Het verschijnsel van cognitieve dissonantie

In 1957 publiceerde de Amerikaanse sociaal-psycholoog Leon Festinger (1919-1989) zijn beroemd geworden boek A Theory of Cognitive Dissonance (Een theorie van Cognitieve Dissonantie). Het boek was het resultaat van zijn studie van een merkwaardige sekte die werd geleid door Marian Keech. Zij beweerde dat buitenaardse wezens van de Planeet Clarion op 21 December 1954 de aarde door middel van een enorme zondvloed zouden vernietigen. Ondanks het feit dat die voorspelling niet uitkwam bleven bijna alle volgelingen van Mevr. Keech in haar buitenaardse boodschappen geloven. Ze weigerden toe te geven dat zij het fout hadden gehad, maar beweerden nu dat door hen het onheil was afgewend. Festinger probeerde een verklaring voor dit vreemde verschijnsel te vinden. Met zijn theorie van cognitieve dissonantie wilde hij duidelijk maken hoe mensen omgaan met nieuwe informatie die strijdig is met hun eerdere ideeën. Ze ervaren gewoonlijk een aanzienlijk “psychisch ongemak” vanwege deze “dissonantie,” en daarmee kunnen zij op twee manieren omgaan. Ze kunnen besluiten hun eerdere ideeën te herzien, of ze verdringen die en blijven zoeken naar informatie die hun eerdere ideeën op de een of andere manier kunnen bevestigen.

Een vaak geciteerd voorbeeld van “cognitieve dissonantie” is dat van het Wachttoren Genootschap. De Jehova’s Getuigen verkondigden dat Christus in 1914 zou terugkomen. Maar 1914 ging voorbij zonder dat dit gebeurde. Latere voorspellingen van de tijd van Christus’ terugkeer (1915, 1918, 1923, 1925 en 1975) bleken ook niet te kloppen. Toch leidde dit niet tot het einde van deze beweging doordat gefrustreerde leden massaal wegliepen, ondanks de “cognitieve dissonantie” die zij ervoeren toen de loop van de geschiedenis haaks bleek te staan op hun eerdere theologische overtuiging. De theologie van de Getuigen werd door de leiders gewijzigd en de meeste leden gingen daarmee akkoord. Een belangrijke factor was daarbij dat veel leden zoveel tijd, energie en emotie in hun beweging hadden geïnvesteerd dat zij elk argument wilden aangrijpen om hun beweging te redden!

Een heel frappant voorbeeld van cognitieve dissonantie zagen we recentelijk in de Vereinigde Staten in de QAnon-beweging. Op een gegeven moment ontstond de bizarre theorie dat er een ondergronds netwerk van invloedrijke pedofiele personen is, die zich schuldig maken aan het ontvoeren en zelfs vermoorden van kinderen en dat Q—de anonieme leider die deze beweging wil ontmaskeren—met alle mogelijke middelen moet worden gesteund. Op 4 december 2016 bestormde de zwaar bewapende Edgar Maddison Welch de Comet Ping Pong pizzeria in Washington, DC, omdat hij geloofde dat Hillary Clinton in de kelder van dit restaurant een pedofiele club aanvoerde. Welch ontdekte echter dat de pizzeria geen kelder had, dat er geen pedofielen waren en dat ook Hillary Clinton ontbrak. Welch zit nu in de gevangenis, maar de QAnon-beweging heeft zich daardoor niet laten ontmoedigen. Integendeel. De meest vėrgezochte “bewijzen” worden continu aangevoerd om het pedofielen-complot te blijven propageren.

Cognitieve dissonantie leidt niet altijd tot hetzelfde resultaat als bij QAnon en bij de Jehova’s Getuigen. Maar zevendedags adventisten hebben alle reden om zich bewust te zijn van dit verschijnsel. De beweging van William Miller spatte volledig uiteen toen de voorspelling dat Christus op 22 Oktober 1844 zou terugkeren niet bleek te kloppen. Een klein aantal van Miller’s volgelingen, die de kern van de latere Kerk van de Zevendedags Adventisten zou vormen, voelde die cognitieve dissonantie wel en kwam met een theologische verklaring voor het debacle van 1844. Dit ligt nu heel ver achter ons en de kerk heeft van meet af aan erkend dat de theorie van Miller en zijn medestanders incorrect was. De overgrote meerderheid van de kerkleden wil de fout van het bepalen van een datum voor Jezus’ terugkeer nooit meer herhalen. Maar ook bij adventisten steekt het probleem van de cognitieve dissonantie nog steeds regelmatig zijn kop op, wanneer blijkt dat eerdere theologische beweringen—met name wat profetische voorzeggingen betreft—niet langer kunnen worden verdedigd. Ik volsta met een duidelijk voorbeeld.

