Yearly Archives: 2016

Hofni, Pinechas, Muis en Kuitert

 

Een paar dagen geleden las ik een flink stuk van het bijbelboek 1 Samuel. In het tweede hoofdstuk maken we vrij uitgebreid kennis met Eli en zijn twee zonen, Hofni en Pinechas. Dit drietal was verantwoordelijk voor de gang van zaken in het heiligdom in Silo. Het zou een geweldige understatement zijn om te zeggen dat Eli weinig succes had bij het coachen van zijn twee zoons. Hofni en Pinechas namen het niet erg nauw met de regels voor hun heilige werk en gedroegen zich ook in andere opzichten nogal immoreel. Eli probeerde zijn zoons te corrigeren, maar ‘zij luisterden niet naar hun vader.’ En dan volgt er een opmerking  die ons nogal cru in de oren klinkt. We horen de reden waarom Hofni en Pinechas zo hardleers blijven. ‘Want de Heer had al besloten om hen te doden’ (1 Samuel 2:25 BGT).

We moeten ons in nogal wat exegetische bochten wringen om deze bijbelwoorden verteerbaar te maken. De moeilijkheid ligt in het woordje ‘want’.  Dat veronderstelt een oorzakelijk verband: God had al besloten om deze beide mannen te doden en daarom bleven zij ongehoorzaam. Het lijkt wel of hun eigen wil daarbij werd uitgeschakeld en er sprake is van een soort voorbeschikking: God wilde dat zij niet naar vader Eli zouden luisteren.

Ik moest aan deze tekst denken toen ik de dag daarna verder las in een boek dat ik onderhanden heb. Het is het boek van de Amsterdamse professor Jan Muis: Onze Vader: Gelovig spreken over God (Uitgeverij Boekencentrum, 2016). In het eerste deel van dit boek gaat Prof. Muis vooral in op de vraag wat de aard is van menselijk spreken over God en, zo ja, hoe zeker we ervan kunnen zijn dat degene over wie wij spreken echt bestaat en hoe wij met menselijke woorden iets over hem kunnen zeggen. Op blz. 124 kwam ik een paar zinnen tegen die ik dubbel heb onderstreept. Zij raken m.i. aan de vraag hoe je een tekst als 1 Samuel 2:25 (en veel andere moeilijke teksten) zou moeten benaderen. ‘Gelovigen kunnen tot ware beweringen over God komen op grond van Gods aanspraak en zelfopenbaring. Buiten deze aanspraak en openbaring weten we niets zinnigs over God te zeggen. Dat betekent dat de openbaring niet alleen de grens is voor het christelijk spreken over God, maar ook een grens markeert voor het speken en denken over hem.’  En even verder: ‘Wanneer we spreken tot en over God, dienen wij altijd rekening te houden met de grens van de openbaring: wij kunnen in ons spreken over God ook te ver gaan, meer zeggen dan op grond van openbaring en geloof mogelijk is.’

Met andere woorden: We moeten niet denken dat we een antwoord kunnen vinden op al onze nijpende vragen en een heldere verklaring kunnen vinden voor alle bijbelse uitspraken. Er is een grens die we niet kunnen overschrijden. En daar moeten we niet over morren, maar we dienen in het geloof eerbiedig voor t stoppen.

Ik hoop de komende dagen het boek uit te lezen. Een aanrader, voor wie theologische interesse heeft en ‘gelovig’ over God wil spreken.

Daarnaast kan ik deze week een ander boek nauwelijks neerleggen. Ik vond het een paar dagen geleden in de VU boekhandel in Amsterdam. Ik had een afspraak op de VU en als ik daar kom zuigt de VU boekhandel (links van de hoofdingang) me als een magneet naar binnen. Het boek dat ik daar zag (en kocht) is een biografie over Harry Kuitert—de van huis uit gereformeerde theoloog die heel veel tongen en pennen in beweging bracht. Het is buitengewoon boeiend over zijn geleidelijke ontwikkeling als theoloog te lezen. In de eerste 200 bladzijden die ik inmiddels heb gelezen herken ik veel van mezelf. Ik denk dat ik er in een blog in de nabije toekomst nog wel een keer op terugkom!

