Terug naar de tijd van de ‘pioniers’?

 

Een paar dagen geleden kwam ik voor het eerst de naam van een nieuwe ‘ministry’ tegen die een speciale boodschap heeft voor adventistische gelovigen. Het is de DEB-organisatie (=Declaring the End from the Beginning). Ik ga niet veel tijd investeren in het uitvogelen van waar deze beweging nu precies voor staat. Maar ik heb begrepen dat met name de profetie van de 2520 ‘dagen’ (=jaren?) een belangrijke rol speelt. En dat de juiste profetische uitleg van de eindtijd profetieën overeen moet komen met de zgn. ‘profetische kaarten’ uit de Millerperiode.  En waarom zouden juist deze ‘prophetic charts’ zo toonaangevend moeten zijn? Antwoord: Omdat mevr. Ellen White zich er ooit lovend over uitliet.

Merkwaardig dat een uitleg van zo’n 175 jaar geleden, waarvan zo langzamerhand wel duidelijk is dat deze aan alle kanten rammelde en die ook door Ellen White niet in alle opzichten werd gevolgd, als uitgangspunt wordt gekozen. Maar het feit dat het uit de tijd van de ‘pioniers’ stamt schijnt voor een flink aantal mensen een garantie te zijn voor zuivere orthodoxie!

Nu we binnenkort zullen vieren dat Luther vijf honderd jaar geleden zijn 95 stellingen op de deur van de Slotkapel in Wittenberg spijkerde—een daad die nu algemeen wordt gezien als het begin van de kerkhervorming—krijgt de kerkgeschiedenis van de zestiende eeuw op heel veel plaatsen extra aandacht. Volgens een aantal adventisten die zich met deze materie bezighouden is de normgevende bron voor een studie van de periode van de hervorming het werk van Jean-Henri Merle d’Aubigné, een protestants kerkgeschiedkundige uit de achttiende eeuw. Waarom is hij de beste bron? Omdat hij voor Ellen White een belangrijke bron was bij het schrijven van ‘De Grote strijd’. Dat geeft in hun ogen aan d’Aubigné een soort afgeleide onfeilbaarheid. En wie nu de kerkgeschiedenis bestudeert moet dan kennelijk maar vergeten dat er sindsdien veel nieuw historisch onderzoek is geweest en moet zich blijven richten op de boeken die de ‘pioniers’ in hun boekenkast hadden!

Onlangs las ik (zoals ik in een eerdere blog vermeldde) de biografie van J.N. Loughborough, van de hand van Brian E. Strayer. Op bladzijde 102 kwam ik een paragraaf tegen die mij toch wel wat verbaasde. Ik wist dat er in het vroege adventisme verschijnselen waren waaraan we nu liever niet meer herinnerd worden. Maar de korte beschrijving van een bijeenkomst die ik hier aantrof deed me toch wel even de wenkbrauwen fronsen. James White beschreef deze bijeenkomst naderhand als een van de meest indrukwekkende diensten die hij ooit had bijgewoond.

“Toen de groep gelovigen bijeen was gekomen legden de brs. Hart en Evers en James and Ellen White uit waarom de boodschap voor Laodicea speciaal van toepassing is op Gods laatste gemeente.  Ellen White ontving drie visioenen: een ervan duurde een half uur, de andere twee elk ongeveer twee minuten. Diep bewogen door de heilige Geest, riepen sommigen: ‘Glorie! Halleluja!’ Anderen barstten uit in tranen en weer andere spraken in tongen. J.N. Andrews en een van de aanwezige vrouwen werden aangeraakt door Gods kracht en vielen languit op de grond. Hun ledematen waren slap als een doek . . . De bijeenkomst duurde tot na middernacht.”

Het is een illustratie van hoe het er dikwijls aan toeging in de bijeenkomsten van onze geestelijk voorouders. Interessant om te lezen, maar zouden we echt terug willen naar het soort kerk dat onze ‘pioniers’ ruim anderhalve eeuw geleden oprichtten.

Er is veel in onze geestelijke erfenis dat we moeten vasthouden en dat inspiratie blijft bieden. Er is echter ook veel dat we definitief achter ons moeten laten om het soort kerk te kunnen zijn waarin een boodschap wordt gebracht die mensen in de eenentwintigste eeuw kan aanspreken—op een eigentijdse manier. En dat is in de ware geest van de ‘pioniers’.