Moskee en homohuwelijk

 

Vrijheid van godsdienst is een van de belangrijkste rechten van de mens. Adventisten hebben altijd veel aandacht voor dit onderwerp gehad. Vanaf het begin van hun bestaan hebben zij op veel plaatsen met name voor hun recht op vrije sabbatviering moeten vechten. Maar ze hebben het ook vaak, via de organisaties die ze speciaal voor de bevordering van godsdienstvrijheid hebben gesticht, voor de vrijheid van andere groeperingen en individuen opgenomen. De International Religious Liberty Organisation (www.irla.org) speelt wat dat betreft nog steeds een belangrijke rol.

 

Vrijheid van godsdienst is echter vaak een ingewikkelde kwestie. Neem bijvoorbeeld de voorgenomen bouw van een islamitisch centrum, inclusief een moskee, niet ver van ‘Ground Zero’, de plek waar in New York, tot de terreurramp van ‘9/11’, de torens van het wereld-handelscentrum stonden. Uit het oogpunt van godsdienstvrijheid zou je moeten zeggen: Dat kan geen bezwaar zijn. Of er nu een kerk, een koninkrijkszaal van de jehova’s getuigen, een synagoge, een hindoetempel of een moskee gebouwd wordt, mag niets uitmaken. Elke geloofsovertuiging heeft dezelfde rechten.  Maar gelden hier ook niet andere overwegingen? Is het echt een goed idee om zo dicht bij de plek waar door Muslim-terroristen duizenden slachtoffers werden gemaakt een bouwwerk te laten verrijzen dat door heel velen gezien zal worden als een symbool van tegen Amerika gerichte haat?  Ik hoop dat Wilders rustig thuis blijft en niet mee gaat helpen onrust te stichten. Hij doet hier al genoeg kwaad. Maar ik kan wel begrijpen dat er protesten zijn tegen de bouwplannen—ook al verdedig ik per saldo het belang van de vrijheid van godsdienst boven de andere belangen die hier spelen.

 

Gisteren stuitte ik op een minsten zo ingewikkelde kwestie die met vrijheid van godsdienst te maken heeft. Twee jaar geleden stemde de bevolking van de Amerikaanse staat Californië tegen een wet die homohuwelijken in die staat mogelijk zou moeten maken. De Adventkerk liet hierbij ook van zich horen en raadde haar leden aan tegen dit wetsvoorstel te stemmen dat de deur voor homohuwelijken zou openen. Een groep voorstaande adventisten protesteerde daartegen, omdat men van mening was dat het hier ging om een religieus gemotiveerde zaak en dat de overheid geen besluiten moest nemen die de religieuze opvattingen van bepaalde groepen voor zou trekken.  Het principe van scheiding van kerk en staat was hier, vond men, duidelijk in het geding.

 

Enkele dagen geleden heeft een Californische rechtbank bepaald dat deze beslissing van de meerderheid in het referendum van twee jaar geleden om homohuwelijken te blokkeren ongrondwettig was. De reden? De rechtbank vindt dat het hier inderdaad om een ontoelaatbare inmenging van de overheid in religieuze standpunten gaat. Iedereen mag tegen homohuwelijken zijn, zegt de rechtbank, maar de overheid heeft niet het recht daarin een standpunt in te nemen. Veel christenen, met inbegrip van veel adventisten, vinden niet dat het allereerst om een zaak van vrijheid van godsdienstige opvattingen gaat, maar vinden dat ook andere belangen, waarbij de toekomst van de maatschappij op het spel staat, aan de orde zijn.

 

Wie heeft gelijk?  Zou het niet een goed uitgangspunt zijn om in gevallen waar de vrijheid van godsdienst in aanvaring komt met andere beginselen, zo veel mogelijk aan de vrijheid van godsdienst de voorrang te geven—ook als het velen pijn doet? De geschiedenis heeft aangetoond dat er snel ongelukken gaan gebeuren als we de teugels op dit punt laten vieren.