Moppen

Nu ik een flink deel van mijn tijd in België doorbreng en daar probeer een bijdrage te leveren aan het reilen en zeilen van de kerk, ben ik heel voorzichtig met het vertellen van Belgenmoppen. Maar als een van de Belgische predikanten me een Belgenmop vertelt (zoals deze week het geval was), voel ik me vrij deze door te geven: Twee Belgische mannen besloten te gaan vissen. Omdat zij zelf geen roeiboot bezaten moesten ze er een huren. Ze gingen welgemoed met hun gehuurde roeiboot de plas op. Na verloop van tijd lukte het de ene Belg een flinke vis binnen te halen. De andere Belg feliciteerde hem en zei: ‘Zet gauw een kruisje op plek waar je in de boot stond toen je die vis ving. Dat is handig voor als we weer gaan vissen’ De Belg die de vis had gevangen dacht diep na en antwoordde ten slotte: ‘Dat heeft toch geen zin, want wie garandeert ons dat we de volgende keer dezelfde boot kunnen huren?!’

Er zijn eindeloos veel moppen over de burgers van een ander, meestal naburig, land. Nederlanders vertellen moppen over Belgen en omgekeerd vertellen onze zuiderburen moppen over de zuinige manier waarop Nederlanders met hun geld omgaan. Ik kom regelmatig in Zweden en heb ontdekt dat de Zweden grappen maken over de Noren en omgekeerd. (Voorbeeld: Als je nieuwe hersenen nodig hebt kun je in Zweden naar een speciaalzaak gaan die tweedehands hersenen verkoopt. Het beste kun je dan vragen naar Noorse hersenen, want die zijn nooit gebruikt!)

Dit soort grappen over mensen van andere nationaliteit zijn meestal tamelijk onschuldig, hoewel ze ook wel vaak een wijdverbreid vooroordeel laten zien. Dat de hausse aan Belgenmoppen al geruime tijd voorbij is heeft dan ook waarschijnlijk wel te maken met het feit dat de Nederlandse houding ten aanzien van de Belgen gaandeweg veel positiever is geworden.

Een ander type grappen dat nog steeds welig tiert is dat over andere geloofsrichtingen. Joodse medeburgers waren en zijn heel vaak het doelwit van moppen. (Een recent voorbeeld dat ik deze week ergens las: Moos laat zich op zijn sterfbed door een pater bekeren. Zegt Sam: ‘Moos, wat doe jij nou?’ Antwoordt Moos: ‘Ik heb liever dat een katholiek doodgaat dan een jood!’).
Veel religieus getinte grappen zijn een reflectie van onkunde en vooroordeel. Maar soms is er ook wel een element van herkenning.

Er is een eindeloze variatie in het antwoord op de vraag hoeveel mensen je nodig hebt om een defecte gloeilamp te vervangen. Een paar voorbeelden:

Hoeveel pinkstermensen heb je nodig om een gloeilamp te vervangen? Eenentwintig. Eén om de lamp te vervangen en twintig om te jubelen over de wonderbare ervaring.

Hoeveel calvinisten heb je nodig om een gloeilamp te vervangen? Geen. God heeft gepredestineerd wanneer het licht weer aan gaat.

Hoeveel liberale christenen heb je nodig om een gloeilamp te vervangen? Tien, want er is eerst een discussie nodig om te bepalen of de gloeilamp wel echt bestaat.

Hoeveel streng-orthodoxe christenen heb je nodig om een gloeilamp te vervangen? Hoe zo? Iets vervangen?

Hoeveel televisiedominees heb je nodig om een gloeilamp te vervangen? Eén. Maar stuur vandaag nog je gift als je wilt dat er ook in de toekomst gloeilampen worden vervangen.

Hoeveel adventisten heb je nodig om een gloeilamp te vervangen? Zeventien. Een commissie van acht leden om na te gaan of de gloeilamp inderdaad vervangen dient te worden. Een commissie van acht leden om te besluiten welk type gloeilamp de oude zal vervangen? En één persoon om het werk te doen.

(Op het laatste antwoord doen ook weer tig variaties de ronde. Sommige daarvan zijn niet grappig maar doen pijn. Vraag: Hoeveel adventistische vrouwelijke predikanten heb je nodig om een gloeilamp te vervangen? Antwoord: De lamp wordt voorlopig nog niet vervangen, want er zijn taken die vrouwelijke predikanten in de Adventkerk niet mogen doen zolang ze niet ingezegend zijn.)

De wijze waarop geloofsgemeenschappen in grappen worden getypeerd is natuurlijk per definitie karikaturaal. Maar je kunt je afvragen of er toch ook niet af en toe een tere snaar wordt aangeraakt, zoals bijvoorbeeld bij de grap over de commissies die adventisten nodig hebben om een lamp te verwisselen. Als ik naga hoeveel tijd ik in commissies doorbreng, borrelt bij mij ook nogal eens de vraag naar boven of al die commissie nu wel zo nodig zijn. Maar aan de andere kant ben ik er ook wel trots op dat de kerk waartoe ik behoor aan veel mensen ruimte biedt om mee te doen in het proces van oordeelsvorming en beslissen!