Biografieën

De laatste tijd neem ik vrij geregeld een lijvige biografie ter hand. Vaak zijn het stevige boeken van tussen de 500 en 1.000 bladzijden. Vorig jaar las ik o.a. de autobiografie van Clinton, het eerste deel van de autobiografie van Hans Küng en de boeiende biografie van Albert Einstein—die inmiddels alle ook in het Nederlands verkrijgbaar zijn. En ook boeken over de befaamde natuurkundige Christiaan Huygens, de ontdekkingsreiziger Magellaen, admiraal Michiel de Ruyter en de gebroeders de Wit, kwamen aan de beurt.

In de laatste maanden bestond het leesmenu vooral uit een paar levensbeschrijvingen van letterkundigen—het boek over de negentiende-eeuwse schrijver en literatuurcriticus Busken Huet (over wie ik voordat ik begon te lezen nauwelijks iets wist), en het bijna even dikke werk over zijn tijdgenoot Multatuli, oftewel Eduard Douwes Dekker. Van beide boeken heb ik met volle teugen genoten. Wat in beide gevallen vooral grote indruk op mij maakte is dat ze over grote genieën gaan, die ontzettend veel konden betekenen, maar dat zowel Busken Huet als Multatuli er in hun persoonlijk leven helaas een grote puinhoop van maakten.

Als ik op reis ga neem ik altijd wel een paar boeken mee. Gewoonlijk gaat er zowel een theologisch boek in de koffer als een “gewoon” boek. Als theologische boek ging bij mijn huidige tocht naar Roemenië en Kroatië het nieuwe boek van Jon Paulien mee dat de oer-adventistische titel “Armageddon” meekreeg. (Een aanrader voor wie op de hoogte wil blijven van de manier waarop de adventistische interpretatie van de Openbaring langzaam maar zeker in beweging is!) Het “normale” boek die meeging is de biografie van Joost van den Vondel, dat geschreven is door de bekende literatuurhistoricus Piet Calis.

Ik ben nu tot twee-derde gevorderd in het verhaal van Vondel’s leven. Het boek leest als een trein, die de vaart erin houdt in een cadans van jamben en alexandrijnen. En ook bij het lezen van dit boek overvalt mij weer de gedachte hoe weinig ik in feite van het onderwerp wist. Ja, ik kon me van de middelbare schooltijd nog wel een paar versregels van de Gijsbrecht van Aemstel herinneren (Het hemelse gerecht heeft zich ten langen leste, erbarremd over mij en den benauwde vesten) en van het beroemde gedicht over het “stokske” van Johan van Oldebarnevelt, waarmee deze het schavot besteeg nadat Maurits met hem had weten af te rekenen (O stok en stut die geen verrader, maar ‘s vrijdoms stut en Hollands vader, gestut hebt op dat wreed schavot). Ook kon ik me nog wel de regels van het gedichtje dat Vondel schreef na de dood van zijn zoontje voor de geest halen: Constantijntje, ‘t zalig kijndtje, cherubijntje, van omhoog, en weet ik nog hoe we ons bij de Nederlandse les verbaasden over het feit dat de dichter het had over het “lodderoog” waarmee Constantijntje ons vanuit de hemel toelacht. Maar het meeste wat Piet Calis verhaalt is nieuw voor me. Hij citeert rijkelijk uit Vondel’s literaire werk en het is eigenlijk jammer dat de brokstukken poëzie waarmee de tekst uitbundig gelardeerd is, niet langer zijn. Misschien zal ik toch binnenkort ook eens een paar van zijn toneelstukken in hun geheel lezen of een bloemlezing van zijn andere gedichten, wamt ik heb de smaak te pakken gekregen.

Het boeiende van Vondel is het feit dat hij grotendeels een autodidact was. Hij was een man die diep gelovig was en ooit als doopsgezind diaken fungeerde. Geleidelijk aan raakte hij van zijn doperse achtergrond vervreemd en kreeg hij sterke Arminiaanse sympathieën. Hij verzette zich fel tegen de afschuwelijke calvinistische leer van de uitverkiezing, die hij omschreef als een “decretum horribile” en waarnaar hij verwees met de woorden: O poel, o open graf, waar berg ik mij van stank. Vondel kan het uiteindelijk niet vinden binnen het twistzieke protestantisme en kiest ten slotte, na veel innerlijke strijd op ongeveer 55-jarige leeftijd voor het katholicisme. Hij is ook een man die volop deelneemt (ook in zijn dichtwerk) aan de maatschappelijke en politieke discussies van zijn dagen. Ja, al met al een fascinerend boek over een fascinerende man.

Maar wat is er nu zo opwindend aan het lezen van biografieën? Het is in de eerste plaats gewoon heel spannend de verhalen te leren kennen van echte mensen, die een interessant en vaak uniek leven hebben geleid. Je kunt daar vaak een enorm stuk inspiratie uit putten. Maar levensbeschrijvingen bieden ook een heel andere kijk op de geschiedenis van een bepaalde periode. In het verhaal van deze bijzondere mensen gaat het verleden leven en wordt de geschiedenis veel meer dan een reeks jaartallen en een opsommen van vorsten, regeringsleiders, bondgenootschappen en oorlogen.

Het is opmerkelijk dat er binnen de Adventkerk een aanzienlijke belangstelling begint te ontstaan voor biografieën van adventistische leiders, vooruit uit de pioniersfase. Lange tijd waren de beschrijvingen van de (vooral) mannen die een leidende rol in de kerk hadden nauwelijks meer dan heiligenlevens. Het was “not done” ook de zwakke plekken en de fouten van deze mensen te belichten—zeker niet van hen die wat dichter bij onze tijd staan, laat staan van nog levende personen. Dat laatste is nog steeds niet aan de orde. Ik heb tenminste nog niet gehoord dat er iemand rondloopt met het plan een biografie te schrijven van Neal Wilson, Robert Folkenberg of Jan Paulsen (de voorgaande twee voorzitters van de Generale Conferentie en de huidige voorzitter van de wereldkerk). Een uitzondering hierop is wellicht, dat er een aanzet door een auteur is gemaakt om een biografie te schrijven van dr. B. B. Beach, een bijzonder kleurrijke figuur die vooral naam heeft gemaakt door zijn talloze contacten met leiders van andere kerken. Maar er verschijnt nu in de VS een reeks biografieën van personen als James White, Joseph Bates, W.W. Prestcott en anderen die een volwaardig beeld bieden van de betrokkenen en van hun bijdrage aan het adventisme. Zij blijken nu plotseling toch ook mensen van vlees en bloed te zijn, met soms merkwaardige trekjes, en naast veel talenten ook behoorlijk wat onhebbelijkheden. Maar het bijzondere is vooral dat deze boeken een kijk bieden op de geschiedenis van de kerk die heel anders en geloofwaardiger is dan het beeld dat vaak uit de traditionele boekjes over de Adventgeschiedenis naar voren komt (en zoals ik die zelf ook wel heb geschreven!).

Ik heb nog wel een paar biografieën op mijn lijstje van nog te lezen boeken staan en ben ook vast van plan goed in de gaten te houden welke nieuwe levensbeschrijvingen er binnen onze kerk verschijnen. Ik ben nu eenmaal geïnteresseerd in geschiedenis, maar individuele mensen blijven toch interessanter dan opsommingen en analyses van kale feiten! En een extra bonus is gewoonlijk dat ons een blik wordt gegeven in het geestelijk leven van die mensen, waar de nodige lessen uit zijn te leren.