Heen en weer

 

[Woensdagmorgen, ca. 7 uur] Ik was gisteren eigenlijk van plan geweest om met de snelle trein naar Brussel te gaan en om dan vandaag weer de retour-reis te maken.  Maar uitgerekend wanneer ik graag de auto even wil laten staan, gaan de Belgische spoorwegen in staking. Als ik naar buiten kijk vanuit kamer 226 in het Ibis-hotel, waar ik zojuist mijn nachtrust heb beëindigd, zie ik een van de ingangen van het Brusselse Zuidstation. Het is er onwaarschijnlijk stil. Maar, er zijn mensen die waarschijnlijk ernstiger ontriefd zijn dan ik.  Ik ga aanstonds rustig ontbijten en stap dan in de Citroen Berlingo (met Belgisch kenteken) om weer het traject Brussel-Antwerpen-Breda-Utrecht-Zeewolde te rijden—223 kilometer—langs een route die weinig inspiratie biedt en waarvan ik nu zo ongeveer elke lantaarnpaal wel ken. Vanaf het ogenblik dat ik de reis aanvang in Zeewolde kijk ik uit naar de koffiestop, ca. 10 kilometer voorbij de grens. Op de terugweg is het wegrestaurant bij de grens de vaste pleisterplaats.

Het heen en weer rijden is een niet zo plezierig aspect van mijn Belgische taak. Ik ben in de afgelopen 12 maanden nu zo ongeveer tachtig keer heen en terug vanuit Zeewolde naar Brussel gereden.  Deze week brengt het gemiddelde aantal ritten per week nog wat omhoog. Vorige week donderdag vertrok ik naar Verviers (iets onder Maastricht) om daar een gepensioneerde (maar actieve) predikant te bezoeken. Vandaar ging het verder via Luxemburg, naar het Duitse Konz, aan de rivier de Saar, waar de predikant woont die niet alleen voor de gemeente in het Duitse Trier zorgt, maar ook de beide gemeenten in Luxemburg onder zijn hoede heeft. De zaterdag bracht ik in Namen door, waar in de Adventkerk een speciale ‘groene’ dienst werd gehouden, met een aansluitend, eveneens ‘groen’ middagprogramma, om vervolgens op zondag zelf een presentatie te houden in het Vlaamstalige Hasselt. Daar kwamen kerkleden en vrienden van de kerk samen in een zaal van de plaatselijke Holiday Inn. Ongeveer twee keer per jaar wordt er een spreker uitgenodigd om een religieus of maatschappelijk onderwerp te behandelen. Mijn thema was het postmodernisme. (Als eenmaal bekend is dat je daarover wel eens spreekbeurten houdt, blijft je dat achtervolgen. Maar, het was een alleszins prettige ervaring.)

Zondagavond was ik rond negen uur weer thuis. Maar gisteren (dinsdagmorgen) was ik alweer op pad. Ik probeerde de files voor te blijven door om zes uur te vertrekken.  Dat lukte tot bij Antwerpen, maar het was uiteindelijk toch een uur of tien voordat ik de Ernest Allardstraat in Brussel indraaide. Voor de zoveelste keer nam ik me, toen ik het tnaambordje weer zag, voor om nu eens uit te zoeken wie die meneer Ernest Allard eigenlijk was. [Ik heb nu even Google geraadpleegd.  Dit is wat Wikipedia meldt: Ernest Allard (1849 - 1898) was een Belgisch architect. Hij richtte een architectentijdschrift op. Als architect streefde hij naar vernieuwing en vermengde hij oude en nieuwe elementen. Hij was tevens een bekende Belgische vrijmetselaar. Zo, dat weet ik nu voor eens en altijd.] Omdat er een vergadering was die tot ca. 20.00 duurde, bleef ik de nacht in Brussel, want na een pittige dag heb ik ’s avonds niet meer zoveel trek in een ritje van 223 kilometer.

Aanstonds gaat het dus weer huiswaarts.  Vandaag en morgen zijn er een aantal dingen die ik thuis wil doen. Op vrijdag rijd ik in de loop van de ochtend naar Brugge voor een paar bezoeken. Daar blijf ik dan ’s nacht (het wordt waarschijnlijk weer een Ibis-hotel–redelijk comfortabel en redelijk geprijsd) om op zaterdag de nieuwe Roemeense predikant te introduceren in de Roemeense Adventkerk in Brussel (’s middags) en in de Roemeense Adventkerk in Braine l’Alleud, iets ten zuiden van Brussel (’s morgens).

Maar het is niet elke week zo hectisch. En het blijft niet zo want het is de bedoeling dat in de loop van het vroege voorjaar van 2013 mijn werkzaamheden in het Zuiden gaan stoppen. Er worden inmiddels stevige pogingen ondernomen om een definitieve voorzitter voor de Adventkerk in België en Luxemburg te vinden.

Helaas kom ik momenteel aan een flink aantal ‘gewone’ dingen niet toe. Ook mijn stapel boeken, thuis naast de bank, die nog ongelezen zijn, vermindert niet erg snel. Het heeft me dan ook bijna twee weken gekost om de nieuwe biografie van Ferdinand Domela Nieuwenhuis, de socialistische (zeg maar: tamelijk anarchistische) voorman aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, te lezen. Het is een boek dat wat overdadig veel details van personen en gebeurtenissen bevat, maar dat ik toch met grote interesse heb gelezen. Wat mij nog weer eens extra opviel was het haast religieuze karakter van deze bewegingen die streden voor betere omstandigheden voor de arbeiders en voor de mensen in de marge van de samenleving. En dan is er die boeiende fanatieke onderlinge richtingenstrijd: Moest je langs parlementaire weg of via de revolutie veranderingen afdwingen?  Het nieuwe boek van Geert Mak, over de Verenigde Staten van Amerika, ligt nu op me te wachten. Hopelijk kan ik er dit weekend aan gaan beginnen.

Al met al—dat heeft de lezer wel begrepen—is mijn bestaan behoorlijk gevuld. Maar het is een voorrecht om tot heel wat activiteiten in staat te zijn. De brief van de huisarts die me vertelt dat ik als ‘oudere’ recht heb op een gratis griepprik, herinnerde me er fijntjes aan dat ik inmiddels tot het bejaarde deel van de Nederlandse natie behoor!