Down Under

 

Het is fantastisch om weer eens buiten te kunnen lopen in een overhemd met korte mouwen bij een temperatuur van rond de dertig graden Celsius. Binnen wordt dat wel een beetje warm en benauwd, maar gelukkig heb ik een kamer toegewezen gekregen met airconditioning. Ik heb nog wel wat last van een massieve jetlag, als gevolg van het tijdverschil van tien uur met Nederland. De elf uur durende vlucht naar Hongkong, een dagje stappen in deze befaamde wereldstad en de tweede vlucht van negen uur van Hongkong naar Sydney, vragen nu eenmaal hun tol van het lichaam. Maar dat probleem lost zich in de komende dagen vanzelf wel op.

 

Ik bevind me in Australië, zo’n dikke honderd kilometer ten noorden van Sydney, in een plaatsje met de exotische naam Cooranbon. Hier werd ruim honderd jaar geleden (op advies van Ellen White die toen in deze directe omgeving woonde) een adventistisch onderwijsinstituut werd gevestigd: Avondale College.

 

De studenten zijn afwezig in verband met de zomervakantie, maar het terrein en de gebouwen liggen er niet bepaald verlaten bij. Er is momenteel een cursus voor nieuwe zendelingen gaande en gisteravond ging ook een conferentie van start over: ‘Adventistische identiteit in de 21ste eeuw.’ Ik ben een van de sprekers tijdens deze bijeenkomst. Dat geeft me veel voldoening, want het onderwerp interesseert mij intens en (ik geef het toe) het is ook wel fijn om voor zoiets nog te worden gevraagd.

 

Naast mijzelf, en enkele personen die workshops verzorgen, zijn er drie andere sprekers—die ik toevallig allen goed ken: Peter Roennfeldt, een Australisch expert op het gebied van kerkgroei die jarenlang in Europa werkte, Rudy Dingjan, de coördinator voor kerkgroei in de Nederlandse Adventkerk en Richard Rice, een creatief theoloog die aan de Loma Linda Universiteit in Californië doceert. Ik was gisteravond meteen aan de beurt en gaf mijn eerste presentatie, waarin ik allereerst nader beschreef wat individuele en collectieve identiteit inhoudt, welke factoren onze identiteit vormen, en hoe in de loop der jaren de adventistische identiteit zich heeft ontwikkeld—zowel wat de individuele persoon als de adventistische gemeenschap betreft. De voorbereidende fase van studie en schrijven gaf veel voldoening, maar de feitelijke presentatie van gisteravond niet minder (ook al was ik vreselijk moe).

 

Een plezierige bijkomstigheid van dit soort activiteiten is altijd dat je weer eens mensen ontmoet die je lange tijd niet hebt gezien. Tussen de deelnemers aan de conferentie zijn een aantal mensen die ik eerder heb ontmoet, maar vooral onder de mensen die de cursus voor zendelingen volgen en onder de stafleden van het Mission Institute die deze cursus geven, zijn zeker zo’n vijftien personen uit allerlei delen van de wereld die ik goed tot heel goed ken. En ook onder de theologiedocenten van Avondale College en de leiding van de kerk in dit deel van de wereld zijn veel oude bekenden. Het geeft weer even een gevoel van nog steeds onderdeel te zijn van dit kerkelijke wereldje waarin ik me zo vele jaren heb bewogen. En het feit dat ik een aantal Avondale-mensen goed ken leidt ook tot een aantal uitnodigingen om deze week ergens samen te eten.

 

Vooral ook het luisteren naar de andere sprekers is heel inspirerend. Het is een ervaring die zeer welkom is als je zelf probeert creatief te zijn en aan allerlei discussies binnen de kerk een bijdrage wilt leveren. En de gesprekken in de vrije momenten  leveren ook vaak verrassende perspectieven op, te meer daar het bijzonder gemakkelijk is om contacten te leggen met de gemiddelde Australiër.

 

Na een volle dag ben ik moe maar voldaan terug in mijn kamer. Ik kijk nog even via internet naar het laatste NOS journaal om te zien wat er de laatste 24 uur in de wereld en in Nederland is gebeurd. En zoals altijd heb ik mijn elektrische waterketeltje bij me om mezelf nog even met een warme drank te verwennen, voordat ik naar bed ga.