Dakloos in Nederland

Vorige week berichtten de Nederlandse media dat volgens gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek het aantal daklozen in ons land in de laatste tien jaar is verdubbeld. Er leven nu ongeveer 39.000 mensen (overwegend mannen) op straat. Vooral de categorie van mannen tussen de 18 en 30 jaar en van mensen met een niet-westerse migratieachtergrond zijn sterk oververtegenwoordigd. De cijfers werden door allerlei instanties als heel schokkend ervaren en de verantwoordelijke staatssecretaris kondigde meteen aan dat hij er extra aandacht aan zal gaan geven. Maar een week later is het nieuws bij de meesten al weer grotendeels weggeëbd. Toch moest ik er de afgelopen week steeds weer aan denken. Hoe is het mogelijk dat we er in een van de rijkste landen ter wereld niet in slagen om iedereen een dak boven zijn/haar hoofd te geven? Er zijn weliswaar opvanghuizen waar daklozen tijdelijk terecht kunnen, maar die zijn overvol en bieden geen blijvende oplossing voor de betrokkenen. Het Leger des Heils is actief op dit gebied, maar je ziet relatief weinig andere christelijke organisaties die zich voor de dak- en thuislozen inzetten.

Ik kan zo’n probleem niet gemakkelijk van mij afzetten. Net zo min als ik zonder gêne en schuldgevoel een bedelaar kan passeren. Ik was een paar dagen geleden weer eens in Brussel en ik verbaas me er altijd over hoeveel bedelaars je daar op straat ziet. Ik geef meestal wel een of twee euro. Een enkele keer loop ik zonder te geven verder, maar bedenk ik mij en ga ik terug om alsnog wat te geven. Ik ken alle argumenten die je kunt aanvoeren om niet te geven—maar er zitten tussen die bedelaars ongetwijfeld mensen die een heel beperkte keuze hebben om in leven te blijven: stelen of bedelen.

Schrijvend aan deze blog denk ik aan een ervaring in Griekenland. Een aantal jaren geleden was ik reisleider voor een groep adventistische senioren naar Griekenland. We gingen tijdens onze reis op zaterdag naar de Adventkerk. Ik was uitgenodigd om die ochtend in de kerk van Athene te preken. Ons hotel was niet ver van het kerkgebouw en op vrijdagavond besloot ik er al vast een kijkje te gaan nemen. Voor de deuren van de kerk lagen zes dakloze verslaafden. Bij navraag bleek dat dit hun vaste slaapplaats was. Op zaterdagmorgen werden ze steevast verwijderd en werden ook de injectienaalden en andere blijken van hun aanwezigheid opgeruimd. Het deed de vraag bij mij rijzen waarom er voor deze mensen-in-nood geen plek beschikbaar was in het kerkgebouw. Natuurlijk begreep ik de argumenten die men aanvoerde waarom dat geen goed idee was, toen ik op zaterdag met enkele gemeenteleden daarover in gesprek ging. Sommige leden zouden niet langer ter kerke gaan en ouders met kinderen zouden hun kroost niet met druggebruikers willen confronteren. Enz.

Ik zou, als ik verantwoordelijk was geweest voor die kerk in Athene, waarschijnlijk eenzelfde afweging hebben gemaakt. Maar eraan terugdenkend komt de vraag weer heel scherp boven: Wat is onze christelijke verantwoordelijkheid ten opzichte van mensen die, al dan niet door eigen schuld, aan de rafels van de maatschappij zijn terechtgekomen?

Ik stel vast (met weliswaar enig innerlijk ongemak) dat het niet reëel is om mijn woning open te stellen voor een of meer daklozen en dat het ook te veel praktische bezwaren oplevert om daarvoor ruimtes in kerkgebouwen langdurig vrij te maken. Maar zouden we dan toch niet in elk geval als geloofsgemeenschap iets concreet kunnen doen? Zouden we geen tehuis voor daklozen kunnen stichten? Ongetwijfeld is daarvoor overheidssubsidie beschikbaar, zodat het financieel haalbaar is. Toen de (toen nog veel kleinere) kerk in 1933 de noodzaak zag van meer opvang van wezen en andere kinderen die een thuis nodig hadden, werd Kinderhuis ‘Zonheuvel’ gesticht. Waarom kon zoiets toen wel en zou een opvang voor daklozen nu niet haalbaar zijn?

