kunnen revitaliseren.

Het was voluit de moeite waard. Aan de ene kant hoor je tijdens zo’n reeks bezoeken van teleurstelling en frustratie. Men heeft al zoveel geprobeerd en met zo weinig succes!  Maar je ontmoet ook allerlei mensen die vragen om advies en training en die zeggen: ‘Geef me het gereedschap’. En zo hebben we naar mogelijkheden gespeurd en daar moet dan natuurlijk in de komenden maanden op worden voortgebouwd.

Maar het kost wel een flinke portie energie. Het herinnert me aan wat Jan Paulsen, de vroegere voorzitter van de Generale Conferentie, vorige jaar eens tegen me zei: ‘Ik wilde dat ik dertig jaar geleden de ervaring had die ik nu heb en dat ik nu de energie zou bezitten die ik toen had.  (Ik denk aan zijn naam omdat ik een paar dagen geleden toevallig een email van hem had waarin hij vertelde over het prive-bezoek dat hij heeft gebracht aan de Koning van Noorwegen; en nu we het toch over vroegere Generale Conferentievoorzitters hebben: Robert Folkenberg mailde me deze week om me te laten weten dat hij mij via LinkedIn voor een aantal gebieden van expertise heeft aangeprezen.  Dat ik dat nog eens mocht meemaken, want we hebben ooit diverse malen flink de degens gekruist.)

Vandaag ben ik even heen en weer gegaan met de trein naar Brussel om een vergadering te leiden van het Dagelijks Bestuur. We zijn maar tot de helft van de 46 agendapunten gekomen. Het kostte mijn collega’s de nodige inspanning om mijn knierpend stemgeluid te verstaan, ongeacht of ik Nederlands of Frans sprak.  terwijl ik deze regels schrijf ben ik weer bijna thuis.  Vroeg naar bed en dan morgenochtend nog snel een paar Sinterklaascadeautjes kopen die hopelijk nog op tijd bij de kleinkinderen in Zweden zullen arriveren.

En met deze korte, en tamelijk saaie, blog moet u het dit keer doen. Volgende week hoop ik weer in betere vorm te zijn.

 

Hemel en hel

 

De Generale Synode van de PKN heeft zich onlangs uitgebreid beziggehouden met de vraag of de hel wel bestaat. Volgens de Heidelberger Catechismus—een van de documenten waarop deze kerk haar theologie baseert—is het heel duidelijk: de hel is een eeuwig brandend vuur waarin de ongelovigen onafgebroken worden gepijnigd, terwijl de gelovigen eeuwig allerlei prettige dingen in de hemel zullen doen.  Een kerklid uit Haarlem had een gravamen ingediend. Dat is een mooi Latijns woord voor een bezwaarschrift.  (Eventjes was ik jaloers. Bij onze kerkelijke leiding komen regelmatig klachten binnen, maar nooit eens een gravamen. Maar dat terzijde.)  De 79-jarige heer Bokhout meende op grond van wat hij in de Bijbel leest dat je niet kunt bewijzen dat het traditionele beeld van het altijd maar brandende hellevuur op waarheid berust.Bovendien kun je toch immers niet rijmen met alles wat we over een liefdevolle God weten!?

De Generale Synode had het er wel moeilijk mee, maar uiteindelijk wilde men toch niet tornen aan de bewoording van de Heidelberger Catechismus, ook al werd er verder tamelijk mistig over gedaan wat je daar dan als hedendaagse gelovige precies van moet denken.

Door de loop der eeuwen zijn er steeds meer nieuwe ideeën geweest over de eindbestemming van de mens. Wie een beetje verstand heeft van kunstgeschiedenis, zal beamen dat kunstenaars op alle mogelijke manieren hebben geprobeerd een beeld te geven van het hellevuur en van het hemelse genot. En zowel christenen als andere gelovigen hebben zich met het uiteindelijke lot van de mensheid beziggehouden. Voor sommigen  is de hemel een heel concreet pretpark waarin vooral mannen vanwege de aanwezigheid van een fikse hoeveelheid willige maagden ruimschoots aan hun trekken zullen komen. Anderen spreken over de hemel in heel abstracte termen.  En er zijn legio beelden daar ergens tussenin. En datzelfde geldt ook voor de hel.

