A.W.A.

 

Toen ik een paar maanden geleden een uitnodiging ontving om een tweetal lezingen te houden voor de “früjahrstagung” van de A.W.A., had ik geen idee waar deze drie hoofdletters voor stonden.  Het bleek al snel dat deze afkorting een aanduiding is voor een vereniging die al enkele tientallen jaren bestaat: de Adventistische Wissenschaftlicher Arbeitskreis. Deze organisatie wil een club zijn voor adventistische mensen in Duitstalige landen die kritisch over hun geloof willen nadenken en daarover regelmatig met elkaar contact willen hebben.

 

En daarom was ik dus, in gezelschap van mijn vrouw, het afgelopen weekend in Frankfurt am Main en had ik op zaterdagmiddag een presentatie met de in het Duits zo fraai luidende titel: Die Freikirche der Siebentags-Adventisten zwischen Moderne und Postmoderne, terwijl ik op zondagmorgen verderging met:  Die Freikirche der Siebentags-Adventisten auf dem Weg in die Zukunft: Umgang met die Spannung zwischen Polarisierung und Diversität.

 

Het was in veel opzichten een boeiende ervaring. De omstandigheden waren optimaal. De bijeenkomsten werden gehouden in het recent geheel gerenoveerde gebouw van de plaatselijke Adventgemeinde, waar ook voor prima maaltijden werd gezorgd. Wij waren ondergebracht in een op steenworp afstand gelegen vijf-sterren hotel. De circa 150 deelnemers aan de studiebijeenkomst luisterden aandachtig. Wat ik te zeggen had sloot goed aan bij het betoog van de andere twee ‘referenten’. En toch voelde ik me niet echt senang toen we gisteren in de namiddag weer richting Zeewolde reden.

 

De directe aanleiding voor het thema van het weekend waren de ontwikkelingen binnen het wereldwijde adventisme sinds het congres in Atlanta, nu ongeveer een jaar geleden, en de nieuwe koers die daar door de nieuw-gekozen voorzitter van de kerk werd ingezet. Het is geen geheim dat, vooral in landen in het Westen, veel kerkleden zich daar grote zorgen over maken. Bij velen bestaat het gevoel dat kerk de klok een flink stuk teruggezet heeft. Velen willen meer ‘ruimte’ in hun geestelijk thuis dan er nu geboden wordt.

 

Ik kan niet beoordelen welk percentage van de Duitse Adventkerk de gevoelens die onder de deelnemers van het afgelopen weekend zo duidelijk tot uitdrukking kwamen, deelt. Het overgrote deel van de leden die in het recente verleden van elders naar Duitsland zijn gekomen is waarschijnlijk heel blij met wat er nu in de kerk gebeurt. En dat geldt zeker ook voor veel autochtone Duitse adventisten. Ik heb echter de stellige indruk dat onder de autochtone Duitse leden er sprake is van een grotere mate van polarisatie dan welke de Adventkerk in Nederland kent. Dat maakt dan ook de vraag steeds dringender: Zal het lukken om bij elkaar te blijven, of worden de verschillen zo groot dat ten slotte uiteengaan de enige optie zal blijken te zijn?

 

In de persoonlijke gesprekken aan tafel en in de wandelgangen hoorde ik enerzijds steeds de hoop dat er meer dialoog kan zijn en meer onderling begrip zal kunnen groeien. Maar ik hoorde ook van veel wanhoop en steeds weer waren er mensen die me vertelden hoe zij in de loop van de tijd bezeerd zijn geraakt en het vaak niet meer zien zitten.

 

Natuurlijk pretendeer ik niet alle antwoorden te hebben. Maar ik denk dat het helpt om de dingen van tijd tot te analyseren en in grotere verbanden te plaatsen. Wat zich in onze kerk afspeelt, past in een groter geheel. En als je probeert af en toe een stapje terug te zetten en de korte-termijn gebeurtenissen in het licht van de geschiedenis plaatst (ook van onze eigen kerkgeschiedenis), zie je dikwijls patronen en zie je ook vaak hoe er een slingerbeweging is en dingen snel weer kunnen veranderen. Leiders kunnen soms korte tijd een geweldig stempel drukken op wat er in de kerk gebeurt, maar soms zijn zij tien of vijftien jaar later niet meer dan een voetnoot in de annalen van de kerkelijke geschiedschrijving (denk bijvoorbeeld aan de rol van Robert Folkenberg).

 

Ik heb gepoogd mijn lezingen op een optimistische noot te eindigen. Niet omdat dit nu eenmaal prettig klinkt en het een pastorale aandrang is de mensen een hart onder de riem te steken. Maar omdat ik er van overtuigd ben dat de kerk meer is dan mensenwerk, en dat ons—zoals een Duitse theoloog eens zei—daarom bij alle realiteitszin en alle zorgen toch ook ‘eind frohliches Unbekummertsein’ past. Of noem het maar liever: het geloofsvertrouwen dat de Heer van de kerk op zijn tijd heus wel bijstuurt!