De angst voor terreur

 

Verreweg de meesten van ons hebben nooit een terreurdaad aan de lijve meegemaakt. We hebben nooit gezien hoe iemand zichzelf opblies of hoe iemand met een machinegeweer om zich heen begon te schieten. Maar we zijn er wel mee bezig. Als je, na de gebeurtenissen in België en Frankrijk van enkele maanden geleden nu weer de beelden ziet van de slachting in Nice, en enkele dagen later van een jonge geradicaliseerde Afghaanse immigrant die in een Duits trein een aantal medereizigers met een mes en een bijl zwaar verwondde, dan blijven die beelden geruime tijd op je netvlies kleven. En je knikt instemmend als iemand zegt dat je erop kunt wachten dat zoiets ook in ons eigen land gebeurt. Bij grote evenementen, zoals deze week de Nijmeegse Vierdaagse met meer dan 50.000 deelnemers en honderdduizenden toeschouwers, heeft beveiliging tegen mogelijke terreur de allerhoogste prioriteit en halen de organisatoren opgelucht adem als alles weer goed afgelopen is.

Ik schrijf deze blog terwijl ik in de intercity zit op weg naar een afspraak in Brussel (met de persoon die mijn nieuwste boek in het Frans vertaalt!). De trein is tamelijk leeg, maar ik weet natuurlijk niet of er zojuist in Den Haag HS of in Rotterdam geen fanatiekeling is ingestapt die aanstonds dit treinstel binnenstormt en onder het roepen van ‘Allah is groot’ om zich heen begint te schieten. Ik maak me er geen echte zorgen om, maar ik besef wel dat er legio gemakkelijke targets zijn voor extremisten om hun dodelijk plan tot uitvoer te brengen. Vliegvelden en vliegtuigen mogen dan redelijk beveiligd zijn, maar hoe staat het met treinen en stations, met ferryschepen en cruiseschepen, of zelfs bussen, winkelcentra, musea en kerken?

Het zinloos geweld van terrorisme maakt mensen bang. Zij beseffen dat het leven door moet gaan en dat je niet thuis kunt blijven zitten, maar ze kijken extra goed om zich heen om te zien of er geen verdachte pakketjes liggen en er enge mensen in de buurt lopen.

Sommige bijbellezers herinneren zich de teksten waarin wordt gezegd dat er ‘grote angst’ zal zijn in de wereld en dat dit een ‘teken des tijds’ is dat erop wijst dat het einde nadert en de wederkomst voor de deur staat. Het is altijd lastig om antwoord te geven op de vraag in hoeverre een verschijnsel als angst vanwege een verhoogde terreurdreiging nu een echt ‘teken des tijds’ is. Want laten we eerlijk zijn: Zo  veilig was het in het verleden nu ook weer niet. En reiziger die in Jezus’ dagen de korte afstand tussen Jericho en Jeruzalem aflegde, kon zomaar het slachtoffer worden van een roversbende. Reizen in de oudheid en in de middeleeuwen was bepaald niet zonder gevaar en dat was ook nadien nog zo. Iemand kon je een dolk in je rug steken. Je postkoets kon worden overvallen. Je schip was het doelwit voor piraten!

Ik denk dat er honderd of tweehonderd jaar geleden tenminste zoveel redenen waren om bang te zijn als nu. Is al dat praten over ‘tekenen der tijden’ daarom dan onzin? Zeker niet. Maar we moeten niet vergeten dat vanuit bijbels perspectief de eindtijd na de dood en opstanding van Jezus al begon. De vroege kerk leefde al in de eindtijd en vanuit de eindtijdverwachting. Die eindtijd duurt echter niet altijd maar voort. Er komt een einde aan. En door de eeuwen van de eindtijd heen zijn er steeds signalen (‘tekenen’ ) langs de weg, die ons eraan herinneren dat deze wereld tot op de draad versleten is en plaats moet (en zal) maken voor iets veel beters.

Bij christenen moet deze verwachting sterker zijn dan hun angst. Hoop moet uiteindelijk steeds de boventoon voeren. Ook (of vooral?) in een tijd waarin terreur zo dikwijls het meeste andere nieuws overstemt.