 

De kloof tussen mannen en vrouwen

 

Vergezeld van een drietal Nederlandse collega’s neem ik deze week deel aan een internationaal symposium over aspecten van zending en kerkgroei. De plaats van samenkomst is de adventistische Friedensau Universiteit in het oosten van Duitsland, niet zo ver van Magdeburg. De universiteit biedt een plezierige omgeving en goede faciliteiten voor dergelijke bijeenkomsten, ook al ligt de campus naar mijn smaak wel wat ver van de bewoonde wereld.

Ik was een van de ongeveer vijftien sprekers en was meteen al op dinsdagmorgen, aan het begin van de conferentie, als eerste aan de beurt om mijn presentatie te houden. Mijn onderwerp was: Criteria voor een gezonde kerk. Ik behandelde het onderwerp met behulp van een ‘power point presentatie’, maar hoop mijn betoog binnenkort op een meer academische manier op schrift te stellen, met de gebruikelijke bronvermeldingen.

Een van de onderwerpen die mij bijzonder boeide was een presentatie van een Bulgaarse deelnemer. Hij had een studie gemaakt van de demografische opbouw van de Adventkerk in zijn land. Hij had een groot aantal dia’s met cijfers en grafieken. Zoiets kan soms snel vervelen, maar hij wist er een boeiend verhaal van te maken.

De Adventkerk in Bulgarije heeft ongeveer 7.500 leden, waarvan ongeveer tien procent in  het buitenland wonen. Driekwart van de leden zijn etnische Bulgaren, terwijl ongeveer een kwart bestaat uit Roma’s (zigeuners). De kerk heeft in de afgelopen jaren voortdurend een daling in ledental gezien. Voor zover er groei is, is die hoofdzakelijk te vinden in de gemeenten van de Roma’s.

Een element dat mijn bijzondere aandacht trok is het feit dat het verschil tussen aantallen mannen en vrouwen in de Bulgaarse kerk nog veel groter is dan gemiddeld in andere landen. In de meeste westerse landen schommelt het percentage van vrouwelijke en mannelijk kerkgangers rond de respectievelijk 58 (vrouwen) en 42 (mannen). Dat is zowel in andere christelijke kerken als in de Adventkerk het geval. Maar in Bulgarije liggen de percentages op respectievelijk 68  vrouwen en 32 procent mannen.

Er ontstond een boeiende discussie over de reden voor deze ‘gender gap’. Er was geen duidelijke reden aan te geven voor het feit dat de Bulgaarse cijfers zo afwijken van het gemiddelde. De discussie spitste zich daarna vooral toe op de vraag waarom in het algemeen vrouwen zich meer tot de kerk aangetrokken voelen dan mannen. De spreker zag de oplossing niet in het opzetten van een mannenpastoraat (‘men’s ministry’), of zo iets, maar eerder in een verwijderen van de dingen die mannen uit de kerk houden.

Allerlei zaken werden genoemd die ervoor zorgen dat het kerkelijk leven vooral vrouwelijke aspecten heeft, zoals o.a. de aankleding van de ruimte voor de eredienst (bloemen), de zoete plaatjes die steeds vaker in allerlei ‘power points’ worden gebruikt, en het feit dat Jezus Christus dikwijls op een heel ‘softe’ manier wordt gepresenteerd. Het zou moelijk zijn voor veel mannn om zich met aan dergelijke Jezus als rolpatroon te identificeren. Wat mij vooral aan het denken zette was de suggestie dat mogelijk een van de redenen te vinden is in de aanpak van het kinderwerk (kindersabbatschool), waarin vrouwen de hoofdrol hebben en waarin de jongens ook moeten meedoen aan allerlei activiteiten die meisjes veel meer aanspreken dan jongens.

In de literatuur is ook veel gespeculeerd over dit vraagstuk van de ‘gender gap’. Sommigen hebben gesuggereerd dat de christelijke deugden die vooral in de kerk worden benadrukt (nederigheid, zachtmoedigheid, enz). eerder vrouwen dan mannen aanspreken.

De lezing van de Bulgaarse deelnemer aan het symposium heeft mij geprikkeld om mij verder in het onderwerp te gaan verdiepen.  Maar tegelijkertijd besef ik dat vanaf het allereerste begin van de kerk vrouwen al vaak aanwezig waren waar mannen het lieten afweten! Denk aan de opstandingsmorgen.

Het is nu ik dit schrijf donderdagmorgen. Vandaag nog een volle dag met presentaties en discussies. Morgen vroeg word ik naar Burg gebracht, een plaatsje op zo’n twaalf kilometer van hier, waar ik op de trein zal stappen naar Berlijn, om vandaar naar Londen te vliegen. Morgenavond en zaterdagmiddag verzorg ik in Oxford onderdelen van het programma van de kerk in Zuid-Engeland tijdens een dag die gewijd is aan de problematiek van de groeiende diversiteit in de kerk.