De eeuwigheid van de goddelijke straf wordt tegenwoordig door veel theologen en christenen in allerlei geloofsgemeenschappen betwijfeld. Soms neigt men in de richting van ‘alverzoening’: Gods liefde staat er garant voor dat het uiteindelijk wel goed komt met iedereen. Maar zover willen vele anderen niet gaan.  Het is interessant te zien hoe het standpunt dat adventisten vrijwel vanaf het begin van hun beweging hebben verdedigd steeds meer bijval krijgt:  De hemel is een plaats waar de gelovigen voor altijd in een staat van volmaaktheid zullen kunnen leven.  De hel is een naam voor de eeuwige dood, de totale verdelging van het kwaad en het finale einde van degenen die de kant van het kwaad hebben gekozen. Voor hen is het over en uit—voor altijd. Het is een eeuwige straf, omdat deze eeuwige consequenties heeft.

Ik heb vaak nagedacht over hoe ik mij de hemel en de hel nu precies moet voorstellen. Ik vind de hemel een lastig onderwerp. Ik wil er wel graag komen, maar veel van wat ik er over lees en in de kerk hoor lijkt me niet zo bar aantrekkelijk. Het staat wel erg ver af de dingen die nu mijn leven vullen en mooi maken. Natuurlijk, het feit dat er geen mensen meer ziek worden of doodgaan en dat iedereen goed met iedereen zal kunnen opschieten, staat me aan. Maar eeuwig op mijn harp spelen en jubelen aan een ‘glazen zee’—daar kan ik niet veel mee.

En de hel?  Vraag heb ik me afgevraagd waarom in vredesnaam een opstanding van ongelovigen nodig is als ze daarna toch weer van het toneel moeten verdwijnen. Ja, ik ken de antwoorden die op dit soort vragen worden gegeven. Maar toch kan ik er niet goed mee uit de voeten.

Wat zou je de essentie van hemel en hel kunnen noemen? Is niet het meest concrete aspect van de bijbelse beschrijving van de hemel, dat het is de plaats is waar God bij de mensen zal zijn? En zou je niet kunnen zeggen dat in laatste instantie de hel gedefinieerd kan worden als de totale afwezigheid van God?  En, als je die benadering kiest, moet je dan verder niet concluderen dat er een hemel op aarde kan zijn, maar dat je leven hier ook in een hel kan veranderen?  Niet in de eerste plaats door externe factoren die ellende of geluk brengen, maar als gevolg van de ruimte die God in je leven krijgt toebedeeld?  De hemel is een manier van leven, van zijn, waarin God voluit aanwezig is. De hel is het tegendeel.

Natuurlijk is er—om het theologische te zeggen–een eschatologische dimensie. Die eeuwige dimensie is belangrijk en geeft perspectief aan het tijdelijke. Maar voor vandaag is de vraag niet allereerst of ik straks in de hemel kom, maar of de hemel al in mijn leven is gekomen.  Bedoelde Christus dat ook niet toen hij het had over zijn koninkrijk dat straks komt, maar dat tegelijkertijd al bij ons is?

Terugkerend bij de hel. Bang zijn voor de eeuwige narigheid is nooit een goed motief geweest om dan veiligheidshalve toch maar godsdienstig te worden—want je weet maar nooit! De hel is niet een onderwerp voor straks, maar een realiteit voor nu. De hel is: zonder God leven. Het is een keuze om God buiten te sluiten. Het is een keuze voor de leegte en het niets. De hemel is God in je leven welkom heten en ruimte geven. Vandaag. De rest komt nog wel.

 

Gemengde gevoelens

 

Drie zondagen achter elkaar waren bijna tweehonderd mensen bijeen in Scherpenzeel om te praten en te beslissen over het wel en wee van de Adventkerk in Nederland. Er werd kritisch naar de afgelopen bestuursperiode (2007-2012) gekeken. Er werd herhaaldelijk geconstateerd dat er bestuurlijk wel het een en ander mis is gegaan. Daarom werden er diverse voorstellen ingediend—en aangenomen—om een aantal reparaties te verrichten en bepaalde problemen in het vervolg te vermijden. De discussie was van tijd tot tijd tamelijk verhit.  Maar het ging wel ergens over.

