Een jammerlijk gebrek aan verbeeldingskracht

 

Op zondag 5 oktober zag ik Eppe de Haan terug.  Na ruim 45 jaar zou ik hem op straat ‘in het wild’ niet meteen hebben herkend.  Ooit was hij een van de studenten in het kleine theologen-klasje van ‘Oud Zandbergen’, waar ik de leiding had van het jongensinternaat en ook een aantal lessen gaf.  Het seminarie ‘Oud Zandbergen’, dat in 1947 door de zevende-dags adventisten was gesticht, had een middelbare school en een kleine theologische afdeling.

Ik wist wel iets van  Eppe’s achtergrond. Ik had in het begin van de jaren zeventig diverse keren gepreekt in de huisdienst in Bierum. Daar kwam elke zaterdagmiddag een klein groepje advent-gelovigen uit die streek bijeen in de kamer van het boerderijtje van de familie Froma. Eppe was in Bierum terechtgekomen nadat zijn moeder, na enige tijd weduwe te zijn geweest, hertrouwde met Eppe’s stiefvader. Het was niet direct een omgeving waar ik graag had willen wonen.

Misschien was Eppe’s komst naar ‘Oud Zandbergen’ eerder een vlucht uit de saaiheid van het leven achter de Groningse dijk dan het volgen van een heilige roeping. Hoe dan ook, drs. Pieter Sol, de directeur, zag mogelijkheden in Eppe die anderen niet hadden gezien. Sol had zelf een opleiding gevolgd aan de kunstacademie en drong er bij Eppe op aan om zijn toekomst ook in die richting te zoeken, omdat hij duidelijk artistieke aanleg had.

En nu, tientallen jaren later, is Eppe een internationaal erkend kunstenaar die vooral als beeldhouwer furore heeft gemaakt.  Op 5 oktober werd een overzichtstentoonstelling van zijn werk geopend in de bekende beeldengalerij Het Depot in Wageningen. Tot mijn verrassing ontving ik een uitnodiging. Het was een bijzondere ervaring Eppe en zijn vrouw Julia daar weer te ontmoeten.

Zowel Eppe als zijn partner Julia ervaren het adventisme niet langer als hun geestelijk huis. Zij delen in een ontwikkeling die een groot percentage van de mensen die in een adventistisch gezin opgroeiden, hebben doorgemaakt. Soms is er een abrupt afscheid van de kerk van hun jeugd. Soms is er een heel geleidelijke verwijdering. Meestal is het niet zozeer een kwestie van veranderde theologische inzichten. Vaker ervaart men de kerk als te eng en sluit wat er daar gebeurt en gezegd wordt niet meer aan bij de leefwereld waarin ze inmiddels zijn terechtgekomen. Voor mensen als ik—die wél in de kerk zijn gebleven en zich nog steeds daarvoor inzetten—is het een droevige constatering. Maar het is wel een situatie waarvoor ik veel begrip heb.

In de loop van de jaren is vooral gebleken dat het bijna onmogelijk lijkt om (jonge en oudere) mensen die creatief begaafd zijn ‘vast te houden’ binnen de muren van de Adventkerk. Hoewel adventisten in het algemeen tegenwoordig misschien wat vaker naar musea gaan dan zij vroeger deden, zitten er in de kerkbanken maar heel weinig kunstenaars en mensen die een creatief vak uitoefenen. Er zijn wat uitzonderingen: hier en daar een paar tekendocenten, kunsthistorici, grafische vormgevers, journalisten en een enkele musicus. Maar de romanschrijvers, dichters, dansers, toneelspelers en andere podiumkunstenaars, modeontwerpers, kunstschilders en beeldhouwers zijn niet of nauwelijks te vinden. En de meeste adventistische onderwijsinstituten bieden maar heel weinig opleidingen in die richting. Soms is er een enkele ‘kunstenaar’ die de weg naar de kerk vindt. Maar meestal is de band met de kerk maar tijdelijk.

Wat is de oorzaak? De mens is toch een wezen is dat geschapen is naar ‘het beeld’ van God.  Zou je dan niet mogen verwachten dat wie dat onderkent ook oog zou moeten hebben voor het creatieve vermogen dat God met zijn schepsel, als zijn beelddrager, heeft gedeeld?  Of is er in het diepst van onze adventistische ziel de puriteinse, calvinistische overtuiging dat we wat ‘nuttigs’ met ons leven moeten doen?  Of denken we dat ‘kunst’ en alles wat onder die noemer past ons te gemakkelijk van God afvoert in plaats van dat het ons geestelijk verrijkt? Of mankeert het in onze adventistische traditie op de een of andere manier vooral aan verbeeldingskracht? Ik vrees dat dit laatste het geval is.

Hoe dan ook: Eppe heeft nog steeds—zoals zovelen—zijn adventistische wortels en hij erkent die voluit. In het nieuwe boek dat over zijn werk is verschenen (Gijsbert van Es, Eppe de Haan—Dromen en Verlangen, 2014) vertelt Eppe over zijn achtergrond. Een adventistische koper zal dat met interesse lezen.  Maar daarnaast: Een bezoek aan de tentoonstelling in Het Depot in Wageningen is voor elke kunstliefhebber (adventist of niet) warm aan te bevelen.