Wie zou willen beweren dat het leven van een gepensioneerde predikant ssai en eentonig is?

 

Meningsvorming

 

Toen ik op zaterdag 12 november naar Meppel reed om daar te gaan preken hoorde ik een interessant gesprek op Radio 1 met mevr. Tamar de Waal, die zichzelf (volgens haar website) een politiek filosoof noemt. Aanleiding voor het gesprek was de steeds maar voortgaande discussie over ‘zwarte Piet’, maar mevrouw de Waal maakte het onderwerp veel breder. Zij hield een buitengewoon interessant en indringend betoog over het recht tot vrije meningsuiting en het belang van gedegen meningsvorming.

Vrij je mening kunnen uiten is een van de rechten van de mens. Nu kan het zijn dat het ene mensenrecht op gespannen voet staat met een ander recht. Het proces dat op dit moment wordt gevoerd tegen de PVV leider Geert Wilders is daar een spraakmakend voorbeeld van. Hoe ver mocht hij gaan in zijn typering van de Marokkaanse minderheid? Waren zijn uitspraken een gerechtvaardigde uiting van zijn politieke mening, of was zijn ‘minder-Marokkanen’ uitspraak een belediging van een bevolkingsgroep of zelfs duidelijke discriminatie? Had Wilders’ recht op het uiten van zijn mening niet getemperd moeten worden door het fundamentele recht van anderen om niet gediscrimineerd en beledigd te worden?

Mevr. de Waal benadrukte vooral dat mensen die het recht claimen om vrijelijk hun mening te uiten ervoor moeten zorgen dat zij niet zomaar wat schreeuwen en zich niet vooral laten leiden door onberedeneerde onderbuik-gevoelens. Wij hebben, zei zij, allemaal de plicht om moeite te doen om onze mening te vormen door eerst naar anderen te luisteren en standpunten tegen elkaar af te wegen.  Zij haalde het voorbeeld aan van de Griekse filosofen. Vertegenwoordigers van diverse filosofische ‘scholen’ ontmoeten elkaar op de markt, waar zij het gesprek met elkaar aangingen om op die manier hun mening zo nodig bij te stellen.

Het is duidelijk dat veel mensen het vaak jammerlijk laten afweten als het gaat om naar anderen te luisteren en diverse standpunten serieus in overweging te nemen in een poging tot een verantwoorde meningsvorming. Dat zien we in de politiek, vaak op een grove en ergerlijke manier, zoals in de recente strijd tussen republikeinen en democraten in de VS. Ik vrees dat we het ook op grote schaal zullen zien als er in maart a.s. verkiezingen zullen zijn in ons land. Maar we zien het ook binnen de kerk—binnen veel kerkgenootschappen, inclusief de Adventkerk.

In de Adventkerk is er een specifiek probleem t.a.v. vrije meningsuiting. In de officiële kerkelijke media en de door de kerk georganiseerde evenementen (met inbegrip van de plaatselijke bijbelstudie op zaterdagmorgen) kan lang niet iedereen zijn mening kwijt. Tot op zekere hoogte is dat te billijken—een kerk staat voor een bepaalde visie en is geen debaters-club. Maar het zou wel fijn zijn als alle stromingen die er ook binnen de Adventkerk zijn meer ruimte zouden krijgen om te zeggen wat hen beweegt.

Gedegen meningsvorming blijft voor de kerk—en dan vooral ook voor de individuele kerkleden—een absolute prioriteit. We moeten als leden van de kerk onbevooroordeeld luisteren naar Gods Woord, maar ook naar elkaars standpunten en interpretaties. Dat lukt maar heel zelden. De zgn. ’rechter’ vleugel van de kerk luistert nauwelijks naar wat ‘links’ te zeggen heeft—en vice versa. De ‘conservatieve’ groep gaat er gewoonlijk vanuit dat de ‘liberalen’ nog nauwelijks iets geloven, terwijl de ‘liberalen’ of ‘progressieven’ de ‘behoudende’ stroming zien als zielenpieten die niet zelfstandig durven nadenken en zich met traditionele kluitjes in het negentiende-eeuwse riet laten sturen.