De (her)verkiezing van voorzitter Wim Altink had heel wat voeten in de aarde en werd zelfs op de laatste van de drie congresdagen nog opnieuw ter discussie gesteld. Maar gelukkig werd aan het eerdere besluit niet getornd. De keuze van Tom de Bruin als secretaris was verre van unaniem.  Was het misschien zijn leeftijd (33 jaar) die op bezwaren stuitte?  Ik moet erkennen dat de keuze ook mij verraste en dat ik ook eventjes aan het leeftijds-facet dacht. Maar ik herinnerde me toen al snel dat ikzelf nog een paar jaar jonger was, toen ik in een bestuurlijke rol binnen de kerk terechtkwam.  De naam van de nieuwe penningmeester kwam eveneens als een verrassing, maar kennelijk was de informatie over diens financiële expertise geruststellend genoeg om hem van een comfortabele en snelle verkiezing te verzekeren. Bij de invulling van de andere posten keek menige afgevaardigde op van de verkiezing van Hans Ponte als coördinator van het jeugdwerk. Maar er bleek grote mate van instemming. Mijn bewondering voor iemand die rond de leeftijd van zestig jaar een dergelijke veeleisende taak (ook in fysiek opzicht) op zich wil nemen!

Ik was blij verrast dat het behandelen van de moties, die ter bestudering aan het plannencomité waren doorgegeven, zo gladjes verliep.  Urenlang hadden we als comité gewikt en gewogen over wat wel of niet in het belang van de kerk zou zijn, en over hoe een en ander geformuleerd moest worden. Ik had het voorrecht om dit comité voor te zitten en vervolgens ook in de plenaire zitting het resultaat toe te lichten.  Het vrat energie en ’s avonds was ik tot weinig anders nog in staat dan om met mijn vrouw naar de plaatselijke pizzeria te gaan en mijn voorkeurspizza (quattro fromaggio) te verorberen.

Al met al maakte het tamelijk soepele verloop van de middag van de derde dag dat ik naar huis ging met een minder grote kater dan na dag 1 en dag 2. Maar ik had toch gemengde gevoelens.  Ja, we hadden de agenda afgewerkt. En ja, ik was blij met de keuze van de leiders van de Nederlandse kerk en de keuze van het nieuwe bestuur. En ja, ik was ook blij dat er geen moties waren aangenomen die naar mijn mening de klok van de kerk vele jaren terug zouden zetten.

Maar er is ook een andere kant. Ik kan wel begrijpen dat er soms een zekere achterdocht was omdat de bestuurders er kennelijk de afgelopen periode niet in slaagden voldoende transparant te zijn. Ik kan ook begrijpen dat er tegenstemmers waren bij het kiezen van enkele van onze leiders. En ik wil respect hebben voor afgevaardigden die niet konden instemmen met bepaalde trends en met bepaalde ideeën die door enkele moties werden bekrachtigd (zoals de overtuiging dat het moet ophouden met de ongelijke behandeling van mannen en vrouwen binnen de kerk). Of, om het dichter bij huis te brengen: Ik wil accepteren dat anderen over bepaalde dingen anders denken dan ik.

Maar ik kan met de beste wil van de wereld niet begrijpen dat er tegenstemmers zijn bij een motie die vraagt om onderling begrip en tolerantie.  En dat er bij sommigen een aarzeling is om in stemmen met het ideaal van een ‘betrokken’ kerk.

De brandende vraag blijft: Wat kunnen we in Godsnaam doen om, ondanks verschillen in opvattingen en cultuur, ervoor te zorgen dat we allemaal beseffen dat we op hoofdlijnen één zijn en ons met volle overtuiging gezamenlijk aan onze opdracht willen wijden?

Die gedachte houdt mij bezig nu ik (maandagmiddag) in de trein zit naar Parijs, waar ik morgen de kerk in België en Luxemburg (met enkele anderen) vertegenwoordig bij de jaarvergadering van de Franco-Belgische Unie. Ik neem aan dat de twee dagen van vergaderen weinig vuurwerk zullen brengen. Eigenlijk zie ik het als een korte rustperiode tussen een paar drukke weken die achter me liggen en een heel volle week die op zondag a.s. begint. Acht dagen lang trek ik dan met Peter Roennfeldt (de Australische kerkgroei-expert die ons ook in Europa regelmatig komt adviseren) door België en Luxemburg in een poging de predikanten en Adventgemeenten verder te inspireren. Ik verwacht er veel van.

