Reputatieschade

Voordat we onze kritiek spuien op de kerkgangers in Urk en Krimpen aan den IJssel moeten we vaststellen dat ze één ding heel goed hebben begrepen. Regelmatig kerkbezoek is geen luxe bijkomstigheid voor christenen, maar een essentieel onderdeel van de christelijke beleving. Natuurlijk is geloof iets persoonlijks, maar geloven doe je toch ook samen met andere mensen. We spreken niet voor niets over een geloofsgemeenschap. Het is een door en door bijbels gegeven dat we als gelovigen een sterke band hebben met medegelovigen en dat het samen aanbidden en samen zingen, en naar het Woord luisteren, heel wezenlijk is.

Maar het was onverstandig van de kerkelijke gemeenten in Urk en Krimpen om de regels van de Corona-regels te negeren en niet te accepteren dat, zolang de pandemie niet onder controle is, we ons tevreden moeten stellen met digitale kerkdiensten. Kerkelijke gemeenten hebben een verantwoordelijkheid voor hun gemeenteleden en voor alle mensen met wie hun gemeenteleden in contact komen. Het argument dat men zich, ondanks het feit dat meer dan 500 mensen bijeen waren, keurig aan de anderhalve-meter-regel heeft gehouden en andere voorzorgsmaatregelen heeft genomen, is niet steekhoudend. Men had kunnen voorzien dat de gevolgde strategie tot veel commotie zou leiden en dat de pers zich in flinke aantallen op dit “nieuws” zou storten.

Op zich was dat al reden genoeg om te vrezen dat het imago van de kerk (en niet alleen van de Gereformeerde Gemeenten) een flinke deuk zou oplopen. En die imagoschade werd nog een stuk erger doordat enkele kerkleden de journalisten die verslag deden met geweld probeerden te verjagen. Het laat zich indenken dat er overal in het land mensen zijn die bij het zien van de televisiebeelden daarin een bevestiging zien van wat ze al lang dachten, namelijk dat christenen hypocrieten zijn die mooi praten maar in de praktijk weinig christelijk handelen. En een beetje begrijpelijk is dat wel als ze zien dat mensen naar de kerk gaan en voordat ze de kerk binnengaan enkele journalisten schoppen en slaan, of zelfs op hen inrijden.

Het imago van de christelijke kerk heeft in het recente verleden heel veel schade opgelopen. Daarbij valt vooral te denken aan de seksuele misbruik-schandalen in de katholieke kerk (maar ook in andere kerken). Mensen vergeten snel dat er op de meeste pastores niets valt aan te merken. Maar bij heel veel mensen blijft het idee hangen dat voorgangers merendeels huichelaars zijn.

De dominees en de kerkenraden in Urk en Krimpen hadden moeten beseffen dat door hun optreden de reputatie van christenen ernstig is geschaad. En dat betekent dan ook dat de naam van God ernstig in diskrediet is gebracht.

Elke christelijke gemeenschap moet bedenken dat mensen scherp in de gaten houden hoe christenen zich gedragen en dat christenen letterlijk hun naam hoog moeten houden, d.w.z. dat zij de naam van de Christus, die zij als hun Heer belijden, eer moeten aandoen. En dat geldt natuurlijk voor iedere man en vrouw die zichzelf christen noemt. Niemand mag verwachten dat christenen volmaakt zijn, maar als zij zich pertinent onchristelijk gedragen dan schaden zij de reputatie van de kerk en daarmee ook die van de Heer van de kerk.