Lezen

 

Boeken spelen in mijn leven een belangrijke rol. Ik heb binnen de kerk jarenlang als redacteur, vertaler en uitgever van boeken gewerkt. En ik heb zelf inmiddels meer dan twintig boeken geschreven—soms in het Engels en soms in het Nederlands en soms in beide talen (zoals mijn laatste boek). Ook mijn vrouw Aafje heeft wat met boeken. Niet alleen leest zij wat ik schrijf voordat ik een boekmanuscript inlever, en met haar uitstekende taalgevoel levert zij een belangrijke bijdrage in het verbeteren ervan. Zij heeft zelf in totaal meer dan honderd boeken vertaald vanuit het Engels en het Duits naar het Nederlands voor diverse uitgeverijen.

Maar in ons huis wordt ook veel gelezen. Dat is altijd zo geweest en is nog steeds het geval. Ik ben altijd wel bezig in twee of meer boeken tegelijk—vaak iets diepgaands afgewisseld met iets luchtigs. Op dit moment ben ik halverwege een biografie van J.N. Loughborough (1832-1924)—de laatste van de zgn. ‘pioniers’ van de Adventkerk.  Het boek is geschreven door Brian E. Strayer and werd in 2013 uitgegeven door de Review and Herald uitgeverij. Loughborough schreef talloos veel artikelen en ook een paar boeken. Dat deed hij naast zijn andere werk. Als je leest over wat hij allemaal deed, vraag je je af waar hij de tijd vandaan haalde om ook nog te schrijven.

Maar Loughborough was ook een verwoed lezer en bouwde een aanzienlijke bibliotheek op, vooral met boeken over godsdienst en theologie, kerkgeschiedenis en gewone geschiedenis, maar ook over andere onderwerpen. Wie zich in de vroege Adventgeschiedenis verdiept, ontdekt dat veel van onze vroege leiders echte boekenwurmen waren. Met name uit boeken die door mannen als James White, Uriah Smith and J.N. Andrews werden geschreven blijkt dat zij zich intens verdiepten in wat anderen schreven.

Trouwens, ook voor Ellen White gold dat zij graag en veel in boeken van andere schrijvers las. Bij het schrijven van een aantal van haar boeken (zoals De Grote Strijd en Jezus—de Wens der Eeuwen–maakte zij voortdurend gebruik van allerlei bronnen. Kort nadat zij in 1891 naar Australië verhuisde (waar zij negen jaar zou blijven) schreef zij naar Amerika met het verzoek haar een aantal boeken toe te sturen die zij niet zelf had kunnen meenemen. Daaronder was een bijbelcommentaar dat zij veelvuldig raadpleegde. Toen Ellen White in 1915 stierf liet zij een privébibliotheek achter van ruim 1200 boeken. Het overgrote deel daarvan was van niet-adventistische auteurs.

Als sommige van onze kerkelijke leiders zich erop beroemen dat zij alleen in de Bijbel en in de boeken van Ellen White lezen dan is dat (zacht gezegd) nogal zorgelijk en dan treden zij daarmee bepaald niet in de voetstappen van de leiders van het eerste uur.  Uiteraard is het lezen van de Bijbel belangrijk en elke adventist doet er ook goed aan tenminste een aantal van Ellen White’s boeken te lezen–die zijn deel van onze adventistische erfenis. Maar wie niet wijder leest doet zichzelf te kort en ontwikkelt geen brede, evenwichtige kijk op de dingen.

Voor mij blijft het lezen van de Bijbel ontzettend belangrijk. Vanmorgen las ik de eerste brief van Paulus aan de Thessalonicenzen. Daarin vond ik veel wat mij persoonlijk aansprak en een paar preekthema’s doken haast als vanzelf op. Maar ik heb het ook nodig mij te laten voeden en inspireren door de kennis, wijsheid en ervaring van anderen. (En soms lees ik ook gewoon om mij een uurtje te kunnen ontspannen!)