Hoe zal het gaan?

Toen ik vorige week zaterdag aan het einde van de kerkdienst bij de deur stond om de mensen te groeten werd ik aangesproken door een oudere man in een rolstoel. Hij had gewacht tot iedereen voorbij was. Toen ik mij naar hem toeboog om hem een hand te geven, gaf hij aan dat hij me wat wilde vragen. Hij zei dat hij hij zich herinnerde dat ik hem eens had gezegd dat ik er niet van overtuigd was dat de wereld en alles daarop zo’n 6.000 jaar geleden in zes letterlijke dagen was geschapen. Ik herinner mij vaag dat hij mij inderdaad een jaar of zo geleden daarover een vraag had gesteld.

Dit was wat hij mij deze keer vroeg: ‘Gelooft u dat uiteindelijk heel veel mensen zullen worden gered? Zou het kunnen zijn dat er miljarden mensen uit alle eeuwen zullen opstaan? En gelooft u dat dit allemaal op één dag kan gebeuren? U hebt me eens gezegd dat u ervan uitgaat dat God waarschijnlijk via een heel langdurig proces heeft geschapen. Denk u dat God dan ook een lange tijd nodig heeft om ons allemaal terug te roepen uit de dood en de nieuwe wereld te scheppen waarop wij wachten?’

Ik verzekerde hem dat ik geloof dat God de Schepper is van alles, ook al weet ik niet precies hoe en wanneer hij alles maakte, en ook dat ik geloof in een leven na dit leven, hoewel ik ook niet precies weet hoe God dat allemaal zal aanpakken.

Mijn broeder in de rolstoel citeerde daarop 1 Tessalonicenzen 4:16 en 1 Korintiërs 15:52.  Wanneer het signaal gegeven wordt , de aartsengel zijn stem verheft en de bazuin van God weerklinkt, zal de Heer zelf uit de hemel neerdalen. Dan zullen eerst de doden die Christus toebehoren opstaan. . . .  Wanneer de bazuin weerklinkt, zullen de doden worden opgewekt met een onvergankelijk lichaam en zullen ook wij veranderen.

Wat dacht ik van deze teksten, vroeg hij. ‘Zijn die teksten niet glashelder?’ Inderdaad deze teksten lijken op het eerste gezicht nogal duidelijk, maar ik moet toegeven dat ik toch een heleboel vragen heb. Zeker, God weet wie bij hem horen en op de een of andere manier zorgt hij ervoor dat zij een nieuw, eeuwig, leven tegemoet kunnen gaan. Maar hoe gaat dit gebeuren? Is er sprake van letterlijke bazuinen en van een letterlijk roepen van een aartsengel? En wat gebeurt er met al degenen die niet bij deze “eersten’ zijn die weer levend worden? Volgens Openbaring 20 worden zij duidend jaar later opgewekt. Is dat getal duizend symbolisch of letterlijk? En waarom moet deze groep tot leven worden gewekt om daarna in de “tweede dood” weer te worden verdelgd? En wat is precies de rol van degenen die gered worden in het goddelijk oordeel? En waarom gaan de geredden eerst naar de hemel om vervolgens toch weer op Planeet Aarde terecht te komen?

Ja, zoals ik legio vragen heb met betrekking tot de oorsprong van de wereld en het ontstaan van de mens, heb ik ook massa’s vragen over de toekomstige nieuwe schepping. Maar ik kan goed met deze vragen leven. Ik weet niet hoe en wanneer God alles maakte. Het lijkt erop dat hij een evolutionair proces heeft gebruikt, maar vast staat voor mij dat hij de Schepper is en dat ik een schepsel ben dat hem eerbied en loyaliteit verschuldigd is. Dat te weten is genoeg

En hoewel ik mij geen enkele voorstelling kan maken van hoe God alle dingen weer nieuw zal maken, geloof ik dat er een moment komt dat God in de geschiedenis ingrijpt door middel van de tweede komst van zijn Zoon en dat ik, vanwege Gods liefde en almacht, mij veilig aan hem kan toevertrouwen. Het is genoeg om te weten dat hij mijn God is en dat hij op de een of andere manier voor mij zorgt. Omdat ik mij behouden mag weten hoe ik mij verder geen zorgen te maken.

Mijn vragensteller was duidelijk niet helemaal tevreden met mijn antwoord. Ik weet dat hij de Bijbel op een andere, veel letterlijke, manier leest dan ik doe. Ik weet niet precies hoe ik de verschillende teksten over dit onderwerp moet begrijpen en hoe ik alle informatie zo aan elkaar kan rijgen dat ik ook maar een klein beetje begin te begrijpen hoe God de wereld herschept en zijn kinderen weer tot leven wekt.  Maar in geloof wil ik vasthouden aan de belofte dat er eeuwig leven zal zijn en dat dit op de een of andere manier ook is wat God, in zijn genade, voor mij in petto heeft. Dat is een voldoende antwoord op al mijn vragen.