Daily Archives: Juli 14, 2016

De Adventkerk: Was vroeger alles beter dan nu?

 

Er zijn nogal wat adventisten die denken dat het er met hun kerk niet zo goed voorstaat. Ze kunnen moeiteloos een serie dingen opnoemen die hun inziens drastisch zouden moeten veranderen. De oplossing zou zijn om weer terug te keren naar het soort kerk van vroeger. In plaats van een ‘progressief’ adventisme willen zij een ‘historisch’ adventisme.

Als je met deze mensen in gesprek gaat blijkt echter dat zij vaak niet zo erg goed zijn ingelicht over hoe de kerk er ‘vroeger’ uitzag en dat zij een nogal geromantiseerd beelden hebben van de kerk van honderd of meer jaar geleden.

Mijn moeder werd als meisje van een jaar of zestien gedoopt.  Dat was nu ruim tachtig jaar geleden. Haar vader was op een gegeven moment adventist geworden. Of dat ook voor haar moeder gold is mij niet bekend. Haar vader—mijn grootvader—bleef, voor zover ik kan nagaan niet lang bij de kerk. Uit losse opmerkingen van hemzelf en mijn moeder maak ik op dat hij vertrok na slaande ruzies in de kleine gemeente waartoe zij behoorden.

Later, toen ik al enige tijd predikant was, zei mijn moeder wel eens tegen me: ‘Als mensen tegen je zeggen dat het vroeger in de kerk veel beter was dan nu, geloof ze niet. Ik weet wel beter!’ De afgelopen week heb ik weer eens een bevestiging gezien van deze constatering. Ik las de boeiende biografie van Arthur G. Daniells, geschreven door historicus Benjamin McArthur.[1]  Daniells was voorzitter van de Generale Conferentie van 1901 tot 1922—langer dan enige andere voorzitter voor hem en na hem.

Daniells wordt in het boek getekend als een man met wiskracht en visie, een goed bestuurder en onvermoeibaar promotor van de internationale zendingsactiviteiten van de kerk. Hij had een sleutelrol in de reorganisatie van de kerk in 1901 en de jaren daarna. Zijn ervaringen in Nieuw Zeeland en Australië en zijn vele reizen gaven hem een ruime blik. Hij wist goede mensen te vinden voor zijn team en had een nauwe band met Ellen White en haar invloedrijke zoon Willie.

Tijdens de bestuursperiode van Daniells kwam veel tot stand en ongetwijfeld heeft de kerk veel aan hem te danken. McArthur weet dat op overtuigende wijze aan te tonen. Maar hij geeft ook een schat aan informatie over de problemen waarmee Daniells te maken had en de vele negatieve dingen die op zijn pad kwamen. De controverse met dr. Harvey Kellogg was daar een prominent voorbeeld van.

Het beeld dat McArthur op basis van nauwkeurig bronnenonderzoek schetst van de staat van de kerk in de Daniells-periode stemt je nu niet direct vrolijk. Het is naast een verhaal van kerkgroei en van geloof, toewijding en durf, ook een verhaal van veel onderlinge strijd en heilige competitie, van geloofsafval en bitterheid. Het is een verhaal van het openen van nieuwe zendingsvelden en het oprichten van instellingen, maar ook het verhaal van veel financieel wanbeheer en van onchristelijke spanning tussen mannen (ja, vrijwel uitsluitend mannen!) met enorme ego’s.

Ik besef dat een boek als dit zijn beperkingen heeft. Een belangrijk bezwaar is dat geschiedenis (ook de geschiedenis van een kerk) zich meestal vooral bezighoudt met de rol van leiders en met de ontwikkeling van de organisatie. Dat geldt ook voor deze biografie. Het boek vertelt ons heel weinig over wat er bij de ‘grass roots’ gaande was en hoe ‘gewone’ leden met hun geloof omgingen. Maar het totaalplaatje is wel duidelijk: Er is veel dat ons vanuit het verleden inspireert, maar het biedt ons geen ‘blueprint’ voor de kerk van nu. ‘Historisch adventisme’ vertelt ons niet hoe we met alle uitdagingen van onze tijd moeten omgaan. Ook de theologische inzichten van toen zijn geen ijkpunt voor nu, alsof we in honderd jaar niets hebben bijgeleerd. Als mensen je zeggen dat het vroeger in de kerk allemaal veel beter was dan nu, dan kan het boek over Daniells je helpen je mening op dat punt bij te stellen.


[1]  Benjamin McArthur, A.G. Daniells: Shaper of Twentieth-Century Adventism (Nampa, ID: Pacific Press Publishing Association, 2015).