Oliebollenkraam

 

Ik probeer me zo af en toe voor te stellen hoe het leven er in de Middeleeuwen uitzag. Het is moeilijk je te verplaatsen in de tijd van Breughel en zijn tijdgenoten, maar het was in ieder geval een manier van leven die veel meer synchroon liep met de seizoenen. De kerkelijke kalender en de schier eindeloze reeks heiligen-dagen brachten een duidelijke structuur in het bestaan. En de belangrijke markten op hun vastgestelde tijden versterkten dat nog meer.

 

In feite was het nog niet zo erg veel anders in het dorpsbestaan van mijn kinderjaren. Je leven volgde de seizoenen met zijn schoolvakanties. En je leefde toe naar het moment dat je in de ‘grote vakantie’ bij oma en opa kon gaan logeren en er in de winter weer genoeg ijs op de sloten lag om je houten schaatsen van zolder te gaan halen. Maar er waren ook een paar specifieke momenten in het jaar die het jaar duidelijk markeerden. De jaarlijkse kermis was zo’n moment. Drie dagen werd er niet of nauwelijks gewerkt, want er moest worden gefeest!  De alcoholconsumptie was trouwens vaak van dien aard dat ‘gewoon’ werken voor een groot deel van de bevolking overdag nogal bemoeilijkt werd. Ook al was de kermis natuurlijk een ‘heidense’ aangelegenheid, en ook al was mijn moeder tamelijk conservatief in haar adventistische opvattingen, toch vond zij het prima dat haar kinderen naar de kermis gingen! Van de zweefmolen heb ik nooit genoten, want dat vond ik maar eng. Maar de schiettenten en de kraampjes waar je kon hengelen naar waardeloze cadeautjes vormden sterke magneten waardoor ik op onweerstaanbare wijze werd aangezogen.

 

Ik vind het nog steeds fijn als bepaalde evenementen of tradities de voortgang van het jaar duidelijk markeren. Helaas is dat in onze huidige westerse wereld steeds minder het geval. De seizoenen lopen in elkaar over. Als we in de winter genoeg hebben van het koude weer gaan we even ‘een weekje naar de zon.’ We eten het gehele jaar door dezelfde groenten en vruchten, want we beperken ons allang niet meer tot datgene wat alleen op bepaalde tijden van het jaar vanuit ons eigen land kan worden aangevoerd. Onze snijbloemen komen, vaak zonder dat we ons daarvan bewust zijn, uit Kenia en onze sperzieboontjes uit Burkina Faso. Begrippen als ‘voorjaarsgroenten’ en ‘wintergroenten’ hebben voor een groot deel hun betekenis verloren.  En ja, er zijn nog steeds kermissen op gezette tijdens. Maar we behoeven daar niet meer intens naar uit te zien, want als we ons perse willen vermaken is er altijd wel een pretpark binnen redelijke afstand waar we aan ons amusement kunnen gaan halen.

 

Ik heb het altijd betreurd dat er binnen de kerkelijke traditie waartoe ik behoor betrekkelijk weinig aandacht is voor de kerkelijke kalender. Het feit dat de ‘grote’ kerken daar zoveel waarde aan hechtten was op zich al voldoende reden voor adventisten om daar ‘nee’ tegen te zeggen. Kerst, Pasen en Pinksteren waren immers door mensen ingestelde tradities waarvoor geen bijbelse instructies golden.

 

Ik ben blij dat daar wel wat verandering in begint te komen, en dat met name de grote christelijke feesten niet langer ongemerkt voorbijgaan. De kerstfeesten van de zondagschool in de plaatselijke hervormde kerk en het kerstfeest van de christelijke school, dat in de plaatselijke gereformeerde kerk werd gevierd, zorgden er destijds in onze kindertijd voor dat we toch een beetje kerstsfeer konden opsnuiven. Want in de Adventkerk werd toentertijd met geen woord van het Kerstfeest gerept—laat staan dat er kerstversiering was. Dat is, gelukkig, veranderd. (Mijn vrouw is dit jaar lid van een werkgroep die het kerstfeest in de Adventkerk van Harderwijk voorbereidt!).

 

Maar ook in het wat uit de kluiten gewassen dorp waar we nu wonen (Zeewolde), zijn er in de paar decennia sinds de plaats op de drooggevallen IJsselmeerbodem is verrezen, enkele leuke tradities gegroeid, die het jaar markeren. Zo is er de jaarlijkse komst van de oliebollenkraam op het Flevoplein. Plotseling stond hij er weer! Het zou overdreven zijn om te zeggen dat het me emotioneel beroerde om de kraam weer te zien, maar toch was er zoiets van: O, ja, het is weer zo ver. Dit hoort bij deze tijd van het jaar! En even plotseling bleek er weer feestverlichting in de winkelstraten te zijn. Het deed me intens plezier.