Bang voor de dood?

 

[zondagmiddag, 10 maart] Soms leidt de ene gedachte tot de andere. Dat is ook het geval nu ik me in de Thalys naar Parijs aan het schrijven zet om deze blog te produceren. Vrijdagmorgen kocht ik bij ‘de Bruna’ in Harderwijk het vorig jaar verschenen boek van Ebbe Rost van Tonningen: In Niemandsland—De vader verloren, de moeder verstoten. Het is een aangrijpend boek van iemand die in het reine moet zien te komen met zijn verleden. Zijn vader was in de Tweede Wereldoorlog een vooraanstaand NSB-leider. Hij stierf onder nooit opgehelderde omstandigheden kort na het einde van de oorlog in de Scheveningense strafgevangenis. Zijn moeder, vaak ‘de zwarte weduwe’ genoemd, bleef het nationaalsocialistische gedachtengoed, tot aan haar dood enkele jaren geleden, vurig verdedigen en kwam daardoor vaak negatief in het nieuws. Zoon Ebbe deelde niet in de meeste ideeën van zijn ouders, maar hij droeg wel hun door velen gehate achternaam.  Dat beïnvloedde zijn leven en daarover schreef hij een boek. Ik heb het dit weekend tussen de bedrijven door voor ruim driekwart met grote interesse gelezen.

Al lezend moest ik denken aan het interview met de inmiddels hoogbejaarde, en tamelijk broos ogende, Willem Aantjes, dat ik een paar dagen geleden op tv zag. Ooit was hij een belangrijke leider in de ARP en speelde hij een voorname rol bij de totstandkoming van het CDA, waarin drie christelijke partijen hun krachten bundelden. Misschien had Aantjes ooit minister-president kunnen worden. Dat mocht niet zo zijn. Zijn carrière kwam abrupt ten einde toen er aanwijzingen boven water kwamen dat hij in de oorlog ‘fout’ was geweest en lid was geworden van de ‘Germaanse-SS’. Het bleek later allemaal wel wat genuanceerder te liggen dan aanvankelijk vooral door prof. Lou de Jong was beweerd, maar de loopbaan van Aantjes was definitief geknakt. Als troostprijs mocht hij de baas worden van de Nationale Kampeerraad.

Het interview met Aantjes werd voor mij vooral interessant toen hem heel persoonlijke vragen werden gesteld. De interviewer vroeg Aantjes of hij bang was voor de dood. Ik had verwacht dat het antwoord resoluut ‘nee’ zou klinken, want Aantjes heeft van zijn diepe christelijke overtuiging nooit een geheim gemaakt. Maar hij aarzelde geruime tijd voordat hij: ‘ja, toch wel’ zei. Op verdere vragen van de interviewer zei hij dat iemand die uit de streng-gereformeerde hoek komt nooit de onzekerheid over zijn uiteindelijk lot zal kwijtraken. God doet wat hem goeddunkt. Misschien heeft hij je voorbestemd om behouden te worden. Je hoopt het, maar je kunt het nooit zeker weten.

Toen ik dat zo beluisterde moest ik denken aan een gesprek dat ik eind vorig jaar had met een medisch specialist die veel patiënten uit Urk had behandeld. Zelf is hij niet gelovig, maar hij ging het onderwerp van het geloof niet uit de weg en hij vertelde me dat het hem erg verbaasd had dat veel van zijn patiënten uit Urk en omgeving, die terminaal ziek waren, zo bang waren voor de dood.

Het geeft te denken als mensen die elke zondag, vaak twee keer, in de kerk zitten, altijd maar blijven twijfelen aan de vraag of God hen straks wel zal accepteren.  Natuurlijk speelt bij de mensen uit Urk wel een aspect dat voor de dokter niet speelde: de overtuiging dat je voor altijd ‘verloren’ kunt gaan en in de eeuwig brandende hel in plaats van in de hemel kunt belanden.

Ik weet niet hoe vaak andere mensen aan de dood denken. Ik kan niet zeggen dat ik er steeds mee bezig been, maar de gedachte dat er straks een einde aan mijn leven komt, komt wel vaak even bij mij boven.  Want als je zeventig bent, ben je nu eenmaal wel ruim over de helft . . .  Maar ben ik er bang voor?  Dat is niet zo’n gemakkelijke vraag. Gelukkig ben ik in een christelijke traditie geworteld die van mening is dat een eeuwig brandende hel geen bijbels idee is.  Ja, natuurlijk, je kunt ‘verloren’ gaan.  Maar als je ‘deep down’ de keuze hebt gemaakt dat je op God wilt vertrouwen, dan komt het in orde.  Niet omdat je zelf zo goed bent. Ik denk dat ik wel een redelijk goed mens ben, maar ben ik goed genoeg om op eigen krachten door de Heer te worden geaccepteerd? Nee, ook niet als ik tien keer zo goed zou zijn. Gelukkig hangt het daar niet van af en daarom deel ik niet in de vrees van de Urker patiënten en van Willem Aantjes.

Maar, het is natuurlijk geen prettig idee dat je er straks niet meer zult zijn. Dat voelt niet fijn als je nog zin in het leven hebt en nog redelijk fit bent. En je vraagt je natuurlijk wel eens af of je straks de Ziekte van Parkinson  zult krijgen, of dat je langzaam aan een of andere rare kanker zult bezwijken. Maar, zomaar opeens, na een massieve hartaanval in elkaar zakken, is ook niet alles.  Volgens het christelijk geloof is en blijft de dood een vijand, waar je ontzag voor moet hebben. Maar datzelfde christelijke geloof zegt tegen Aantjes en de Urkers dat die vijand verslagen is voor wie de keus maakt voor Christus.

Het internet in de Thalys is te sloom om deze blog nu te kunnen ‘laden’. Ik doe dat straks in het Hotel Manet, waarover ik eerder wel eens wat kritische opmerkingen via mijn blog heb geuit. Nu eerst maar even de laatste zeventig bladzijden van het boek van Ebbe Ros van Tonningen uitlezen!