In het verleden waren er in veel van oorsprong christelijke landen pogingen om strikte zondagviering door middel van wetgeving af te dwingen. De verwachting dat de viering van de zondag wereldwijd zou worden verplicht werd een vast onderdeel van het adventistische eindtijd scenario. Uiteindelijk zou weigering om de zondag als rustdag te erkennen zelfs levensgevaarlijk worden. De realiteit is echter dat deze verwachting niet in vervulling is gegaan. Het tegendeel is het geval. Maar het blijkt voor veel adventisten moeilijk te aanvaarden dat die dodelijke clash tussen zondagvierders en sabbatvierders steeds onwaarschijnlijker wordt. Dat levert een aanzienlijke cognitieve dissonantie op. Een flink deel van de kerkleden blijft naarstig zoeken naar uitspraken van geestelijke leiders of activiteiten van vaak obscure organisaties die een achterhoedegevecht voeren om zondagsheiliging te promoten. Adventistische organisaties aan de rand van de kerk blijven waarschuwen tegen de komende zondagswetten. In 1983 publiceerde Jan Marcussen zijn boekje EEN NATIONALE ZONDAGSWET, dat in veel talen (o.a. het Nederlands) werd vertaald en waarvan Marcussen’s aanhangers inmiddels zo’n 47 miljoen exemplaren hebben verspreid. Waarom stoppen zij daar zoveel geld en energie in? Omdat het heel moeilijk is om een eenmaal ingenomen standpunt, waaraan men gehecht is geraakt, op te geven. Als een lang gekoesterd standpunt niet langer houdbaar is moeten wij, individueel en collectief, de moed hebben om de cognitieve dissonantie op te lossen door een dergelijk standpunt op te geven in plaats van er, vaak met gekunstelde en vėrgezochte argumenten, aan vast te blijven houden.

8 thoughts on “Het verschijnsel van cognitieve dissonantie

  1. Wouter Stap

    Tja, de zondagswet is altijd een lastige. In de traditionele ZDA uitleg van Openbaring is de zondag het merkteken van het beest. In sommige landen zijn de regels omtrent de zondagsrust strenger geworden (bv. Polen en Hongarije), maar in andere landen (bv. Nederland) juist minder streng.

    Behalve de ZDA uitleg ben ik bekend met interpretaties vanuit evangelische hoek. Daar wordt vaak gedacht dat het merkteken bv. een microchip of pincode is, die iedereen verplicht zal krijgen om nog te kunnen kopen en verkopen. De laatste tijd zie ik dat deze uitleg ook onder ZDA steeds populairder wordt!

    Maar verder ken ik geen andere interpretaties van het merkteken. Ik ben benieuwd hoe u deze profetieën uitlegt. Misschien kunt u daar eens een blog over schrijven? Het zou goed zijn als predikanten wat vaker een genuanceerde uitleg over deze onderwerpen geven. Ik merk dat er bij veel ZDA behoefte aan is. Maar doordat ze het in de kerk missen, wenden ze zich dan tot (extreme) lekensprekers. Dat vind ik jammer.

    1. Arjan den Heijer

      Als aanvulling:

      Ik ben het eens met Wouter Stap in zijn reactie.

      Ik zou u graag ook eens zien schrijven over hoe u denkt dat de profetieën, waar veel (conservatieve) adventisten veel waarde aan hechten, volgens u dan uitgelegd en benaderd dienen te worden. Hebben deze profetieën nog een bepaalde vervulling in de toekomst, of zijn deze profetieën reeds in de geschiedenis vervuld en zijn ze niet meer van toepassing op ons vandaag, of morgen?

