Daily Archives: Oktober 23, 2022

Bert Haloviak en 666

Op 18 oktober overleed Bert Haloviak op 84-jarige leeftijd. Bert was een fantastisch mens, en zal door allen die hem kenden heel erg gemist worden. Jarenlang was hij het hoofd van de afdeling van de Adventkerk die zorgt voor de kerkelijke archieven en het opstellen van de statistieken. Bij allen die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van de Adventkerk was Bert Haloviak vooral bekend vanwege zijn fenomenale kennis van het verleden van de kerk. Ik leerde hem kennen in 1992, toen ik enkele weken research deed in het archief van het hoofdkantoor in Silver Spring, niet ver van de Amerikaanse hoofdstad Washington. Daar, in de kelder van het Generale Conferentiekantoor, was het domein van Bert Haloviak. Ik was er hartelijk welkom in het kader van het werk aan mijn proefschrift, waarop ik in augustus 1993 aan de Universiteit van London (UK) promoveerde.

Ik deed onderzoek naar de relatie tussen het adventisme en het rooms-katholicisme in de periode van 1844 tot 1965 (de tijd van het Tweede Vaticaanse Concilie). Veel van mijn werk had ik al gedaan in de James White bibliotheek van Andrews University en in de katholieke Notre Dame University in South Bend (Indiana), op ca. 30 kilometer afstand van Andrews. Maar er waren een aantal specifieke bronnen die ik in het kerkelijk archief wilde napluizen. Zoals elke researcher weet, kom je bij je onderzoek vaak op het spoor van interessante “bijvangsten.” Zo ontdekte ik bij het doorzoeken van de notulen van de bestuursvergaderingen van de Review and Herald Publishing Association dat men kort na de dood van Ellen White besloot om een-derde van de begrafeniskosten te betalen. Ellen had flinke schulden toen zij stierf en de kosten voor haar begrafenis vormden voor de familie een groot probleem. Na aanzienlijke discussie besloot men de kosten in een aantal porties te splitsen, waarbij de uitgeverij een derde deel ophoestte. Ik keek daar wel van op. Stel je voor: de profetes sterft en dan ontstaat er een discussie over de kosten van haar uitvaart! In diezelfde notulen vond ik kort daarna een verzoek van William White, Ellen’s zoon die nu een belangrijke rol ging spelen bij de zorg voor haar literaire nalatenschap. Hij kreeg nul op het rekest toen hij om vergoeding vroeg voor een nieuwe schrijfmachine. Men meende dat zijn activiteiten niet dusdanig uitgebreid waren dat hij die nodig had.

Het ging mij echter om andere dingen die veel rechtstreekser met het onderwerp van mijn proefschrift te maken hadden. Nadat ik een paar dagen intensief bezig was geweest, kwam Haloviak naar mij toe met een flinke doos in zijn handen. “This is my 666-box,” zei hij. De doos bevatte documentatie over de manier waarop de kerk met de uitleg van het mysterieuze getal 666, dat we in de Openbaring van Johannes tegenkomen, was omgegaan. “Het is nog niet gecatalogiseerd,” zei hij. “Kijk er maar eens naar, er zit vast wel wat van je gading bij.” Dat bleek inderdaad het geval te zijn. Ik vond o.a. de notulen van een tweetal door de kerk benoemde studiecommissies die tevergeefs aan het einde van de jaren 1930 hadden geprobeerd historische steun te vinden voor de traditionele uitleg, namelijk dat het getal 666 zou slaan op een titel die de paus zou hebben gebruikt: Vicarius Filii Dei. De conclusie was dat deze titel alleen te vinden was in een vervalst document en dat adventistische evangelisten niet langer hun geliefde uitleg moesten gebruiken dat “het getal van het beest” slaat op een pauselijke titel. Ook al beamen alle experts deze conclusie, toch wordt dit sensationele argument in allerlei evangelisatieacties en populaire publicaties over de Openbaring nog dikwijls gebruikt.

Ik was Haloviak natuurlijk heel erkentelijk voor zijn hulp bij mijn onderzoek. Het waren een paar heel vruchtbare weken. Helaas had hij mij niet tevoren gewaarschuwd dat ik maar beter in de keuken, die zich naast de archief-afdeling bevindt, geen koffie kon klaarmaken. Toen ik mijn potje oploskoffie tevoorschijn haalde en een beker koffie wilde brouwen, kwam er luid protest van iemand van de nabijgelegen Ellen G. White Estate—de afdeling die nog steeds de zorg heeft voor de publicaties van Ellen White. In deze omgeving was koffie maken kennelijk een regelrechte doodzonde. Maar het verzuim om mij daarvoor te waarschuwen heb ik Bert Haloviak graag vergeven.

Naderhand, tijdens de jaren dat ik algemeen secretaris was van de Trans-Europese Divisie van de Adventkerk, had ik vooral contact met Mary, de vrouw van Bert. Zij was de administratieve rechterhand van de functionaris die binnen het hoofdkantoor de eerstverantwoordelijke was voor de relatie tussen de divisie en de Generale Conferentie. Als algemeen secretaris had ik als een van mijn taken het rekruteren van zendelingen voor de landen die destijds onder onze zorg vielen—-o.a. Pakistan, de meeste landen in het Midden-Oosten en het pas “geopende” Albanië. Daarover had ik heel frequent contact met Mary. Naar haar gaan mijn gedachten nu in het bijzonder uit. Ik wens haar sterkte nu zij zonder Bert verder moet. Haar gemis is uiteraard oneindig veel groter dan dat van de velen die, net als ik, Bert vooral leerden kennen vanwege zijn professionele gedrevenheid en grote kennis. Maar ook zij missen hem vanwege de uitzonderlijk fijne mens die hij was.