Daily Archives: April 26, 2018

De Contouren van Europees Adventiste

Ik heb genoten van mijn deelname aan het symposium over de Contours of Adventism in Europe dat in de afgelopen week werd gehouden aan de Friedensau Universiteit in Duitsland. Met plezier en voldoening heb ik mijn onderwerp over de verhouding tussen de Adventkerk en de Europese Unie gepresenteerd en heb ik geluisterd de meer dan vijftien presentaties van academici uit een aantal verschillende Europese landen, Rusland en de Verenigde Staten van Amerika.

De meeste bijdragen betroffen de geschiedenis. Het is inderdaad belangrijk om van tijd tot tijd te kijken naar wat achter ons ligt. Elke beweging moet weten hoe zij is ontstaan en welke ontwikkeling zij heeft doorgemaakt, om het heden en de toekomst op een doeltreffende en coherente manier tegemoet te kunnen treden. Een paar van de presentaties gingen over de moeilijkheden die Adventgelovigen in het verleden moesten doormaken. In landen met een gevestigde ‘nationale’ kerk waren nieuwkomers, zoals zevendedags adventisten, vaak niet welkom, en dat leidde van tijd tot tijd tot allerlei vormen van tegenwerking. Maar deze problemen zinken weg in het niets in vergelijking tot wat veel gelovigen in delen van de voormalige Sovjet-Unie moesten doormaken. We konden in de afgelopen dagen luisteren naar de vaak nauwelijks bekende verhalen van martelaarschap—naar de geschiedenis van mannen en vrouwen die vele jaren in een gevangenis of strafkamp moesten doorbrengen en die niet zelden gemarteld werden en in ettelijke gevallen hun leven lieten. Wij die in deze tijd leven, en die adventist zijn in de wereld van nu, moeten weten van de offers die deze mensen brachten en hun heroïsche voorbeeld in gedachten houden als wij soms te maken krijgen met nare reacties wanneer wij van ons geloof getuigen.

Maar, als we naar het verleden van onze kerk kijken worden we er ook steeds aan herinnerd dat het verleden een mix is van goede en niet zo goede dingen. Ik verwijs naar mijn recente blog over de biografie van S.N. Haskell, een van de adventistische ‘pioniers’. Zijn verhaal is een relaas van succes en mislukking, van groot geloof en van dubieuze beslissingen, van veel talenten en ernstige tekortkomingen. Deze week gaf dr. Gilbert Valentine, een historicus die doceert aan de La Sierra Universiteit in het Zuiden van Californië, een fascinerende presentatie over het leven en werk van John N. Andrews—de eerste officiële adventistische zending die in 1874 vanuit Amerika werd uitgezonden naar Europa. Wij hoorden over de problemen die Andrews onder ogen moest zien toen hij met zijn werk, vanuit Bazel in Zwitserland, begon. Hij kende maar weinig Frans en leed al snel onder een aanzienlijke ‘culture shock’. Het zendingswerk in Europa bleek een zware financiële tol te eisen van de kerk en vaak kwamen de fondsen die nodig waren heel erg laat. De ‘broeders’ van het hoofdkantoor van de kerk vonden dat Andrews veel te veel van zijn energie (en van het beschikbare geld) stak in een maandblad in de Franse taal in plaats van in allerlei kleinere steden een tent op te zetten en daar een serie evangelisatieprogramma’s te houden. Andrews verdedigde zich echter door te beklemtonen dat het werken in Europa een heel andere aanpak vereiste dan werken in de VS. Hij moest zich aanpassen aan totaal andere omstandigheden.

Een buitengewoon interessant aspect van Valentine’s presentatie betrof de verhouding tussen Andrews en James en Ellen White. Andrews en James White konden slecht met elkaar overweg en James was uiterst kritisch over de aanpak van Andrews (wat hij ook duidelijk liet blijken in artikelen in het officiële kerkblad). James beschuldigde Andrews ervan dat hij tegen het advies van de Amerikaanse broeders inging en weigerde het Amerikaanse model toe te passen. Ellen White was op dat moment nog niet in Europa geweest en had nog niet persoonlijk kennisgemaakt met de Europese omstandigheden, maar toch liet zij dikwijls heel kritisch uit over Andrews. Zij zond haar laatste brief van niet minder dan dertien kantjes aan Andrews toen deze terminaal ziek was. Die brief was buitengewoon scherp en kritisch en wie die brief nu leest vraagt zich af waarom Ellen White op zo’n moment een dergelijke brief schreef. Was dat wat de doodzieke Andrews nodig had? Latere evaluaties van het werk van Andrews waren veel positiever. Enige tijd na de dood van Andrews bracht S.N. Haskell een bezoek van vijf maanden aan Europa. Hij rapporteerde dat hij de aanpak van Andrews zeker kon billijken en dat hij, als hij in Andrews’ schoenen had gedaan, precies hetzelfde zou hebben gedaan.

Wat ik deze week hoorde heeft me opnieuw gesterkt in mijn mening dat het verleden van de kerk niet moet worden geïdealiseerd. Zeker, het verleden van de kerk laat veel prachtige dingen zien, maar de spelers waren zonder uitzondering gewone mensen en we kunnen zowel van hun successen als van hun mislukkingen leren.

(Ik kijk uit naar het verschijnen van de biografie van Andrews die Gilbert Valentine heeft geschreven en die later dit jaar beschikbaar zal zijn).