Theologie of strijd om de macht?

Met gemengde gevoelens heb ik vanmorgen de berichtgeving gespeld over het speciale eendaagse congres van de Pacific Union (het overkoepelende orgaan van de Adventkerk in Californië, Arizona, Hawaii, Nevada en Utah, met in totaal ca. 215.000 leden) dat gisteren werd gehouden. Met 79 tegen 21 procent van de stemmen namen de afgevaardigden een motie aan dat bij inzegening van predikanten voortaan geen onderscheid gemaakt mag worden tussen vrouwen en mannen. Na het soortgelijke besluit van de Columbia Union (in het noordoosten van de VS) is dit een tweede invloedrijke eenheid van de kerk die de lijn verlaat die door de Generale Conferentie (het hoogste bestuursorgaan) tot op het laatste moment werd bepleit. Ook de Noord-Duitse Unie heeft onlangs een dergelijke beslissing genomen.

Ik ben blij met de uitkomst van de stemming, die overigens verwacht kon worden, ondanks de heftige tegenstand van mannen (ja, uiteraard: mannen) als Dough Batchelor, en ondanks het feit dat de voorzitter van de kerk, Ted N.C. Wilson, samen met twee van zijn vicevoorzitters, zich persoonlijk tot de afgevaardigden richtte met een pleidooi om de eenheid in de kerk te bewaren en te wachten met eenzijdige beslissingen totdat het besluitvormingsproces waarmee de wereldkerk bezig is, zal zijn afgerond. De leiders van de Generale Conferentie hadden echter kennelijk wel verwacht dat de uitkomst voor hen negatief zou zijn, want enkele uren later was er al een bulletin op de website van de Adventist Review, dat door het dagelijks bestuur van de wereldkerk is ondertekend, waarin de afloop van het congres in het westen van de VS wordt betreurd en wordt aangekondigd dat de kerk op de een of andere manier zal dienen te reageren.

Ja, ik ben blij met de uitkomst van gisteren en vele anderen zijn dat met mij. Het wordt hoogtij dat er een einde gemaakt wordt aan een ergerlijke vorm van discriminatie, die volgens de meerderheid van de adventistische theologen in strijd is met de Bijbel en waaraan velen niet meer met een goed geweten kunnen meedoen.  Maar ik ben tegelijkertijd bedroefd en diep teleurgesteld dat de kerk in deze huidige situatie is terechtgekomen.

Iets wat in hoofdzaak een culturele aangelegenheid is, is door velen tot een brandende theologische kwestie gemaakt. Zeker, we hebben te maken met de onderliggende vraag: Hoe lees je de Bijbel? Dat is een gegeven dat heel veel discussies bepaalt, zonder dat velen zich daarvan bewust zijn. Het is een punt dat aandacht behoeft. Het is echter jammer dat voor velen de inzegening van vrouwen langzaam maar zeker een punt is geworden waar het verschil tussen ‘conservatieven’ en ‘liberalen’ zich in het bijzonder manifesteert en zelfs tot een breekpunt wordt gemaakt.

De wereldkerk heeft de zaak alsmaar laten slepen en studiecommissie na studiecommissie benoemd. Intussen is het moeilijk geworden nog enige lijn in het officiële beleid te ontdekken. Vrouwelijke ouderlingen benoemen is niet langer een probleem in gebieden waar men voor die optie kiest. Vrouwelijke diakenen aanstellen is ook sinds enige tijd geen probleem meer, als men daartoe wenst over te gaan. Vrouwelijke predikanten kunnen een soort zegen ontvangen voor hun werk (‘commissioning’); ze kunnen dopen en avondmaal bedienen; ze verdienen hetzelfde salaris als hun mannelijke collega’s. Maar ze zijn van bepaalde administratieve (!) functies uitgesloten en kunnen niet ingezegend worden. Wat is ‘inzegening’ dan precies? Is het een ‘sacrament’ dat alleen aan een bepaalde categorie van mensen kan worden toegediend?  Waarin verschilt de inzegening van een predikant dan precies van die van een ouderling? (Graag wat bijbelse argumenten!) Het is voor de meeste kerkleden niet goed te volgen. Maar wat velen wel goed kunnen volgen is het basisgegeven dat vrouwen op de een of andere manier nog steeds niet helemaal mogen meetellen, en het moment is gekomen dat men op veel plaatsen daar genoeg van heeft en niet langer tevreden is met de belofte dat de kerk bezig is met een diepgaande studie en dat in 2015 een beslissing mag worden verwacht.

Het meest bedroevende aspect is, mijns inziens, dat de kwestie van WO (Women’s Ordination) zich ontwikkeld lijkt te hebben tot een strijd om de macht. De opstelling van de drie unies wordt door sommigen betiteld als ‘rebellie’.  Wilson heeft enkele weken geleden zelfs gedreigd met niet nader gespecificeerde maatregelen. Hij en zijn team worden door velen gezien als de verliezers in de huidige strijd en hun prestige als wereldleiders is danig aangetast. Voor velen is de topleiding van de kerk overigens bezig met een achterhoedegevecht. Het versterkt, naar hun mening, een proces dat al langer gaande is: steeds meer leden willen het zwaartepunt van het beleid van de kerk verplaatsen naar lagere niveaus en zij vertalen het begrip ‘eenheid’ niet langer in termen van ‘eenvormigheid’.  Het is niet gemakkelijk voor de leiding van de kerk om met de huidige impasse op een verstandige (en geestelijke) manier om te gaan. Helaas is de impasse voor een belangrijk deel ontstaan doordat de kerk het probleem decennialang heeft laten voortsudderen, voornamelijk uit angst voor de reacties uit de niet-westerse regio’s van de kerk. Angst is een slechte leermeester. Moed, gekoppeld aan tolerantie en begrip voor degenen die vanuit een andere cultuur tegen de dingen aankijken, voorkomt een situatie zoals die nu dreigt te ontstaan.

In een ‘comment’ op een artikel op een pro-WO-website las ik een opmerking die tot verdere overdenking uitnodigt. De leiding van de kerk heeft ons uitgenodigd om open te staan voor een proces van ‘revival and reformation’ (opwekking en reformatie). Gerechtigheid was in bijbelse tijden altijd een sleutelwoord als het om ‘opwekking en reformatie’ ging. Als de Geest vaardig wordt over Gods volk leidt dat tot een verlangen naar gerechtigheid, benadrukten de profeten. Is de overtuiging dat het tijd wordt om het onrecht jegens vrouwen te eindigen misschien een (onbedoelde) vrucht van de ‘opwekking en reformatie’ waartoe we werden opgeroepen? Het zou zo maar kunnen.