Hemels Hoevelaken

Voordat ik in Zeewolde neerstreek woonde ik een aantal jaren in Hoevelaken—bij de meeste Nederlanders vooral bekend van de dagelijkse filemeldingen op het naar het dorp genoemde verkeersplein waar de A28 en de A1 elkaar kruisen.  Wie naar een iets grotere plaats wil, om naast de Blokker en de AH ook nog wat andere winkels te vinden, gaat naar Amersfoort of naar Nijkerk—een gezellig stadje waar, volgens een bord aan de ingang van het dorp, de mooiste toren van ons land te vinden is. Nijkerk is dus voor ons redelijk bekend terrein.

Vanuit Zeewolde is het naar Nijkerk ook geen wereldreis. De auto brengt je er in twintig minuten en dan hoef je de maximum snelheid niet te overtreden. Onlangs bedacht mijn vrouw dat zij er wilde gaan winkelen om te profiteren van de uitverkoop en omdat er een damesmodezaak is waar ze vermoedde wel iets van haar gading te kunnen vinden. Ik besloot haar te vergezellen. Dat wil zeggen: terwijl zij winkelde streek ik met mijn laptop neer in een café op het marktplein.

Maar voordat ik in Café Old Niekerk een goede plek voor het raam vond, kon ik de aandrang niet weerstaan om even de plaatselijke boekhandel binnen te wippen. Nu is Boekhandel Roodbeen niet direct te vergelijken met zulke lustoorden als Waanders in Zwolle of Broese in Utrecht, maar Roodbeen is aangesloten bij de Libris-keten en doet zijn best. Het boek dat mijn aandacht trok (en dat ik besloot aan te schaffen) staat bepaald niet in de landelijke top-tien.  Het heeft twee verschillende titels en je kunt het van twee verschillende kanten gaan lezen. Ik werd aangetrokken door de zijde waarop Hemels Hoevelaken staat en zag, toen ik het boek omdraaide, dat het ook Heilig Nijkerk heet.  Het boek verhaalt de ‘religiegeschiedenis van een valleidorp’ (Hoevelaken) en idem dito van ‘een landstad (Nijkerk).

Nu heeft de Veluwe een rijk godsdienstverleden, waarover veel interessante boeken geschreven zijn. Men denke slechts aan de beroemde opwekkingen die in kerkelijk Nijkerk plaatsvonden in het midden van de achttiende eeuw en die bekend gebleven zijn als de ‘Nijkerkse Beroeringen.’

De studie van de geschiedenis van het godsdienstig leven en van religieuze stromingen en kerkgemeenschappen—en van de mensen die daarin een rol speelden—is van grote waarde. Het helpt je ontdekken hoe in elke tijd de mensen bepaalde dingen van hun geloof en van hun kerk verwachtten. En met de loop van de tijd veranderde dat in de meeste gevallen voortdurend. Het helpt je te relativeren als je de situatie van nu en de manier waarop je nu denkt en gelooft in een breder historisch perspectief kunt plaatsen. Het is ook heel nuttig meer te weten van mensen uit het verleden, die door het verstrijken van de tijd vaak een steeds groter aureool van heiligheid (of het tegendeel) hebben gekregen. Als je wat meer van deze personen te weten komt blijkt dat het meestal heel ‘gewone’ mensen waren, die niet altijd het hoge voetstuk verdienen waarbij men hen later heeft geplaatst.

Zo probeerde ik gisteren (in het kader van de voorbereiding voor een lezing tijdens een symposium in Duitsland, later dit jaar) informatie te verzamelen over een historisch personage in de kerk waartoe ik behoor. Ik wilde meer weten over de wijze waarop Uriah Smith tot zijn profetische denkbeelden kwam. Uriah Smith was een ‘pionier’ van het adventisme, wiens commentaar op het boek Daniël en het boek Openbaring lange tijd onder adventisten toonaangevend was—en dat nog steeds door sommigen als semi-geïnspireerd wordt beschouwd. In een biografie van Smith  (Eugene F. Durand, Yours in the Blessed Hope, 1980) las ik met veel plezier het verslag over een ruim twee-maanden durende reis van Smith naar Europa. Hij reisde per stoomschip naar Engeland en stak vandaar over naar Nederland. Dat traject legde hij af per nachtboot. Aangezien het niet erg druk was aan boord, was Smith zo vrij een eersteklas hut binnen te glippen, ook al had hij een tweedeklas ticket (zo lezen we in een brief aan zijn vrouw). Vanuit Hoek van Holland nam hij de trein naar Scandinavië. Daar bleek zijn vegetarische overtuiging al snel te wankelen toen er heerlijke zalm werd geserveerd en hij ontdekte dat anderen in zijn gezelschap, die ook officieel het vegetarisme beleden, in de praktijk geen enkel bezwaar hadden tegen de heerlijke vis in Denemarken en daarna in Noorwegen.

Het was mij niet om dit soort bijzonderheden te doen. Ik wilde met name weten hoe Smith aan zijn verklaringen voor de vijfde en zesde bazuin was gekomen, maar en passant kreeg ik een beter beeld van de echte Smith!

Nu veel Nederlandse Adventgemeenten rond deze tijd hun honderdjarig bestaan vieren is het goed om vooruit te zien en niet navel-starend alleen maar naar oude plaatjes van het verleden te kijken. Maar een grondige blik op het verleden kan toch heel heilzaam werken. Veel dingen waren vroeger beter, maar dat geldt bepaald niet voor alle dingen! En niet alle mensen van vroeger waren heiligen. Het blijft altijd leerzaam (en relativerend) het heden in een breder perspectief te plaatsen!