Daily Archives: April 21, 2017

Over de vrijheid van een christen

 

Het is vrijdagmorgen rond zes uur. Vandaag gaan we verder met de conferentie van Adventistische theologiedocenten uit heel Europa, die hier (op de campus van de Friedensau Universiteit in Duitsland) woensdagavond is begonnen. Eigenlijk ben ik hier een beetje een buitenbeentje. Ik ben immers al geruime tijd gepensioneerd en hoewel ik dikwijls wel hier en daar les heb gegeven, heeft mijn loopbaan zich toch grotendeels buiten de collegezaal afgespeeld. Maar ik word toch elke twee jaar weer opnieuw uitgenodigd en heb gewoonlijk een aandeel in het programma. Zo ook dit jaar. Om half tien is het mijn beurt om een lezing te houden. Ik ben een van de vier zogenaamde ‘plenary’ speakers. Dat betekent dat ik een periode heb van bijna anderhalf uur voor mijn lezing en voor de daarop volgnde vragen en discussie, en dat alle deelnemers daarbij aanwezig zijn. (Tijdens een flink deel van het programma zijn er gelijktijdig twee sprekers, zodat men kan kiezen wat het meest bij de eigen interesse aansluit.)

Het thema van de conferentie is: On the Freedom of a Christian– Human Accountability and Liberty in the Light of the Reformation. Aangezien 2017 het jaar is waarin wordt herdacht dat Luther 500 jaar geleden het startsein voor de kerkhervorming gaf door zijn 95 stellingen op de deur van de Slotkapel in Wittenberg te spijkeren, speelt het gedachtegoed van Luther een grote rol in de meeste lezingen.

Over de Vrijheid van een Christen is een van de bekendste vroege publicaties van Luther. Ook mijn lezing sluit daarbij aan.  Deze is getiteld Religious Freedom in the Lutheran tradition and for Adventist Christians in 2017.  Het eerste deel van wat ik ga zeggen bespreekt Luthers visie op het begrip  “vrijheid” en hoe Luther met “vrijheid” in de praktijk omging. Vrijheid betekende voor hem in de eerste plaats dat de mens vrij moet worden van de druk van de wet. De mens wordt vrij door in geloof te aanvaarden dat hij voor God, zonder daar zelf enig aandeel in te hebben, gerechtvaardigd is. Het is dus vooral een kwestie van innerlijke vrijheid. Dit is een grondgedachte van de protestantse theologie. Wat ons uiteraard als protestanten vooral ook aanspreekt is dat Luther de moed had te protesteren tegen allerlei dwalingen en onjuiste praktijken van de middeleeuwse kerk en zich vrij wilde maken de pauselijke tirannie.

Tot zover kunnen Adventisten goeddeels instemmen met Luther. Maar in zijn verdere uitwerking van wat ‘vrijheid’ betekent is dat veel minder het geval. Zo keerde de hervormer zich tegen de gedachte dat de mens een vrije wil heeft. Net als Calvijn hield hij zijn volgelingen voor dat er een (dubbele) uitverkiezing is, waarbij de menselijke wil geen rol speelt. Met veel andere, vooral evangelikale, christenen, zijn adventisten het daarmee zeer oneens.

Ook ten aanzien van andere aspecten van vrijheid zijn Adventisten geen volgelingen van Luther. Hij was zeker niet voor volledige vrijheid van godsdienst voor iedereen. Afwijkende theologische ideeën werden in het Lutherse kamp niet geduld en Luther wilde geen kerk die vrij zou zijn van de staat–en vice versa. In diverse opzichten zijn Adventisten meer verwant aan de ‘radicale’ hervormers die volledige scheiding tussen kerk en staat wilden en die wel een veel grotere mate van tolerantie voor andere ideeën en van vrijheid van godsdienst voorstonden.

Waar het mij in het tweede deel van mijn lezing vooral om gaat is erop te wijzen dat we in dit Lutherjaar niet alleen kritisch moeten kijken naar wat Luther zei en deed ten aanzien van ‘vrijheid’, maar als zevende-dags adventisten onszelf ook een spiegel moeten voorhouden. Van meet af aan hebben wij gestreden voor vrijheid van godsdienst. Vaak was het nodig om ons eigen recht op bijvoorbeeld vrije sabbatviering te verdedigen, maar we zijn vaak ook opgekomen (en dat doen we nog steeds) voor vrijheid van geloof en godsdienst voor elk mens. Helaas zien we echter dat het intern in onze kerkelijke organisatie vaak, en in toenemende mate, aan die vrijheid ontbreekt. Er is een tendens om steeds duidelijker af te bakenen wat iedereen tot in detail moet geloven om een ‘echte’ adventist te mogen heten.  Bijzonder actueel zijn de pogingen van de kerkelijke leiding om de academische vrijheid van de theologen binnen de kerk te beperken.  Daarom besluit ik (heel voorzichtig) mijn lezing met deze conclusie:

“In veel opzichten blijven de opvattingen van Luther–en van Calvijn en de andere grote hervormers–onder de maat. Vijf eeuwen na die gedenkwaardige morgen in Wittenberg, toen Luther zijn 95 stellingen op de deur van de Slotkerk spijkerde, kunnen we ons verheugen over het feit dat de mensenrechten in veel landen hoog op de agenda staan, waarbij ook het recht op vrijheid van godsdienst meestal een belangrijke plaats heeft. Het stemt tot dankbaarheid te zien dat de Adventkerk steeds heel actief is geweest op het gebied van gewetens- en godsdienstvrijheid. Maar wellicht is toch wel de tijd gekomen om aan de kerkleden en aan degen die in de kerk werken meer vrijheid toe te staan om nieuwe theologische wegen te exploreren en ervoor te zorgen dat zij die in grotere vrijheid onderling te kunnen delen. Dat, dunkt mij, is een belangrijke lering die we kunnen trekken uit onze studie van het begrip ‘vrijheid’ in het denken en handelen van Luther en de andere hervormers.”