Goede en droevige dingen

 

Vorige week overheerste het vakantiegevoel. Samen met mijn oudste zus uit Canada en haar man waren mijn vrouw en ik een aantal dagen in Maastricht en omgeving. Mijn Facebook volgers zijn daarvan wellicht op de hoogte. De week eindigde op zaterdag in Amersfoort waar ik bij de discussiegroep ‘De Herberg’ was uitgenodigd om over mijn boek “Gaan of Blijven?’ te komen praten.

Maar de afgelopen week viel er het nodige in te halen. Er was een stapel e-mail die aandacht moest krijgen en er was een Frans document van ongeveer 10.000 woorden dat op verzoek van de Nederlandse Unie (zo snel mogelijk) naar het Nederlands diende te worden vertaald.

Gisteren, donderdag, was een nogal bewogen en een aantal opzichten, emotionele dag. Het begon heel plezierig. Ik had een afspraak met een collega in een horecagelegenheid in de buurt van het landelijk kantoor. Deze collega wil graag een dagdeel of dag organiseren waarop mensen, die het gevoel hebben dat zij ‘aan de zijlijn’ van de kerk staan, samen van gedachten kunnen wisselen en de boodschap kunnen meekrijgen dat zij er toch nog helemaal bij horen en dat er ruimte voor hen in de kerk moet zijn. De plannen worden de komende weken en maanden uitgewerkt met het doel om dit evenement in februari ergens op een centrale plaats in het land te organiseren.

Maar, thuisgekomen, opende ik mijn computer, en las ik het verschrikkelijke bericht dat de vrouw van Wim Altink, onze unievoorzitter (en vriend), was overleden. Mijn vrouw en ik waren enkele dagen geleden nog even bij Els en Wim op bezoek. Els’ toestand was duidelijk verslechterd, maar er was nog hoop dat een nieuwe behandeling zou aanslaan. Dat mocht niet zo zijn en Els heeft de strijd van meer dan tien jaar tegen een venijnige kanker verloren. Het hield mij de rest van de dag bezig en het hield me de afgelopen nacht ook urenlang uit mijn slaap. Blijft het machteloze gevoel dat je niets kunt doen om te helpen en dat woorden hopeloos tekort schieten.

Een tweede zaak die gisteren de rest van mijn dag ontwrichtte waren de geluiden uit Silver Spring, waar volgende week de jaarvergadering van het voltallige Generale Conferentiebestuur plaatsvindt. Traditiegetrouw wordt die vergadering voorafgegaan door inleidende vergaderingen met de belangrijkste leiders, zoals de voorzitters van de divisies en het dagelijks bestuur van de wereldkerk. Er was de afgelopen dagen al veel onrust ontstaan over een tweetal lange documenten die de basis moeten vormen voor  belangrijke discussies tijdens het zgn. Annual Council. Ze gaan over de eenheid van de kerk en de noodzaak om op te treden tegen organisatorische eenheden (unies en conferenties) die zich niet aan de kerkelijke regels houden (lees: die vrouwen tot predikant inzegenen, of helemaal niemand meer willen inzegenen). De indruk die je aan het lezen van deze documenten overhoudt is dat het probleem van de rol van de vrouw in de kerk is ontaard in een verbeten machtsstrijd. De topleiding van de kerk wil—middels lange vrome betogen—haar wil aan de gehele wereld opleggen. Kennelijk koste wat het kost. De eerste berichten die vanuit Silver Spring komen naar aanleiding van de inleidende besprekingen doen het ergste vermoeden. Zullen er de komende week voldoende bestuursleden zijn die de moed hebben zich tegen deze onzalige gedachten te keren of heerst er een dusdanige angstcultuur dat men goeddeels zal zwijgen?

Er lijkt in de kerk op hoog niveau niet langer sprake te zijn van open communicatie. Ik kreeg daar—op mijn niveau als gepensioneerde kerkelijke medewerker—de afgelopen week iets van mee. Ik schreef een tamelijk lange e-mail aan Wilson, de Generale Conferentie voorzitter, waarin ik hem vroeg toch alsjeblieft aandacht te willen hebben voor de grote aantallen mensen in de kerk (vooral in de westerse wereld) die aan allerlei dingen twijfelen en die zich zorgen maken over diverse rampzalige tendensen in de kerk. Ik kreeg twee dagen later een antwoord namens Wilson, geschreven door zijn persoonlijke assistent.  Wilson, zo zei hij, had mijn ‘cri de coeur’ met aandacht gelezen. Die hoopvolle mededeling werd daarna echter naadloos gevolgd door een reeks vrome gemeenplaatsen en slogans, die totaal niet raakten aan wat ik had geschreven. Geen bericht was beter geweest dan dit bericht.  Het antwoord dat ik kreeg was een kleine demonstratie van hoe echte communicatie klaarblijkelijk onmogelijk is geworden.

Nu (vrijdagmorgen) maak ik mij klaar om in de auto te stappen en naar het Duitse Kassel te rijden. Daar houden de Noord- en Zuid-Duitse Unie dit weekend hun jeugdcongres. Ik voel me vereerd—maar ook wel een beetje ongemakkelijk—dat ik als 74-jarige word uitgenodigd om daar een reeks workshops tijdens een jeugdcongres te komen houden.  Mijn onderwerp is: Hoe gaan we om met mensen die ‘anders’ zijn: Een christelijke visie op homoseksualiteit. Ik ben erg benieuwd naar hoe het zal zijn en hoop dat ik tenminste aan aantal jongeren kan helpen bij het vormen van hun standpunt.