En misschien is er nog een andere manier om een bescheiden bijdrage te leveren aan het oplossen van het Nederlandse daklozenprobleem. Het lijkt me een heel relevant project voor ADRA-Nederland, mogelijk samen met andere organisaties die zich al voor deze doelgroep inzetten. Ik vermoed dat het veel Nederlandse ADRA-donoren sterk kan aanspreken!

2 thoughts on “Dakloos in Nederland

  1. Jan Kerssen

    De Adventgemeente Groningen biedt dak- en thuislozen al 7½ jaar iedere eerste zaterdag van de maand een warme maaltijd aan en daar maken 30 tot 50 van hen met grote dankbaarheid gebruik van. Het wordt gedaan in samenwerking met de Vrije Baptisten Gemeente en mensen van andere kerken. Op 7 september doen we het voor de 84ste keer. Intussen hebben meerdere daklozen de weg naar de kerk en naar een doop gevonden. Gebedsgroepen en kringen verzorgen bij toerbeurt de warme maaltijd voor 60 personen. Zo gebeurt het low budget en met erg veel vreugde. Het is een kleine geste, maar zeer doelmatig.

  2. Angela

    Homeless is hommeles, een soort van hartenkreet, noodkreet, die ik in het artikel van dominee Bruinsma lees en zo’n 40 jaar lang ook de mijne is, hoewel ik er in de praktijk te weinig mee doe.
    Deels komt mijn reactie voort uit teleurstelling en diep verdriet, op grond van mijn ervaringen vanaf 2004 t/m 2008. In mijn stad (vallend binnen de 10 grootste gemeenten in Nederland) floreerde destijds een project voor dak- en thuislozen, onder meer via wékelijks op zaterdagen verstrekken van maaltijden aan dak- en thuislozen, bij toerbeurt verzorgd door een best groot aantal initiatief nemende en overige deelnemende protestante geloofsgemeenschappen. Ondanks hun uitnodiging ertoe (en in genoemde periode meermaals aankaarten) namen “wij”, die (onder meer op sabbatten) gala’s, potlucks en barbecues voor onszelf organiseerden , er niet aan deel, met “goede”? redenen.
    Deels reageer ik omdat het geen “toeval” kan zijn dat ik afgelopen week een liturgie voor Avondmaal aan huis voorbereidde, met het thema “relatie met Vader, Zoon, Heilige Geest, mensen en mijzelf”, gebaseerd op 2 Petrus 1:1-11, want daarin heb ik, met Gods hulp, veel te leren.
    Daarvoor koos ik het misschien vrij onbekende lied “Toon mijn liefde” (opwekking 705). In die video, https://www.youtube.com/watch?v=vSTknxrw8E4, zag ik op een † shirt de tekst: “don’t GO to church, BE the church”. Ook koos ik “Ik wil jou van harte dienen”, https://www.youtube.com/watch?v=XENaelezpbA, een lied dat ik in de loop der jaren dat ik naar de kerk én bijeenkomsten bij de Unie ging, slechts éénmaal hoorde. Verder “Aan uw tafel”, https://www.youtube.com/watch?v=fFup6ls6pmI.
    Het dikwijls niet eens behaalde doel elkaar als broeders en zusters te dienen, staat zowel naar de kerk gáán als kerk ZIJN denk ik nogal eens in de weg. We verlangen naar voeding, door: overdenkingen; bijwonen van diensten en cursussen; lezen en bestuderen van de Bijbel; gebed en elkáár, maar werden vanuit een beweging misschien een stelletje slapers. Tóch willen we graag maaltijd houden met Jezus. Wordt het geen tijd om te ontwaken en ons af te vragen of Jezus wel aan wil zitten bij ons, die zovelen links laten liggen? Mogen vanaf onze rijk gedekte tafels niet wat meer kruimels uit onze handen gegeven worden? Nee, de a in handen verander ik niet (want Schriftgeleerden denken, net als ik, “meteen” aan Mat. 15:26 en 27).
    Triest dat vanuit één gemeente gemeld wordt wat wél gedaan wordt voor dak- en thuislozen. Het wordt denk ik tijd dat álle Adventgemeenten (tijdens hooguit één vergadering!) inventariseren wat zij doen – én niet doen – in gehoor geven aan Jezus oproep in Mat. 25 (in het verhaal over de bokken en de schapen) en – vooral vanuit samenwerking met reeds bestaande projecten – aan de slag gaan met liefde zonder liefdadigheid, doelmatig zonder de doelstelling mensen te “bekeren” (inzonderheid tot het adventisme), niet uit angst om geen schaap te zijn, maar omdat zoveel schaapjes van Jezus niet op het droge zijn.

Comments are closed.