Koningshuizen en koninklijke huizen

 

[Cernika, vrijdagavond 29 april] Vandaag werd ik uitgebreid herinnerd aan het feit dat er koningshuizen waren en zijn. Doordat ik de gehele dag op excursie was, kon ik niet tot de twee miljard aardbewoners behoren die vandaag het moment hebben kunnen aanschouwen waarop William op het balkon van het Buckingham Palace zijn bruid Kate kuste. Maar door naar de website van de NOS te gaan en het laatste journaal via internet te bekijken heb ik me er toch van kunnen overtuigen dat de zoon van de huidige troonopvolger van het Verenigd Koninkrijk de kunst van het kussen redelijk onder de knie heeft. Hij zal vooraf wel wat hebben geoefend.

 

Bij de e-mail van vandaag vond ik zojuist een bericht dat ook de Nederlandse koninklijke familie nog altijd actief is. De majesteit heeft aan 3357 personen een koninklijke onderscheiding verleend. Dit keer viel ook Angelique Hornis uit Emmen in de prijzen als erkenning voor haar vele werk in de Adventkerk en voor het christelijke radiowerk in haar regio. Van harte gefeliciteerd, Angelique! Alweer een nieuwe ridder in ons kennissenkring!

 

Maar ook Roemenië (waar ik op dit moment vertoef) heeft zijn koninklijke verleden. Vanaf 1866 was het land enige tijd een koninkrijk. Vandaag kregen we de kans het zomerpaleis te bezichtigen van de eerste monarch: Koning Karel I (1866-1914). Het was een zeldzaam oninteressante monsterrit, per touringcar, naar het Peleş Kasteel (zoals het paleis heet) in de buurt van Sinaia. Maar toen we in ruim vier uur de 120 kilometer naar ons koninklijk doel eenmaal hadden afgelegd overtrof het bouwwerk mijn verwachtingen ruimschoots. De Duitse afkomst van de koning verraadt zich vooral in de buitenkant van het bouwwerk. Van binnen is het een schier oneindige afwisseling van architectonische negentiende-eeuwse stijlen vanuit vrijwel geheel Europa. De koning verbleef enkele maanden per jaar in dit paleis, en werd tijdens die periode goed bewaakt (door enkele honderden soldaten) en op zijn wenken bediend (door zo’n 900 bedienden). Je vraagt je af hoe het geweest moet zijn om in dit pompeuze, maar op een bepaalde manier toch heel persoonlijke, kasteel te wonen.

 

De lange helling die naar het kasteel leidt heeft mijn beenspieren danig beproefd—het was een wandeling van naar schatting een kilometer onder een hoek van ongeveer 30 graden. Daarna waren de trappen in het optrekje van de koning ook niet mals. De gids vertelde dat het bouwwerk een lift bezit, maar helaas heb ik die niet mogen aanschouwen, laat staan mogen gebruiken. Inmiddels ben ik weer op mijn kamer in nhet studentenwoongebouw van het Institutul teologic Adventist, waarvan de eenvoud in schril contrast staat met wat ik vandaag heb gezien. Ik houd het hier echter nog wel een paar dagen uit, ook al is het bed van een dusdanig bedenkelijke hardheid dat een langgestrafte in Veenhuizen er, waarschijnlijk met succes, over zou klagen.

 

De conferentie is halverwege. Ik heb mijn verhaal gehouden en dat werd (denk ik) goed ontvangen. Vanavond werd ik plotseling ingezet als een geheim wapen om de discussie tussen de aanwezigen en een drietal inleiders in goede banen te leiden. Kennelijk straalt er nog enig gezag van mij af. (Of kon men niemand anders vinden?) In elk geval is die taak me nu ook morgenmiddag toebedeeld.

 

De presentaties en discussies maken weer eens duidelijk dat er een grote theologische diversiteit is onder de deelnemers. Voor sommigen is dit een kwalijke zaak. Hoe kunnen we zo verschillen als we allemaal lid zijn van dezelfde kerk? Voor anderen is het eerder een teken van een gezonde ontwikkeling. Uiteenlopende ideeën kunnen immers verrijken, mits we de kunst verstaan om naar elkaar te luisteren. Daaraan mankeert het helaas ook tijdens dit congres nog wel eens.

 

Toch blijf ik optimistisch. Zojuist werd bij de dagsluiting het lied gezongen ‘I need Thee every hour’, met als refrein: ‘Every hour I need Thee,’ en dan: ‘O bless me now my Saviour, I come to Thee.’ Terwijl we zongen keek ik zo eens om me heen. Het was niet moeilijk om overal om me heen de ernst en toewijding op de gezichten te lezen. En dan denk ik: Zolang we op die manier samen kunnen zingen komt het uiteindelijk allemaal wel goed!