Jehovah’s Getuigen

Ik heb niet veel op met Jehovah’s Getuigen. Gelukkig komen ze tegenwoordig niet vaak bij mij aan de deur. Ik heb, als ze komen, geen zin een discussie met ze te beginnen. Vroeger was ik nog wel bereid om met ze in debat te gaan. En ik wist genoeg van hun theorieën om daar het nodige tegenin te brengen. Maar het gehakketak met ze staat me nu tegen. Mijn grootste bezwaar is dat er zo weinig evangelie is in wat ze brengen. De leer van de Jehovah’s komt op mij over als een droog systeem van leerstellingen—allemaal erg rationeel. Veel voor het hoofd maar weinig voor het hart!

Ik besef dat ik behept ben met stevige vooroordelen jegens de J.G. Ik ben nooit in een Koninkrijkszaal geweest en heb dus nooit kennis kunnen nemen van de manier waarop zij hun erediensten inkleden. Ik weet niet hoe er gepreekt wordt, welke liederen zij zingen en welke muziek er te horen is. Ik stel me daar niet al te veel van voor. Want op de een of andere manier kan ik me een gemeente van Jehovah’s Getuigen niet voorstellen als een warme geloofsgemeenschap waar het goed toeven is. De J.G. roepen bij mij nog altijd een beeld op van nogal opdringerige mensen die snel de voet tussen de deur steken als de persoon bij wie is aangebeld aanstalten maakt het gesprek te beëindigen voordat het goed en wel begonnen is. Dat beeld is inmiddels wel goeddeels achterhaald en de-voet-tussen-de-deur is geen onderdeel meer van de gangbare evangelisatie-strategie van de Wachttoren-vertegenwoordigers, maar het blijft hangen. . .

Als ik eerlijk ben moet ik toegeven dat ik in feite niet erg veel weet van hoe de Getuigen tegenwoordig opereren en hoe het er binnen hun genootschap aan toegaat. Ik heb wel altijd het idee gehad dat het doorgaans om mensen gaat die heel consequent zijn en enorm veel voor hun overtuiging over hebben. Hoeveel ze bereid zijn voor hun geloofsovertuiging te incasseren werd me pas goed duidelijk toen ik het pas verschenen boek in handen kreeg van historica Tineke Piersma: Getrouw aan hun geloof: De vervolging van de Nederlandse Jehovah’s Getuigen in de Tweede Wereldoorlog. Het boek vertelt het tragische relaas van de lotgevallen van de Nederlandse Jehovah’s Getuigen in de jaren 1940-1945. Ze waren destijds nog maar betrekkelijk gering in getal. In 1940 stond hun ledenaantal op ongeveer 600. In 1945 waren het er rond de 3.000! Een opmerkelijke groei dus, vooral als je in aanmerking neemt dat ze met een enorme tegenstand hadden te kampen.

Hun onbuigzame houding ten aanzien van militaire dienst en alles wat er mee samenhangt en hun vijandige gezindheid jegens de overheid had tot gevolg dat ze vanaf 1940 door de Duitse bezetter intensief werden vervolgd. In Duitsland waren de Jehovah’s getuigen al jarenlang het voorwerp van gewelddadige discriminatie en de Duitsers namen hun weerzin jegens de Getuigen mee naar het bezette Nederland. Wie erop betrapt werd actief het Wachttoren-geloof te verspreiden werd ingerekend. In totaal werden tijdens de oorlogsjaren 468 Jehovah’s gearresteerd. (Mogelijk is het aantal nog iets hoger, maar ik noem het aantal van de personen van wie gegevens bewaard zijn gebleven.) Een aanzienlijk percentage is in een Duits concentratiekamp terechtgekomen en tenminste 126 van hen hebben dat niet overleefd. Gerekend naar het beperkte aantal leden dat het Wachttorengenootschap had kan je dus zonder meer spreken van een dramatische gang van zaken.

Het lezen van het boek zette me me aan het denken. Dit waren moedige mensen die bereid waren tot het uiterste te gaan ter wille van hun geloofsovertuiging. Niet iedereen bleef trouw aan zijn geloof, maar een heel groot aantal wel! Al lezend vroeg ik mij af: Zijn zevende-dags adventisten gemiddeld net zo dapper, als zij een grote kans lopen in een concentratiekamp terecht te komen?

Als adventisten (en dat geldt ook voor leden van veel andere geloofsgemeenschappen) hun kerk vergelijken met andere kerken hebben zij haast automatisch de neiging het beste in hun eigen groepering te stellen tegenover het minst aantrekkelijke in de andere kerk of beweging. Zo komen we meestal aardig positief uit die vergelijking. En dat geeft uiteraard een goed gevoel. Maar zou het ook niet goed zijn af en toe eens het beste uit een andere club te vergelijken met de wat minder goede aspecten van de eigen kerk? Dat is wel zo eerlijk en het tempert wellicht onze niet altijd terechte trots.

Nee, ik ben mijn vooroordelen ten aanzien van Jehovah’s Getuigen na het lezen van dit boek niet kwijt. Maar ik ben wel onder de indruk geraakt van hoe de Nederlandse Jehovah’s in de Tweede Wereldoorlog hun overtuiging trouw zijn gebleven, wat de gevolgen ook zouden zijn. Het is goed dat dit verhaal eens uitgebreid is verteld!