De kloof tussen mannen en vrouwen

 

Vergezeld van een drietal Nederlandse collega’s neem ik deze week deel aan een internationaal symposium over aspecten van zending en kerkgroei. De plaats van samenkomst is de adventistische Friedensau Universiteit in het oosten van Duitsland, niet zo ver van Magdeburg. De universiteit biedt een plezierige omgeving en goede faciliteiten voor dergelijke bijeenkomsten, ook al ligt de campus naar mijn smaak wel wat ver van de bewoonde wereld.

Ik was een van de ongeveer vijftien sprekers en was meteen al op dinsdagmorgen, aan het begin van de conferentie, als eerste aan de beurt om mijn presentatie te houden. Mijn onderwerp was: Criteria voor een gezonde kerk. Ik behandelde het onderwerp met behulp van een ‘power point presentatie’, maar hoop mijn betoog binnenkort op een meer academische manier op schrift te stellen, met de gebruikelijke bronvermeldingen.

Een van de onderwerpen die mij bijzonder boeide was een presentatie van een Bulgaarse deelnemer. Hij had een studie gemaakt van de demografische opbouw van de Adventkerk in zijn land. Hij had een groot aantal dia’s met cijfers en grafieken. Zoiets kan soms snel vervelen, maar hij wist er een boeiend verhaal van te maken.

De Adventkerk in Bulgarije heeft ongeveer 7.500 leden, waarvan ongeveer tien procent in  het buitenland wonen. Driekwart van de leden zijn etnische Bulgaren, terwijl ongeveer een kwart bestaat uit Roma’s (zigeuners). De kerk heeft in de afgelopen jaren voortdurend een daling in ledental gezien. Voor zover er groei is, is die hoofdzakelijk te vinden in de gemeenten van de Roma’s.

Een element dat mijn bijzondere aandacht trok is het feit dat het verschil tussen aantallen mannen en vrouwen in de Bulgaarse kerk nog veel groter is dan gemiddeld in andere landen. In de meeste westerse landen schommelt het percentage van vrouwelijke en mannelijk kerkgangers rond de respectievelijk 58 (vrouwen) en 42 (mannen). Dat is zowel in andere christelijke kerken als in de Adventkerk het geval. Maar in Bulgarije liggen de percentages op respectievelijk 68  vrouwen en 32 procent mannen.

Er ontstond een boeiende discussie over de reden voor deze ‘gender gap’. Er was geen duidelijke reden aan te geven voor het feit dat de Bulgaarse cijfers zo afwijken van het gemiddelde. De discussie spitste zich daarna vooral toe op de vraag waarom in het algemeen vrouwen zich meer tot de kerk aangetrokken voelen dan mannen. De spreker zag de oplossing niet in het opzetten van een mannenpastoraat (‘men’s ministry’), of zo iets, maar eerder in een verwijderen van de dingen die mannen uit de kerk houden.

Allerlei zaken werden genoemd die ervoor zorgen dat het kerkelijk leven vooral vrouwelijke aspecten heeft, zoals o.a. de aankleding van de ruimte voor de eredienst (bloemen), de zoete plaatjes die steeds vaker in allerlei ‘power points’ worden gebruikt, en het feit dat Jezus Christus dikwijls op een heel ‘softe’ manier wordt gepresenteerd. Het zou moelijk zijn voor veel mannn om zich met aan dergelijke Jezus als rolpatroon te identificeren. Wat mij vooral aan het denken zette was de suggestie dat mogelijk een van de redenen te vinden is in de aanpak van het kinderwerk (kindersabbatschool), waarin vrouwen de hoofdrol hebben en waarin de jongens ook moeten meedoen aan allerlei activiteiten die meisjes veel meer aanspreken dan jongens.

In de literatuur is ook veel gespeculeerd over dit vraagstuk van de ‘gender gap’. Sommigen hebben gesuggereerd dat de christelijke deugden die vooral in de kerk worden benadrukt (nederigheid, zachtmoedigheid, enz). eerder vrouwen dan mannen aanspreken.

De lezing van de Bulgaarse deelnemer aan het symposium heeft mij geprikkeld om mij verder in het onderwerp te gaan verdiepen.  Maar tegelijkertijd besef ik dat vanaf het allereerste begin van de kerk vrouwen al vaak aanwezig waren waar mannen het lieten afweten! Denk aan de opstandingsmorgen.

Het is nu ik dit schrijf donderdagmorgen. Vandaag nog een volle dag met presentaties en discussies. Morgen vroeg word ik naar Burg gebracht, een plaatsje op zo’n twaalf kilometer van hier, waar ik op de trein zal stappen naar Berlijn, om vandaar naar Londen te vliegen. Morgenavond en zaterdagmiddag verzorg ik in Oxford onderdelen van het programma van de kerk in Zuid-Engeland tijdens een dag die gewijd is aan de problematiek van de groeiende diversiteit in de kerk.

Wie zou willen beweren dat het leven van een gepensioneerde predikant ssai en eentonig is?