Praag

Ik ben maar één keer in Praag geweest. Toen ik in het kantoor van de Trans-Europese Divisie van de Adventkerk werkte kwam ik regelmatig in Budapest, Zagreb, Belgrado, Warschau en andere hoofdsteden van Midden- en Oost-Europa. Die lagen in het gebied dat deel uitmaakte van ons werkterrein, maar Praag ligt in Tsjechië, en de Adventkerk in dat land behoort bij het gebied dat vanuit Bern wordt bestuurd. Jammer, want ik had graag Praag van tijd tot tijd eens willen bezoeken. De enige keer dat ik in Praag was, was zo’n vijftig jaar geleden. Ik werkte toen op Oud Zandbergen waar een theologische school was gevestigd. Met een groepje studenten ging ik toen op “werkweek” naar Berlijn en Praag. Het was een hele onderneming, want het ijzeren gordijn hing als een meedogenloze afscheiding dwars door Europa en het kostte de nodige voorbereidingen om de stempels in je paspoort te krijgen die westerse burgers nodig hadden om in het Oosten door te dringen. Ik zal niet gauw vergeten dat een van de studenten zijn paspoort kwijtraakte en in Praag moest achterblijven en pas meer dan een week later per trein terug naar Nederland kon komen. Maar ik herinner me vooral ook de barokke pracht van Praag en de plaatsen die aan Johannes Hus, een voorloper van de kerkhervorming, herinneren.

Er is veel in Praag wat ik zou willen zien, maar ik zou vooral moeite doen om een afspraak te bemachtigen met Tomás Halík, een katholieke priester en professor in de theologie en de sociologie. Ik noemde hem al in mijn blog van vorige week als een voorbeeld van iemand die in de dagen van het communisme grote offers moest brengen voor zijn geloof. Inmiddels heb ik in de afgelopen dagen zijn bijna 400 bladzijden tellende autobiografie helemaal uitgelezen. (Tomás Halík: In het Geheim Geloven. KokBoekencentrum, 2020).

Ik moet zeggen dat het boek me diep geraakt heeft. Misschien is een van de redenen dat veel in mijn leven een parallel vertoont met de levensgeschiedenis van Halík. Zijn leven is, net als dat van mij, steeds een mengeling geweest van heel wat verschillende activiteiten, deels van academische, maar deels ook van pastorale en bestuurlijke aard. En we hebben zeker ook onze reislust gemeen. Nadat het communisme verdween, nam Halík alle kansen te baat om steeds weer naar landen te gaan waar hij niet eerder was geweest en ik heb ook altijd alle kansen aangegrepen om te reizen. En zowel Halík als ik houden van preken en lezingen geven en van het schrijven van boeken. Maar ik besef maar al te goed dat ik niet in de schaduw kan staan van deze geniale geest en dat zijn boeken een ongekende diepgang hebben. Ja, als ik nog eens in Praag mocht komen, dan zou ik proberen om deze inspirerende man in levende lijve te ontmoeten en hem te bedanken voor de manier waarop zijn levensverhaal en zijn andere boeken mij hebben geïnspireerd.

Wat mij in Halíks autobiografie bijzonder trof was zijn eerlijke beschrijving van de diepe geestelijke depressie die hij op een gegeven moment doormaakte, als gevolg van een episode waarin vrienden en collega’s zich tegen hem keerden. Het kostte hem toen enige tijd om zijn draai weer te vinden en uit zijn geloofscrisis op te klauteren. Terugkijkend zag hij nadien die crisis vooral als een winstpunt—-als een periode waarin hij een rijping doormaakte die zijn leven verrijkte. Velen zullen dat (net als ikzelf) herkennen. Uit moeilijke fases in ons persoonlijke en/of professionele leven kunnen we sterker tevoorschijn komen.

Tomás Halík heeft een aantal boeken geschreven die ook in het Nederlands vertaald zijn. Een paar jaar geleden las ik zijn boek dat in het Nederlands de titel kreeg: Geduld met God. Het is een aanrader. Halík trekt zich elk jaar een hele maand terug in een klooster in het Duitse Rijnland, waar hij dan enkele weken lang een kluizenaarsbestaan leidt en de hele dag schrijft. Ook deze autobiografie is in zo’n kluizenaarsmaand tot stand gekomen. Misschien zou ik dat ook eens moeten proberen!