De toekomst van de kerk

 

Ik heb het afgelopen jaar, tussen allerlei andere bezigheden door, hard gewerkt aan een boek over een “theologie van de kerk.” Wat zijn de kenmerken die maken dat je van een “kerk” kunt spreken? Wat zegt de Bijbel over het wezen van de kerk? Over de manier waarop die georganiseerd moet zijn? Over kerkelijk discipline? Wat is de relatie tussen de Adventkerk en de kerken om haar heen? Enz. Wie nieuwsgierig is wat er precies in dat boek zal staan moet nog even geduld hebben. Het is de bedoeling dat het in het Engels bij een adventistische uitgeverij in de VS verschijnt en het proces tussen de aflevering van een manuscript (hopelijk in januari) en het moment waarop het boek te koop is vergt, zo leert de praktijk, minimaal een jaar en vaak langer. Als er iets frustrerend is voor een auteur dan is het dat!

De afgelopen weken heb ik intensief gewerkt aan het hoofdstuk over de toekomst van de kerk—de Christelijke kerk in het algemeen en “onze” kerk in het bijzonder. Het was misschien wel het moeilijkste hoofdstuk om te schrijven.

Wie over de kerk van de toekomst spreekt vanuit een adventistisch perspectief heeft natuurlijk te maken met wat in het Engels de remnant heet—waarvoor we in het Nederlands alleen een paar heel ongelukkige termen hebben. (Ik ben wat dat betreft blij dat ik het boek in het Engels schrijf.) Wij hebben het, afgaande op diverse vertalingen van Openbaring 12:17, in ons Nederlands adventistisch jargon over “de rest,” “de overigen” of “het overblijfsel.”

Bij het bestuderen van de beschikbare literatuur van adventistische huize werd ik getroffen door twee dingen. In de eerste plaats frappeert het mij (die conclusie schoot mij te binnen tijdens een fikse wandeling) dat het katholieke standpunt en het adventistische standpunt ten aanzien van hun kerk nogal veel gelijkenis vertoont. Beiden zien hun kerk als heel speciaal, met een van Godswege geschonken waarheid en opdracht in de wereld, en hebben er flink moeite mee om aan andere christenen eenzelfde status toe te kennen! Maar datzelfde geldt natuurlijk ook nog wel voor een aantal andere kerkgenootschappen.

Maar het trof mij ook dat er, vooral bij recente adventistische theologen, veel meer terughoudendheid bestaat om zonder meer op de Adventkerk het etiket te plakken van Gods kerk die als enige voldoet aan de beschrijving van de “overigen.” (En dat ontdekte ik ook in een aantal uitspraken van mevr. White.) Er zijn in feite vier visies: (1) Het traditionele standpunt dat eenvoudigweg zegt: adventisten vormen de “rest.” (2) De contouren van Gods gemeente zijn onzichtbaar, en dus is het waarschijnlijk maar een betrekkelijk kleine groep van adventisten die er echt bij hoort. (3) Gods getrouwen zijn overal te vinden en pas in de allerlaatste fase van de geschiedenis zal blijken wie helemaal aan Gods kant staat. (4) Het is belangrijker om ervoor te zorgen dat je als minderheid een profetisch geluid laat horen in de wereld dan dat je precies kunt aangeven waar de grenzen lopen van die minderheid.

Een tendens die tegenwoordig vrij breed bespeurbaar is, is om minder het accent te leggen op wie nu precies dit “overblijfsel” vormen, maar veel meer op wat haar kenmerken zijn en wat haar taak is. Daarom moeten adventisten , zo gaat die redenatie verder, minder druk zijn met de vraag in welke mate “de overigen” samenvallen met hun eigen kerk, maar meer met het besef dat er een boodschap is die gebracht moet worden aan allen die uiteindelijk tot de godsgetrouwen gaan behoren.

In die laatste richting gaat het in het hoofdstuk waaraan ik momenteel de laatste hand leg. Ik hoop dat het t.z.t. iets voor velen mag betekenen. Voor mij is het buitengewoon zegenrijk geweest dat ik “gedwongen” was dieper over deze materie na te denken dan ik ooit gedaan had.