Er wordt veel gesproken over de noodzaak om tot grotere eenheid te komen. Wie zal willen ontkennen dat dit belangrijk is? Maar eenheid, waarbij we elkaar echt als ‘broeders en zusters’ (h)erkennen, kan alleen worden bevorderd als we niet tegen elkaar blijven schreeuwen maar naar elkaar luisteren en een verantwoorde mening vormen voordat we onze mening uiten.

Adventisten in het nieuws

 

Omdat we als adventisten (zeker in Nederland) maar een piepkleine minderheid vormen, spitsen we meteen onze oren zodra de naam adventist in de media valt.

Een paar weken geleden ging in de Verenigde Staten Mel Gibsons film Hacksaw Ridge in première. Inmiddels draait hij ook in de Nederlandse bioscopen. De film gaat over Desmond T. Doss, die in de tweede wereldoorlog met groot gevaar voor eigen leven tenminste 75 soldaten redde in de verbeten strijd om een steile klif op het Japanse eiland Okinawa. Het bijzondere aan het verhaal van Doss is dat hij als zevendedags adventisten absoluut weigerde wapens te dragen. Als gewetensbezwaarde werd hij ingezet als ‘medic’. Zijn moed was dusdanig dat hij de Medal of Honor ontving uit handen van President Truman.

Ik weet nog niet of ik de film wil gaan zien. Volgens de berichten is hij erg bloederig en ik houd nu eenmaal niet van oorlogsfilms. Maar het doet mij natuurlijk wel goed dat een zevendedags adventist zo positief voor een wereldwijd publiek wordt neergezet. Bij dat alles vind ik het echter wel heel erg jammer dat in veel landen Desmond Doss’ voorbeeld in het weigeren om wapens te hanteren niet langer wordt gevolgd.

Een andere zevendedags adventist wiens naam momenteel uit de vergetelheid wordt gehaald is die van de Nederlands-Zwitserse Jean Henri Weidner, die zoon van een docent oude talen die lesgaf aan ‘Collonges’, het adventistische onderwijsinstituut aan de Frans-Zwitserse grens, vlak bij Genève. Weidner werd de initiator en leider van de Dutch-Paris ontsnappingsroute, die in de Tweede Wereldoorlog zo’n 1500 mensenlevens redde: joden, maar ook verzetsmensen en neergehaalde piloten. De route liep vanuit België, via Parijs en Toulouse, naar de Frans-Zwitserse grens bij Collonges, of via een sluiproute door de Pyreneeën naar Spanje. Bij dit netwerk waren ruim 300 mensen betrokken, waarvan meer dan veertig door de Duitsers werden gearresteerd, van wie velen de oorlog niet overleefden.

Een Amerikaanse historica, dr. Megan Koreman, heeft in opdracht van de Weidner Foundation drie jaar lang historisch onderzoek gedaan, met als resultaat dat er nu een boek ligt over het werk van Weidner en zijn medewerkers.  Het heet Gewone Helden en is verschenen bij Uitgeverij Boom. Een Engelstalige editie verschijnt binnenkort in Oxford (UK). Het mini-symposium dat op 10 november in het Amsterdamse Hilton Hotel werd gehouden  naar aanleiding van de verschijning van het boek werd door tientallen kinderen en kleinkinderen van personen die hun leven aan de Dutch-Paris route te danken hadden, bijgewoond. Omdat ik vanaf het begin in bescheiden mate bij het project betrokken was, kreeg ik ook een uitnodiging voor dit gebeuren. Wat mij bijzonder trof was de nadruk die ook tijdens dit symposium gelegd werd op de geloofsovertuiging van Weidner die hem motiveerde om zijn eigen leven op het spel te zetten om anderen te kunnen helpen.

En ja, dan is er ook nog Ben Carson, een (eigentijdse) zevendedags adventist die nog veel bekender is geworden dan hij als beroemd chirurg en schrijver van een aantal boeken over zijn leven al was. Hij wierp zich in de Amerikaanse verkiezingsrace als een van de republikeinen die de republikeinse nominatie wilden veroveren om uiteindelijk de kandidaat te worden die het tegen een democratische rivaal zou moeten opnemen. Hij werd al vrij snel uitgeschakeld, maar schaarde zich toen achter Donald Trump. Gisteren zag ik hem weer op CNN. Hij werd genoemd als een van de Trump-getrouwen die mogelijk met een ministerspost zullen worden beloond. Zoals ik met trots kijk naar (en anderen vertel over) Desmond Doss en Jean Weidner, zwijg ik liever over het feit dat Ben Carson een geloofsgenoot van mij is. Hoe hij, als christen ( als zevendedags adventist!) zich achter een amorele leider als Trump kan scharen is mij een groot raadsel. Ik hoop dat hij, als hij mogelijk tot minister voor gezondheidszaken wordt benoemd, angstvallig zal zwijgen over zijn kerkelijke achtergrond. We zullen zien wat er gebeurt. . .

