Ik ben niet goed genoeg, maar God is wel goed genoeg!

De laatste tijd heb ik me nogal beziggehouden met de zgn. Last Generation Theology. Volgens de aanhangers van deze theorie zal er een kleine groep Adventgelovigen zijn die net voor het einde komt de volmaaktheid bereiken. Als deze laatste generatie zich heeft gevormd komt Christus terug. In mijn laatste boek IN ALL HUMILITY: Saying “No” to Last Generation Theology leg ik uit waarom deze visie niet alleen onjuist maar ook gevaarlijk is.

Maar de theorie dat uiteindelijk slechts een kleine minderheid van de mensen—ook van degenen die zeggen dat ze in Christus geloven—behouden zal worden—is een hardnekkige gedachte die veel Adventisten onzeker of zelfs wanhopig maakt. Hoeveel hoop hebben zij in het licht van de uitspraak van Ellen G. White dat slechts 1 op de 20 behouden zal worden. Velen vragen zich af: Behoor ik straks tot die “rest” (zie Openbaring 12:17) die de eindstreep haalt? Ben ik wel goed genoeg om straks het eeuwige leven te ontvangen?

Ik raaks er steeds vaster van overtuigd dat we het evangelie als een “blijde boodschap” moeten presenteren. Er is behoud voor iedereen die gelooft! (Rom. 10:9). God wil niet liever dan dat iedereen uiteindelijk zijn rijk binnengaat (1 Tim. 2:3, 4). Sommigen gaan zo ver dat zij zeggen dat het feit dat onze God liefde is inhoudt dat niemand verloren zal gaan. Die opvatting, die bekend staat als de leer van de “al-verzoening”, is heel aantrekkelijk. Hij past in elk geval veel beter bij een God van liefde dan de gedachte dat er een eeuwig brandend hellevuur zou zijn. Gelukkig hebben adventisten al heel snel na hun ontstaan ingezien dat er geen bijbelse grond is voor het idee dat “goddelozen” eeuwig gepijnigd zullen worden. Maar aan de andere kant is wel duidelijk dat er altijd mensen zijn geweest (en er altijd zullen blijven) die er zelf voor kiezen om het aanbod van eeuwig leven bewust af te wijzen.

De bijbelteksten over een “rest” die behouden wordt moeten ons niet blind maken voor de vele bijbelse uitspraken die ons het blijde nieuws verkondigen dat er in het huis van de Vader “veel kamers” zijn (Joh. 14:2). Binnengaan in Gods koninkrijk vergt een persoonlijke beslissing. De teksten over de “rest” verzekeren ons ervan dat er God-zij-dank altijd mensen zijn geweest (en er altijd zullen zijn) die deze goede keus maken. Ook al lijkt het er soms op dat het geloof overal op zijn retour is, het goede nieuws is dat Gods onderneming geen verloren zaak is. Integendeel. Er is straks uiteindelijk toch sprake van een menigte die niemand tellen kan (Openb. 7:9) en een ontelbare menigte “uit elke stam en volk en taal en natie” (Openb. 5:9) zal Gods nieuwe wereld binnengaan.

Die enorme menigte wordt ook beschreven als de 144.000 (Openb. 7:4-8). Het is een symbolisch etiket voor Gods volk in al zijn volheid. Het is gebaseerd is op eenheden van 12 en van 10. Twaalf is het getal van Gods volk en tien het getal van volledigheid! Met andere woorden: Niemand, maar dan ook niemand, die God tot de zijnen rekent zal ontbreken.

Als ik hieraan denk komen de woorden van een bekend Engels lied bij mij boven: “There is a wideness in God’s mercy like the wideness of the sea.”  (Nederlandse versie: “Er ‘s een weidsheid in Gods goedheid, wijder dan de oceaan.”). Veel adventisten hebben dat helaas nog niet goed begrepen. Ik heb ook aan die geweldige waarheid moeten wennen. Het hangt er niet vanaf of ik wel goed genoeg ben als puntje bij paaltje komt, want God is goed genoeg!