Er wordt niet van ons verwacht dat we God begrijpen, maar dat we hem aanbidden

De laatste jaren is binnen de Adventkerk het verzet tegen de leerstelling van de Drie-eenheid geleidelijk aan sterk toegenomen. Het duurde betrekkelijk lang totdat het dogma van de drieënige God volledig werd onderschreven door adventistische theologen en kerkleiders. Het invloedrijke boek Seventh-day Adventists Answer Questions on Doctrine (1957) liet er bij de lezer geen twijfel over bestaan dat Adventisten het nu helemaal eens waren met de meeste vertegenwoordigers van het traditionele Christendom, dat God in wezen één is, maar bestaat in drie Personen.

Waarom voelen steeds meer adventisten zich ongemakkelijk ten aanzien van dit cruciale leerstuk dat ook volmondig wordt onderschreven in de Fundamentele Geloofspunten van hun kerk? Er zijn, volgens mij, een aantal factoren: (1) Er wordt de laatste jaren voortdurend aangedrongen op en zo letterlijk mogelijk lezen van de Bijbel (‘plain reading’), en daarbij is er weinig aandacht voor onderliggende theologische denkbeelden. (2) Veel leden denken dat de Adventkerk sterk is afgeweken van de standpunten van de ‘pioniers’. Een aantal voormannen (!) van het eerste uur geloofden niet in de leer van de Drie-eenheid. Reden genoeg, vinden velen, om daarom zeer sceptisch te staan t.a.v. dit dogma. (3) Velen gaan ervan uit dat de Drie-eenheid een rooms-katholieke uitvinding is, en dat is het ultieme teken dat het niet deugt! (Er bestond echter al een ruime mate van consensus over het dogma van de Drie-eenheid lang voor er sprake was van een Rooms-Katholieke Kerk!)

Al redelijk vroeg tijdens mijn verdere theologische studie werd van mij verwacht dat ik zou lezen wat de befaamde theoloog Karl Barth over de Drie-eenheid had geschreven. Het lezen van Barth is nogal een uitdaging en ik herinner mij dat ik met nauwelijks twee bladzijden per uur daarin vorderde. Maar het was de moeite waard en heeft mij sindsdien steeds richting gegeven in mijn denken over dit gecompliceerde onderwerp. Toch had ik ook toen al geconcludeerd dat het woord ‘Drie-eenheid’ een term is die wij mensen gebruiken om te verwijzen naar iets dat in feite in menselijke taal niet te vatten is. Echter, op de een of andere manier delen God de Vader (een mensenwoord) en God de Zoon (opnieuw een mensenwoord) en de Geest (nog een mensenwoord) in oneindige goddelijke macht, en zijn zij ‘in wezen’ één, hoewel zij van elkaar te onderscheiden zijn. ‘Drie-eenheid is daarvoor het beste woord dat we konden bedenken. Elke discussie over God moet daarom uitmonden in de slotsom dat alles wat we over hem zeggen niet meer is dan een armzalige menselijke poging om iets uit te leggen wat per definitie ons begripsvermogen ver te boven gaat. Daarom moeten we ons uiteindelijk buigen voor het goddelijke mysterie. Maar er wordt dan ook niet van ons verwacht dat we God begrijpen, maar dat we hem aanbidden als Degene die ons maakte, ons in leven houdt en ons redt.

Deze overtuiging dat elke analyse van wie en wat God is uiteindelijk op niets uitloopt werd deze afgelopen week versterkt bij het lezen van het boek: The Doctrine of GOD: Introducing the Big Questions, geschreven door John C. Peckham, een van de prominente theologen aan Andrews University (T&T Clark, 2020). Het is een uitermate informatief boek dat ik van harte aanbeveel aan iedereen die theologische interesse heeft. Voor wie niet theologische geschoold is, is het misschien wat zware kost, maar het is de inspanning zeker waard. Peckham houdt zich niet alleen bezig met vragen rond de leer van de Drie-eenheid, maar gaat ook op een reeks andere vragen in. Als God onveranderlijk is, zoals de meeste theologen in het verleden beweerden, betekent dat dan dat God geen relatie met ons kan aangaan en geen emoties kan hebben of van mening kan veranderen? Want op de mens reageren houdt immers toch een mate van verandering bij God in? Een ander groot probleem is de relatie tussen God en de tijd. Als God eeuwig is, kan hij dan ervaren hoe de tijd zich voortbeweegt en heeft God een verleden, en een toekomst? Weet God alles? Zo ja, is dat niet in tegenspraak met het principe van de vrije wil? Als God alles weet, lijkt dat te impliceren dat alles wat we doen al door God zo gestuurd is. En, om nog een ander probleem te noemen: Als God toestaat dat er kwaad in de wereld is, maakt hem dat dan ook niet op de een of andere manier medeverantwoordelijk voor het bestaan en het voortbestaan van het kwaad?

Deze en allerlei andere vragen die in het boek aan bod komen zijn de moeite van het overdenken waard. Bij onze studie van deze vraagstukken zullen we onvermijdelijk tot de conclusie komen dat het christelijke denken over God sterk beïnvloed is door de Griekse filosofie en dat dit nogal eens botst met het beeld dat de Bijbel van God geeft. Het lezen van Peckhams boek versterkt mij in mijn overtuiging dat mijn denken over God altijd slechts een armzalige menselijke poging blijft om het Ondoorgrondelijke te doorgronden. Misschien is de beste definitie die ooit van God werd gegeven wel de definitie van Anselmus van Canterbury (11e eeuw): God is ‘iets waarboven niets groters gedacht kan worden.’

Daarom herhaal ik wat ik hierboven al zei: Er wordt niet van ons verwacht dat we God begrijpen, maar dat we hem aanbidden als Degene die ons maakte, ons in leven houdt en ons redt.

One thought on “Er wordt niet van ons verwacht dat we God begrijpen, maar dat we hem aanbidden

  1. Angela

    Nu kan ik eindelijk eens “kwijt” wat ik al tijden “denk” te “begrijpen” over God: in “begrjjpen ” ligt het woord “grijpen”. Vastpakken, beet pakken, ergens grip op krijgen, steeds meer onder controle willen krijgen én houden: de “máákbare” maatschappij (ik denk te begrijpen dat “dé” maatschappij niet “maakbaar” is).
    Wat zou ik anders van God willen “begrijpen” dan: “HIJ grjjpt MIJ, pakt me beet, houdt me vast, daagt me” én …… ik hoef “alleen maar” Zijn Hand te grijpen? Al moeilijk zat om dat laatste als een kind te doen.
    Als ik daar ook nog eens over na zou moeten gaan denken (wat ik in mijn kinderjaren óók niet deed bij mijn lieve, aardse, vader), dan krijg ik dat al helemaal niet meer gedaan.
    Het zou wel aardig zijn om eens te vernemen of anderen bovenstaande gedachten een rare simplificatie vinden van iemand die “altijd” liefst “overal” het naadje van de kous van weet (en best wat “begrijpt” van toch niet héél erg weinig naadjes en kousen).

Comments are closed.