Maria’s huisje

 

Er kwam van een aantal mensen kritiek op het feit dat er bij de reis die ik vorige jaar naar Californië en omringende staten leidde ook een bezoek aan de Crystal Cathedral van dr. Robert Schuler op het programma stond. Het was toch ongehoord (vonden sommige scherpslijpers) dat ik een groep adventgelovigen meenam naar het hoofdkwartier van iemand van wie zo langzamerhand toch genoegzaam bekend is dat hij in zijn vrije tijd een voorman van de vrijmetselarij is. Het bewijs voor die bewering is niet erg solide, maar zelfs als het zo mocht zijn, zou een bezoek aan deze plaats interessant blijven. En het kon onze geestelijke staat waarschijnlijk niet ernstiger schaden dan een tweedaags verblijf in Las Vegas—wat ook onderdeel van het reisprogramma was!

 

Ik bereid me vast voor op kritiek van sommigen dat we bij de reis van 2010 het huisje van moeder Maria in Efeze hebben bezocht. Volgens de overlevering zou Johannes gehoor hebben gegeven aan de oproep van zijn Heer, toen deze hem vanaf het kruis vroeg om te zorgen voor Maria. Johannes is, na zijn vrijlating van Patmos, teruggekeerd naar Efeze in Klein Azië (hemelsbreed nog geen 100 kilometer) en Maria zou ook naar Efeze zijn gekomen, of zou daar al langer zijn geweest.

 

Gisteren bezochten we met onze groep het kleine huisje even buiten het oude Efeze. Het beheer erover is door de Turkse overheid toevertrouwd aan een katholieke orde. Het blijft een vraag hoe betrouwbaar het verhaal is dat Maria er zou hebben gewoond. Onderzoek heeft wel aangetoond dat de fundamenten van het bouwsel teruggaan tot ca. 100 na Christus.

 

Zoals zo dikwijls het geval is met bedevaartplaatsen vind je er een mengeling van kitscherige nostalgie en aandoenlijke vroomheid. Als je kijkt naar de gezichten van sommige bezoekers die enige tijd geknield voor het beeld van Maria doorbrengen besef je dat dit voor hen een heel kostbare en ingrijpende ervaring is.

 

Langs de terugweg van het huisje naar de parkeerplaats is er een wand waarop duizenden bezoekers een wens of gebed hebben vastgeprikt. Kennelijk hebben heel veel mensen aan zo’n soort ritueel behoefte. Voorzichtig heb ik hier en daar een briefje opengevouwen. Soms was het een taal die ik kon lezen en ontdekte ik iets van het verdriet en de zorg van de mensen, maar ook van het (in veler ogen misplaatste) geloofsvertrouwen dat Maria in de hemel met succes voorbede zou kunnen doen. Mijn theologische overtuiging wijst in een andere richting.

 

Het is een van de tendensen van onze postmoderne tijd dat mensen steeds meer ruimte geven aan hun emoties en zich niet schamen voor hun behoefte aan rituelen en symbolen. Het gevaar bestaat dat dit leidt tot associaties en ideeën die met de Bijbel in tegenspraak zijn. Maar voor veel mensen is het gevaar minstens even groot dat ze hun ervaringen uitsluitend in rationele kaders willen vangen en hun innerlijke beleving op die manier hopeloos verschralen.

 

Ik had dubbele gevoelens bij het bezoek aan Maria’s huisje. Als rechtgeaarde protestant heb ik niets met Mariaverering. (Maar ik ben wel blij dat ik zelf in de loop der jaren toch ook heel wat gevoeliger ben geworden voor de niet-rationele aspecten van mijn geloof.)

 

Inmiddels is ons reisgezelschap op het eiland Patmos aangekomen. Vandaag vieren we de sabbat met een overdenking in de tuin van ons hotel, op enkele meters van het strand. Morgen hopen we de grot te bezoeken waar Johannes zijn Openbaring zou hebben ontvangen. Ook die plaats is een mix van kermisachtige kitsch en diepe vroomheid. Desondanks zal het een intense beleving zijn de plek te bezoeken waar volgens een oude overlevering de God van het universum zich ooit ook op een bijhondere manier aan Johannes openbaarde.