 

Verkiezingen en 100

 

[Woensdagmorgen 7 november, 7 uur].  Zojuist heb ik de televisie aangezet in mijn hotelkamer in Kortrijk, waar ik gisteravond een belangrijke afspraak had. Ik had gehoopt op een overwinning van Obama en die hoop werd gelukkig realiteit: Barack Obama mag nog vier jaar in de VS regeren. Het worden moeilijke jaren voor hem, want hij zal heel veel tegenstand krijgen van het Congres dat republikeins blijft. Maar alles is beter dan een republikeinse president, of die nu Bush of Romney heet.  Mijn meeste Nederlandse blog lezers zullen het daarmee eens zijn. Als Nederlanders hadden moeten kiezen tussen Obama en Romney, dan had de zittende president met zo’n tachtig procent op zijn sloffen gewonnen!  Maar veel Amerikaanse lezers van de Engelstalige versie van mijn blog zullen in mineur zijn, want helaas stemt een zeer aanzienlijk deel van de Amerikaanse christenen, inclusief adventisten, republikeins. Ik zal dat nooit kunnen begrijpen. Terwijl ik deze regels schrijf, luister ik naar de speech waarin Romney zijn nederlaag toegeeft met opmerkelijk verzoenende woorden. Het wachten is nu op de overwinningsspeech van Obama.

Ook in een ander groot land zijn deze week verkiezingen, namelijk in China, waar overmorgen de nieuwe leider wordt gekozen. Dat gaat wel heel anders dan in de VS, maar daarom is het niet minder belangrijk.

Ja, en ook de Nederlandse Adventkerk is in de ban van verkiezingen. Afgelopen zondag werd tijdens de tweede dag van het vijfjaarlijkse congres de nieuwe voorzitter van de kerk gekozen. Het was bloedstollend spannend, maar uiteindelijk werd Wim Altink in zijn voorzittersrol geprolongeerd. Ik hoopte op dat resultaat. Maar net als Obama heeft hij te maken met aanzienlijke groepen die een andere leider wensten. Ik ben blij dat hij desondanks bereid is om leiding te blijven geven aan de kerk. Hij heeft gemerkt dat het soms een heel ondankbare rol is. Gelukkig heeft hij te maken met een kerk en mag je van kerkleden verwachten dat de keuze van de meerderheid wordt gerespecteerd en dat men achter de gekozen leider gaat staan en hem steunt. We bidden hem sterkte toe.

Maar ik begin ook met andere gevoelens aan deze dag. 7 november is de verjaardag van mijn moeder. Het is vandaag precies honderd jaar geleden dat zij werd geboren. Helaas werd zij geen honderd maar moesten wij tevreden zijn met 79 levensjaren.  Het is al weer 21 jaar geleden dat we haar wegbrachten naar de begraafplaats in Zeist.  Op 8 november was de verjaardag van mijn jongste zus. Zij zou morgen 62 zijn geworden, maar zij heeft met ongeveer de helft van dat aantal jaren genoegen moeten nemen. Het is niet iets waar ik elke dag aan denk, maar zo af en toe komt het boven en onderstreept het weer eens even dat we allemaal steeds maar een dag tegelijk ontvangen en niet weten waar de teller blijft steken.

Maar elke dag brengt ook weer verrassingen. Toen ik een half uurtje geleden mijn e-mail opende, zag ik dat er een uitnodiging was om een adventistisch theologencongres bij te wonen in maart van volgend jaar in Beiroet en om daar een onderwerp te presenteren. Ik hoopte op een dergelijke uitnodiging maar had het eigenlijk niet verwacht nu ik toch al enige tijd ‘in ruste’ ben.

Met al deze gemengde gedachten ga ik nu eerst maar eens even ontbijten. Ik wacht daarna de morgenspits even af, lees een hoofdstuk in de biografie die ik onderhanden heb (dit keer over de grote, maar soms uiterst merkwaardige, filosoof Ludwig Wittgenstein) en rijd dan de ruim 280 kilometer naar Zeewolde. Ongetwijfeld kan ik onderweg nog heel van analyses van de verkiezingen in de VS van Amerikadeskundigen beluisteren!

Geschiedenis

 

Tussen de bedrijven door heb ik in de afgelopen tien dagen het laatste boek van de vorig jaar overleden historicus A.Th. van Deurssen gelezen: In Katwijk is Alles Anders.  Ik kocht het boek niet omdat ik een bijzondere band heb met Katwijk. Maar eerdere boeken van deze man fascineerden mij, vooral zijn boek Een Dorp in de Polder (1994).

In Een Dorp in de Polder schrijft van Deurssen over het dagelijks leven van gewone mensen in het 17e eeuwse Graft, een klein plaatsje niet ver van Alkmaar. Ik woonde in mijn jeugd er ongeveer 10 kilometer vandaan.  Ik had destijds geen idee van de roemrijke geschiedenis van dit plaatsje, dat in de zeventiende eeuw een flink aandeel had in de vaderlandse walvisvaart.