 

Geroepen

 

Sinds ik ruim twee weken geleden uit Zweden naar huis terugkwam ben ik tamelijk productief geweest. (We weten allemaal dat je kunt proberen veel te doen, maar dat is nog niet hetzelfde als productief zijn!)  Naast het voorbereiden van twee nieuwe preken, schreef ik twee korte artikelen in het Nederlands en twee wat langere in het Engels. Daarnaast werkte ik aan twee presentaties voor een congres over ‘Het vieren van onze diversiteit’ dat eind november in Oxford (Engeland) wordt gehouden. Eerder deze week was ik klaar met de eerste presentatie en vanochtend heb ik  de laatste hand gelegd aan de tweede.

En het lukte bovendien ook nog om mijn studeerkamer eens goed op te ruimen en iets plezieriger in te richten, door wat met boekenkasten te schuiven en mijn bureau wat te verplaatsen. Al met al geeft het een voldaan gevoel.

Wat ik deze week ook heel fijn vond was het bekijken van een indringende film die door David Brillhart is gemaakt over het thema van vrouwelijke predikanten in de Adventkerk. De film heet CALLED (Geroepen) en duurt ongeveer een half uur.

Ik ken David sinds 1990. Ik woonde toen in Ivoorkust in West-Afrika en kreeg de opdracht een video samen te stellen over het werk van de kerk in de zgn. Afrika-Indische Oceaan Divisie, die naast enkele Engelstalige landen in West-Afrika (Ghana en Nigeria) alle landen omvatte waar Frans de officiële taal is (tot aan Madagaskar en de Franssprekende eilanden in de Indische Oceaan aan toe). Ik schreef het script en reisde met het team dat de film maakte door een reeks van Afrikaanse landen, terwijl David verantwoordelijk was voor het eindresultaat. Ik herinner mij hoe we in een studio in Californië enkele nachten doorwerkten om de film op tijd klaar te krijgen voor vertoning tijdens de Generale Conferentie in Indianapolis.

Ik ben altijd in regelmatig contact gebleven met David. Het verbaasde me dan ook niet dat ik (met vele anderen) een bericht van hem kreeg met de link naar de film (https://vimeopro.com/user2035123/called), en met het verzoek zijn bericht met zoveel mogelijk anderen in mijn Facebook netwerk te delen.

De film over de ervaringen van vier vrouwelijke predikanten in de Adventkerk in Amerika ontroerde mij op een manier als niet veel films doen. Het gaf een indrukwekkend beeld van de vooroordelen en tegenstand waarmee zij te maken kregen toen zijn met hun werk in de gemeenten die hen waren toegewezen begonnen. Maar gelukkig liet de film ook zien hoe veel vooroordelen verdwenen toen men gewend raakte aan deze vrouwelijke predikanten en hen begon te waarderen.  Brillhart en zijn team slaagden er in hun verhaal te vertellen zonder vruchteloze argumenten over bijbelteksten, maar door het ‘probleem’ een paar gezichten te geven. Een opmerking van een jong meisje met Roemeense ouders raakte me vooral: ‘Schrijf niet het verhaal van iemand anders voordat dat je het van de persoon zelf hebt gehoord.’

In de afgelopen paar dagen hebben David Brillhart en ik ook wat van gedachten gewisseld over een ander project. Zou het niet geweldig zijn als er een soortgelijke film zou kunnen worden gemaakt over de problematiek die ik in mijn recente boek GAAN of BLIJVEN: een boek voor adventisten aan de zijlijn behandel? David zou er graag zijn medewerking aan willen verlenen, maar voorlopig zal het wel een droom blijven—tenzij zich plotseling van ergens een Mecenas aanmeldt die voor de financiering wil zorgen. Maar wie weet?

Vooralsnog vraag ik alle lezers van deze blog de film zelf te bekijken (zie de link hierboven) en er anderen persoonlijk en via de sociale media over te vertellen!