Ellen White en het postmodernisme

 

Bijna vooraan zat een wat oudere dame. Zij bleef mijn betoog aandachtig volgen, maar naarmate de dag verstreek was aan haar lichaamstaal overduidelijk te zien dat ze het gloeiend oneens was met wat ik zei. Ik was vorig weekend in Denemarken, waar ik op vrijdagavond en op sabbat de gastspreker was geweest op de jaarlijkse bijeenkomst van de adventisten in oostelijk Denemarken (zeg maar een soort toogdag). Ik was gevraagd om daarna op de zondag een seminar te verzorgen over het postmodernisme en de invloed daarvan op de Adventkerk. Daarvoor hadden zich zo’n tachtig mensen ingeschreven en ik kreeg de indruk dat er over het algemeen heel positief werd gereageerd. Behalve dan door die mevrouw die steeds zorgelijker begon te kijken.

In de loop van mijn derde lezing raapte zij kennelijk haar moed bij elkaar en ging haar vinger aarzelend omhoog. In goed Engels vroeg zij: “Maar wat zegt zuster White over het postmodernisme?” Het klonk niet verwijtend; eerder was er een ondertoon van verwarring en twijfel. Ik probeerde een diplomatiek antwoord te geven. Ik legde uit dat Zr. White stierf in 1915 en dat, voor zover wij weten, de term “postmodern” pas voor het eerst werd gebruikt door de Britse historicus Arnold Toynbee rond 1930. Zuster White heeft dus nooit met de term te maken gehad en heeft ook geen weet gehad van het verschijnsel dat daarmee wordt aangeduid. Maar zo gemakkelijk kwam ik er niet vanaf. “Ja,” zei zij, “maar als Ellen White een profeet was, dan heeft ze toch wel gezien dat dit postmodernisme eraan kwam, net zoals ze veel andere dingen heeft voorzien. Heeft zij echt niets over dit onderwerp gezegd?” Het leek erop dat zij mij er enigszins van verdacht dat ik een liberale nieuwlichter was die, als het mij beter uitkwam, gewoon zou verzwijgen wat Ellen White over de zaak in kwestie als haar mening had gegeven.

Dit was natuurlijk een typisch geval van langs elkaar heenpraten vanuit twee geheel verschillende denkwerelden. Deze mevrouw was door en door “modern.” Zij wilde zekerheid. Zij zocht naar een gezaghebbende bron die een klip-en-klare oplossing zou bieden voor haar vraag. Voor de meeste mensen in de zaal gold dat niet. Het merendeel van hen schatte ik in als tamelijk postmodern. Zij vertegenwoordigden het postmoderne levensgevoel weliswaar in heel verschillende gradaties, maar zij probeerden in elk geval te begrijpen wat er in de wereld gaande is en herkenden allerlei dingen uit mijn verhaal, waarvoor ze misschien tot dusverre nog geen eigen woorden hadden gevonden.

De keuze van het onderwerp van een seminar leidt tot een pre-selectie ten aanzien van wie er gaat komen. Op een studiebijeenkomst over het postmoderne denken en de invloed daarop op de Adventkerk zullen niet veel doorgewinterde conservatieven afkomen. Zij gaan liever naar een seminar over de uitleg van de Openbaring van Johannes, waar je tenminste opgebouwd wordt in je geloof en waar je zeker weet dat de aloude waarheid wordt gepresenteerd.

Die voor-selectie is al meteen een eerste hinderpaal waarmee je te maken krijgt als je een open en vruchtbare discussie wilt over hoe mensen veranderen onder invloed van de tijdgeest en over wat dat betekent voor de manier waarop je je geloofsgetuigenis afgeeft. Maar zelfs als het je lukt gevogelte van allerlei pluimage bij elkaar te krijgen, dan is toch een echte gedachtewisseling niet gemakkelijk tot stand te brengen. Want we zijn veel sterker beïnvloed door allerlei vooronderstellingen en door ons diepgewortelde wereldbeeld dan we meestal beseffen.

De mevrouw vooraan realiseerde zich niet dat zij een vraag stelde die bij veel van haar postmoderne geloofsgenoten eenvoudigweg niet zou opkomen. Niet omdat zij niet geloven, of minder geloven, maar omdat zij anders geloven. De postmoderne generatie komt niet resoluut tot een conclusie nadat ze een gezaghebbend woord hebben gehoord van een predikant of een andere expert, of nadat iemand een verlossende uitspraak van Ellen White heeft geciteerd. Ze raken zelfs niet meteen onder de indruk van een paar losse bijbelteksten die bij elkaar worden geveegd om een punt te scoren. Er speelt zich een heel ander proces af. Ze luisteren naar diverse interpretaties en zullen daaruit uiteindelijk—maar waarschijnlijk slechts in alle voorlopigheid—kiezen. Dat is natuurlijk soms wel een stuk lastiger om mee om te gaan, maar het is tegelijkertijd ook veel persoonlijker en daardoor van groter waarde.

De postmoderne adventist zal niet voortdurend naar de boeken van Ellen White grijpen om daar het finale antwoord te vinden op allerlei ad hoc vragen die opborrelen. Tegelijkertijd is er waarschijnlijk bij veel postmodernen een grotere openheid voor zoiets als de profetische gave en zou er best wel eens sprake kunnen zijn van een toenemende belangstelling voor het verhaal van Ellen White—voor wie zij was en wat zij te vertellen had. Er zal echter zeker ook een toegenomen besef zijn dat wat zij destijds te zeggen had “vertaald” moet worden, zodat haar verhaal ook nu nog zeggingskracht heeft. Vanuit die benadering heeft Ellen White, denk ik, zelfs nog heel wat bij te dragen dat relevant is bij een discussie van het postmodernisme.

Ellen White was nogal vooruitstrevend in haar denkbeelden over zending. Zij drong erop aan dat zendelingen niet hun eigen cultuur aan anderen zouden opdringen en dat haar tijdgenoten ervoor moesten waken niet overal in de wereld de Amerikaanse gewoonten als uitgangspunt te nemen. Zij wees ook op het belang van het leren van de taal van de mensen die je probeert te bereiken. Dat klinkt als nogal voor de hand liggend. Maar is dat een beginsel dat we echt voldoende in de praktijk brengen? Communiceren met post-moderne mensen betekent op zijn minst proberen te begrijpen hoe zij denken en wat hen motiveert, en het vereist het leren van de taal van de ander—niet alleen van de grammatica en de woordkeus, maar van de diepere betekenis die achter de woorden schuilgaat.

Na afloop van het seminar praatte ik nog even met de mevrouw die mij over het standpunt van Ellen White vroeg. Zij stelde dat op prijs, maar ze vond het allemaal erg moeilijk, zei zij. Wat zij zei herinnerde mij eraan dat ik ook steeds mijn best moet blijven doen om die mensen te begrijpen die al dat postmoderne gedoe maar eng vinden en liever hun “vastigheid” willen behouden. Maar, de discussie moet blijven doorgaan. De Adventkerk heeft alleen toekomst als we de taal kennen van de mensen om ons heen en ook onderling, binnen de kerk, serieus blijven pogen elkaar, met al onze moderne en postmoderne verschillen, te verstaan.