Het toeval wil dat heel veel bronnen uit die periode in Graft bewaard zijn gebleven, zodat van Deurssen voldoende materiaal had om ons een goed idee te geven van hoe het dagelijks leven in Graft er destijds moet hebben uitgezien. Het bijzondere is eigenlijk dat je, als je het boek hebt gelezen, niet alleen veel weet van de lotgevallen van een aantal families in het Graft van de Gouden Eeuw, maar dat je vooral ook een veel beter algemeen beeld hebt gekregen van die periode van de vaderlandse geschiedenis dan je vaak krijgt in de klassieke geschiedenisboeken.

Van Deurssen gebruikt een manier van geschiedschrijving die mij heel erg aanspreekt en daarom liet ik mij ook verleiden het boek over Katwijk aan te schaffen, want daarin doet hij iets soortgelijks als in zijn boek over Graft.  Hij laat zien hoe Katwijk zich in de laatste 60-70 jaar heeft ontwikkeld. Maar zonder dit met veel woorden te benadrukken gebruikt van Deurssen de veranderingen in Katwijk in feite als een model van wat zich in de gehele Nederlandse Bible Belt voltrok, en eigenlijk ook van de voortschrijdende secularisering in ons van oorsprong Calvinistische Nederland.

Er zijn meer historici die het op deze wijze aanpakken. Een beroemd voorbeeld is de studie van Emmanuel le Roy Ladurie, die enkele tientallen jaren geleden in zijn boek Montaillou een gedetailleerde beschrijving gaf van wat de Inquisitie aanrichtte in een veertiende-eeuws dorpje in de Pyreneeën. De inwoners van het dorp werden ervan verdacht dat zij aanhangers waren van de door de Kerk gehate beweging van de Katharen (ook wel bekend als Albigenzen).  Hoewel het boek in zekere zin een stukje geschiedenis presenteert op de vierkante millimeter, heb je toch na lezing ervan een heel goed over-all beeld gekregen van de Katharen—wat ze dachten, wat hen motiveerde en hoe ze behandeld werden. [Helaas ben ik het boek kwijtgeraakt. Ik heb het ooit uitgeleend aan de Nederlandse ambassadeur in Yaounde, Kameroen, maar heb het nooit teruggekregen!)

Geschiedenisboeken beperken zich vaak tot een beschrijving van de rol van de belangrijkste leiders en van hun grote daden (of het gebrek daaraan). Maar het leven van de gewone mensen blijft gewoonlijk sterk onderbelicht en daardoor krijg je maar een heel eenzijdig en beperkt beeld van hoe het in feite was. Dat geldt ook voor de kerkgeschiedenis. Als we ons, bijvoorbeeld, bezighouden met de geschiedenis van de kerkhervorming van de zestiende eeuw, gaat het meestal vooral over Luther en Calvijn en hun directe medewerkers, maar horen we weinig over hoe de gewone mensen het allemaal ervoeren en hoe de dorpspastoor van katholiek geestelijk tot ‘gereformeerde’ dominee evolueerde.

Wie over de geschiedenis van het adventisme schrijft, legt meestal ook de nadruk op de belangrijke leiders—de ‘pioniers’ van het eerste uur en de voorzitters van de Generale Conferentie die na hen kwamen—en de belangrijkste bijeenkomsten (zoals de conferenties van 1888 en 1901). Maar dat geeft slechts een heel eenzijdige blik op de geschiedenis.

De geschiedenis van de Adventkerk in Nederland wordt ook niet samengevat in de fotogalerij van unievoorzitters die op de benedenetage van het landelijk kantoor te vinden is (hoewel het me deugd doet dat mijn foto er tussen hangt). Je zou, als je de geschiedenis van de Adventkerk in Nederland zou willen beschrijven, misschien een plaatselijke gemeente moeten nemen en moeten nagaan wat er in zo’n gemeente allemaal is gebeurd en welke processen er hebben gespeeld. Hoe functioneerde die gemeente in de jaren 1950? Hoe zag de eredienst er daar vijftig geleden uit? En dertig jaar geleden? En nu? Hoe evangeliseerde men door de jaren heen vanuit die gemeente? Wat laten de notulen van de vergaderingen van het gemeentebestuur (nu meestal als ‘kerkenraad’ aangeduid) zien ten aanzien van disciplinaire maatregelen? Enz., enz. Dat zou een pakkend beeld kunnen geven van de eigenlijke geschiedenis van het adventisme in Nederland. Laten we hopen dat er iemand is die zo’n soort boek nog eens schrijft.