  2. Angela

    Verbijsterd dat reacties over profetieën in de eindtijd gaan het navolgende. In de eerste alinea van dit blog legt ds. Bruinsma uit wat cognitieve dissonantie is: Festinger wilde in genoemd boek “duidelijk maken hoe mensen omgaan met nieuwe informatie die strijdig is met hun eerdere ideeën. Ze ervaren gewoonlijk een aanzienlijk psychisch ongemak vanwege deze dissonantie, en daarmee kunnen zij op twee manieren omgaan. Ze kunnen besluiten hun eerdere ideeën te herzien, of ze verdringen die en blijven zoeken naar informatie die hun eerdere ideeën op de een of andere manier kunnen bevestigen.” Daarna noemt ds. Bruinsma voorbeelden van cognitieve dissonantie. Hij waarschuwt ervoor én roept op te onderzoeken dit speelt in je eigen gedachten, meningen en ideeën, die je dan ook nog eens meent te moeten delen met, zelfs opleggen aan, anderen (zie o.a. het vorige blog, over complottheorieën).
    Ds. Bruinsma vraagt zich af waarom mensen in een en ander zoveel geld en energie steken. Op mijn beurt vraag ik me af: is het van belang ons bezig te houden met wat het beest is (het getal van een mens, Op.13:18) of het merkteken (op. 14:9-11)? Zondagswetten of bijv. chips?
    Jezus spreekt daar met geen woord over, zover ik weet (graag zie ik Schriftuurplaatsen die aantonen dat Hij dat wél deed), wél over de bokken en de schapen (Mat.25, vanaf vers 31).
    Is niet veel belangrijker ons te richten op de aandacht die medemensen behoeven, zoals Hij zelf deed??? Deze vragen kunnen aanleiding zijn tot cognitieve dissonantie, lijkt me, tenzij men bij zichzelf oprecht onderzoekt of herzien van eerdere visies en standpunten een betere weg is (1 Thes. 5:21) én God in gebed vraagt je te helpen er voor anderen te zijn, jezelf accepterend zoals Hij dat doet.

    1. Wouter Stap

      Hoi Angela, ik ben het helemaal met je eens dat je naaste liefhebben het belangrijkste is. En die liefde ook in daden omzetten natuurlijk. Zoals Paulus schreef: “Al ware het, dat ik profetische gaven had, en alle geheimenissen en alles, wat te weten is, wist, en al het geloof had, zodat ik bergen verzette, maar ik had de liefde niet, ik ware niets.”
      1 Korinthiërs 13:2

      Desalniettemin vind ik die profetieën nog steeds interessant om te bestuderen. Wel op een genuanceerde manier en niet met allerlei complottheorieën.

      Ook de woorden in het boek Openbaring zijn de woorden van Jezus:
      “Openbaring van Jezus Christus, welke God Hem gegeven heeft om zijn dienstknechten te tonen hetgeen weldra moet geschieden, en welke Hij door de zending van zijn engel aan zijn dienstknecht Johannes heeft te kennen gegeven.

      Openbaring 1:1

      Als een interpretatie van de profetieën onjuist blijkt, is het belangrijk om die te herzien. Maar ik geloof niet dat het goed is om er maar helemaal geen aandacht aan te besteden. In de kerk heb ik altijd gemerkt dat er bij een aantal mensen wel behoefte is om juist daarover Bijbelstudies te houden.

  3. Mevr. A.T.M. Walraven

    Dank voor verwijzen naar Openbaring 1:1, Wouter. Het niet weten wijt ik aan denken aan hetgeen de vier Evangelisten optekenden over Jezus (o.a. Zijn leven in Woord en daad). Tegen genuancéérde Bijbelstudies over profetieën in de Schrift heb ik geen bezwaar, integendeel, maar met onderscheingsvermogen in wat van belang is en wat niet, Paulus’ waarschuwing in zijn tweede brief aan Timotheüs indachtig (3:14-17;4:1-5) en 2 Petrus 1:19-21 “En wij achten het profetische woord (daarom) des te vaster, en gij doet wèl, er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten. Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat; want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken.”

Comments are closed.