Kunnen wij Christus’ terugkeer verhaasten?

Ik ben druk bezig met het schrijven van een boekje over de gevaren van de zgn. Last Generation Theology (LTG–de theologie van de laatste generatie).  Dat dwingt mij om uitgebreid te lezen over allerlei zaken die in meerdere of mindere mate in verband staan met dit thema. Een gedachte die bij veel adventisten–en niet alleen bij LGT-supporters–te vinden is, is de overtuiging dat de wederkomst aanzienlijk vertraagd is door ons gebrek aan ijver in het verspreiden van de boodschap van de drie engelen. Als wij (en vorige generatie zijn daarbij ingesloten) beter ons best hadden gedaan, dan zou Christus al lang zijn teruggekomen. Degenen die deze verklaring voor de (ogenschijnlijke) vertraging van de wederkomst onderschrijven, vinden al snel een paar citaten van Ellen White om hun standpunt kracht bij te zetten. Zie bijvoorbeeld wat zij zegt in haar boek The Desire of Ages (Jezus-de Wens der Eeuwen): ‘Als de kerk van Christus de taak had volbracht die haar was opgedragen, dan zou de gehele wereld al zijn gewaarschuwd en zou Jezus in al zijn heerlijkheid al zijn teruggekomen.’[1

Als ons gebrek aan zendingsijver er een van de oorzaken van is dat de terugkeer van Christus is vertraagd, dan is de keerzijde van de medaille dat een grotere zendingsdrang de wederkomst dichterbij kan brengen. Dat lijkt een redelijke conclusie, want vertelt 2 Petrus 3:12 ons niet dat wij de komst van de Heer kunnen versnellen? Ellen White zegt het heel stellig: ‘Door het evangelie aan de wereld te brengen kunnen wij de terugkeer van onze Heer verhaasten. We moeten niet alleen uitzien naar de dag van God maar moeten die ook dichterbij brengen.[2]  En: Hij heeft ons de macht gegeven om, in samenwerking met hem, de ellende in de wereld tot een einde te brengen.’[3]

Onder de vele adventistische auteurs die ik in de afgelopen dagen heb geconsulteerd waren Norman Gulley en Sakae Kubo. Beiden zijn gerespecteerde adventistische academici. Kubo is nu de negentig jaar gepasseerd en hoewel Gulley minder bejaard is heeft ook hij de pensioenleeftijd ruimschoots bereikt. Het is denk ik fair om te zeggen dat Kubo zich in theologisch opzicht ietwat links van het midden bevindt, terwijl we Gulley enigszins rechts van het centrum moeten plaatsen. Beiden benadrukken dat het Griekse woord speudo, dat in 2 Petrus 3:12 wordt gebruikt,niet alleen kan worden vertaald met ‘verhaasten’, maar ook met ‘intens verlangen naar’. En beide auteurs stellen ook met nadruk dat het idee van het ‘verhaasten’ van de wederkomst op een aantal ernstige theologische problemen stuit. We kunnen de begrippen ‘vertragen’ en ‘verhaasten’ niet in hun absolute betekenis opvatten, maar eerder als uitdrukking van onze menselijke perceptie.

Ik citeer beide schrijvers.  Gulley: ‘Als wij mensen echt zelf de Advent zouden kunnen verhaasten, zou dat het grootste voorbeeld zijn van zaligheid-door-werken–wat in volkomen tegenspraak is met het evangelie.’ [4]  Kubo is nog indringender: ‘We moeten goed in gedachten houden dat het godslasterlijk zou zijn te denken da we op de een of andere manier door menselijke inspanning Christus terug kunnen doen keren.’[5]

Er valt veel meer over dit onderwerp te zeggen dan in een korte blog mogelijk is. Maar ik zou iedereen die het met de paplepel heeft binnengekregen dat we de komst van Jezus kunnen vertragen of verhaasten, willen aanraden dit onderwerp nog eens grondig te bestuderen. Dat kan wellicht een wat evenwichtiger beeld geven. En laat mij dit er nog aan toevoegen: Kubo’s boek God Meets Man, dat gaat over de sabbat en de wederkomst, is naar mijn smaak onovertroffen. Het moet hoognodig weer eens opnieuw worden uitgegeven!



[1]  Ellen G. White, The Desire of Ages, pp. 633, 624;  [2]  The Desire of Ages, p. 633. [3]  Education, p. 264. [4]  Gulley, Christ is Coming, p. 542. [5]  Kubo, God Meets Man, p. 101.