Augustus 2014 en een beetje geschiedenis

 

Ik was van plan geweest om de afgelopen maand een aantal weken in Zweden te verblijven. Dat is sinds een jaar of tien, sinds onze zoon daar woont, vaste prik. Maar helaas moesten wij onze plannen bijstellen en zijn we, doordat mijn vrouw haar schouder en arm heeft gebroken, een tijdje veel minder mobiel dan ons lief is. En het betekent o.a. voor mij dat ik voorlopig tot de garde van de zgn. mantelzorgers zal behoren en allerlei huishoudelijke taken op mij moet nemen.

Van allerlei kanten wordt mij sterkte toegewenst bij mijn huishoudelijke werkzaamheden. Vooral het koken blijf ik echter lastig vinden en ik kan, ook na een week of zes, nog steeds niet begrijpen dat er mannen zijn die dit echt leuk vinden. Dank zij het feit dat mijn vrouw op de achtergrond gevraagd en ongevraagd advies verstrekt is er echter tot dusverre nog niets aangebrand of overgekookt.  En gelukkig worden we ook hier en daar wel uitgenodigd om een hapje mee te komen eten en biedt ook de plaatselijke horeca een uitwijkmogelijkheid als mij de zin om te gaan kokkerellen geheel ontbreekt.

Maar tussen de huishoudelijke besognes door zijn mijn dagen behoorlijk gevuld. Ik ben bezig met een flinke redactionele job en ook staan er nog wel wat schrijfklussen op mijn to-do lijstje. Regelmatig werk ik mijn to-do lijstje bij en dat heb ik ook vanmorgen weer eens gedaan. Daarop staan o.a. ook de  voorbereidingen voor een studieweekend met Duitse adventisten eind volgende maand, de preek tijdens de Nederlandse seniorendag en een workshop tijdens een Belgisch congres in oktober, en een seminar voor de predikanten in Zuid-Frankrijk in januari, etc.  Hopelijk zal mijn vrouw mij bij deze wat minder verre uitstapjes kunnen vergezellen. En paar wat verdere reizen heb ik noodgedwongen afgezegd.

Intussen ligt er ook wel weer een flinke stapel boeken naast de bank. Onlangs kocht ik in de ramsj een prachtige geillustreerde uitgave van prof.  A. Th. Van Deursens boek Bavianen en Slijkgeuzen. Dat waren de scheldwoorden die de Remonstranten en Contra-Remonstranten aan het begin van de zeventiende eeuw voor elkaar gebruikten. Het boek geeft een schitterend beeld van het geestelijk leven van ons Nederlandse voorgeslacht van kort voor en kort na 1600.

Hoewel ik dacht wel redelijk goed op de hoogte te zijn van de vestiging van de ‘gereformeerde’ (lees: Calvinistische) religie in ons land, geeft dit boek enorm veel informatie op de vierkante centimeter. Op zijn onvergelijkbare manier weet van Deursen in te zoomen op details.  Niet alleen laat hij duidelijk zien dat het calvinisme in deze fase van onze geschiedenis nog bepaald niet het hart van alle Nederlanders had veroverd, maar ook dat het Protestantisme in allerlei opzichten nog in opbouw was.

Vooral van de hoofdstukken over mijn vakbroeders van die tijd heb ik genoten. Daar zaten nog al wat zwakkere elementen tussen en ze gedroegen zich bepaald ook niet altijd in overeenstemming met de waardigheid van hun ambt. Soms liet hun theologische vorming en ook hun preekvaardigheid nogal te wensen over. In veel gevallen schnabbelden ze wat bij om hun traktement aan te vullen. Hoewel ziekenbezoek gewoonlijk tot hun taak behoorde, moesten zij zich in geval van ernstige besmettelijke zieken laten vervangen, om zelf geen al te groot risico te lopen. Overigens was hun belangrijkste opdracht om wekelijks voor een aantal deugdelijke preken te zorgen: voor zondagmorgen, zondagmiddag en ook nog vaak voor woensdagavond.

Terwijl ik dat allemaal zo las bedacht ik dat predikant-zijn vandaag de dag misschien dan wat minder maatschappelijke status heeft, maar toch wel gevarieerder is dan destijds.  Met die opwekkende gedachte zal ik aanstonds de voorbereiding van mijn preek voor morgen in de gemeente Emmen afronden. Als ik rond 1600 geleefd had, had ik zondag in mijn plaatselijke gemeente met een nieuwe preek (voor eenmalig gebruik) een hoge preekstoel beklommen. Maar als emeritus-predikant in de Adventkerk kan ik mijn preken in verschillende plaatsen hergebruiken—zolang ik maar goed bijhoud waar ik een bepaalde preek al eens heb gehouden.  De kerkgangers in Emmen kunnen gerust zijn: ik heb mijn preek van morgen nog niet eerder in hun plaats of in plaatsen in de omgeving gehouden! En trouwens, elke preek blijft een werk in uitvoering, waaraan voortdurend wordt veranderd!