Monthly Archives: September 2018

Ontmoetingen

Ik schrijf deze blog op een plek net buiten de Australische stad Brisbane, waar ik een van de sprekers ben tijdens een campmeeting van de South Queensland Conference. Het is een groot evenement dat door duizenden mensen wordt bijgewoond. De meesten logeren in tenten en caravans. Ik ben nooit erg dol geweest op kamperen, maar ik kan gelukkig melden dat er op het terrein een aantal motel units zijn en dat mijn vrouw en ik daarin zijn ondergebracht.  De bijeenkomsten en activiteiten vinden plaats in drie enorme tenten en een aantal vaste gebouwen op het terrein. Mijn aandeel bestaat uit het houden van zeven preken en het geven van vijf seminar-achtige presentaties. Met andere woorden: Ik heb een flink programma zonder echt overbelast te zijn. En de stafleden van de conferentie doen hun uiterste best om ons verblijf zo aangenaam mogelijk te maken.

Buiten mijn officiële verplichtingen biedt een evenement als dit heel veel mogelijkheden voor persoonlijk contacten. Het doet me natuurlijk goed als mensen naar me toekomen en zeggen dat het hen raakte wat ik in mijn preken zei. Dat gebeurde de afgelopen dagen met grote regelmaat. Natuurlijk komt het ook voor dat mensen het niet mij eens zijnn. Maar tot dusverre was er maar een persoon die mij duidelijk liet weten dat ik tot Babylon behoor. Goede, traditionele adventisten weten precies wat daarmee wordt bedoeld!

Er gebeurt deze week heel veel. Er zijn programma’s voor alle verschillende leeftijdsgroepen. Maar er is ook voldoende gelegenheid om mensen te ontmoeten, met vrienden te praten of nieuwe vrienden te maken. Het verbaast me altijd weer om—in andere landen en zelfs aan de andere kant van de aardbol—mensen te ontmoeten die ik ken. Het was leuk om weer twee vroegere collega’s tegen te komen met wie ik een aantal jaren heb samengewerkt in het divisiekantoor in Engeland: Roy Richardson, die een aantal jaren in Europa werkte als leider in het ADRA-netwerk en mijn goede vriend Peter Roennfeldt, die met zijn vernieuwende inzichten heel veel predikanten en kerkleden in Europa heeft geïnspireerd. Peter is nu, net als ik, al geruime tijd gepensioneerd, maar hij heeft nog steeds een heel vol programma. Ik hoor soms van mensen dat ik kennelijk nog over heel wat energie beschik, maar ik ben traag en lethargisch in vergelijking tot Peter Roennfeldt. Het doet me deugd dat Peter in de afgelopen paar jaar een drietal belangrijke boeken heeft geschreven die nu op grote schaal worden gebruikt. Wij hadden ook de kans om Laurie Evans, de vroegere voorzitter van de kerk in dit deel van de wereld, en zijn vrouw te ontmoeten. Ik had hem goed leren kennen tijdens allerlei internationale kerkvergaderingen.

En dan zijn er ook aardig wat mensen die naar me toekomen om me te vertellen dat zij vrienden of familieleden in Nederland hebben, die lid zijn van de kerk en willen weten of ik hen misschien ken. Vaak is dat inderdaad het geval. Anderen komen alleen een praatje maken of willen hun verhaal kwijt. Weer anderen willen weten hoe ik over bepaalde kwesties denk. Dat kan lastig zijn, want meestal wordt niet duidelijk wat de achtergrond van hun vraag is. Ik heb in de loop der jaren wel voldoende ervaring gekregen in hoe ik met dat soort vragen moet omgaan zonder in een of ander conflict verzeild te raken.

Een extra cadeautje in deze week was het feit dat ik de kans had om dr. Desmond Ford en zijn vrouw te bezoeken. Zij wonen op een afstand van ca. 60 kilometer van het kamp. Ik had “Des” (zoals hij door de mensen die hem kennen wordt genoemd) nooit eerder persoonlijk ontmoet. Hij is nu rond de negentig maar zijn geest is nog even scherp als altijd. Hij is zonder meer aan bijzondere man. Ik ben het met veel van zijn standpunten eens, maar zelfs degenen die hem op theologisch gebied niet kunnen volgen kunnen niet ontkennen dat hij steeds een christelijke houding heeft aangenomen ten aanzien van de kerk die hem heeft uitgestoten.

Al met al was deze week een bijzondere ervaring die mij een kant van de kerk liet zien die drastisch verschilt wat wat elders in de kerk gebeurt, met name waar het de dingen betreft die tijdens de aanstaande jaarvergadering van het bestuur van de wereldkerk worden besproken. Hier, in het BIG CAMP in Brisbane, zie ik een kerk met veel vitaliteit en met heel veel “normale”, toegewijde christenen die met beide benen op de grond staan. Het is een voorrecht om hier te zijn en een bijdrage te kunnen leveren.

PS 1.  Eerder in de week zagen we op nog geen vijftig meter van onze accommodatie een slang. Het is een soort die in Nieuw Guinea en dit deel van Australië voorkomt: de coastal carpet python. Hij was ongeveer 1.50 meter lang. Een “snake handler” kwam en ontfermde zich over het dier.

PS 2.  Voor wie naar een van de preken wil luisteren die ik in de afgelopen week hield: Ga naar ongeveer minuut 58 van deze youtube film. Daar begint mijn preek: https://www.youtube.com/watch?v=32QO4T6v1Gk&list=PLHProf_kWWEO6JEc4h8ZdNQZekEhs6h8O

Wat is een echte crisis?

Zowel voor Spectrum als voor Adventist Today geldt dat de website van deze onafhankelijke nieuws- en opiniemedia door een veel groter aantal mensen wordt gelezen dan de gelijknamige tijdschriften die in drukvorm verschijnen. Ook geldt voor beide websites dat er gewoonlijk door tientallen en soms door honderden lezers wordt gereageerd. Ook op mijn laatste artikel (van ongeveer een week geleden) op de website van Adventist Today kwamen nogal wat reacties. De titel was: Our Turn to Fundamentalism & How it Led to the Current Crisis. Ik beargumenteerde in dit artikel dat onze meer en meer fundamentalistische omgang met de Bijbel en het feit dat de administratieve leiders van de kerk steeds meer willen bepalen wat de zuivere leer is, en zich steeds minder laten leiden door de expertise van theologen, een van de oorzaken is van de crisis die de Adventkerk momenteel doormaakt.

Een van de commentaren op dit artikel kwam van mijn Britse vriend Victor, die liefde voor zijn kerk koppelt aan een scherp analytisch vermogen en de gave om zijn standpunt in korte duidelijke bewoordingen weer te geven. Zijn reactie was een oproep aan mij om de dingen wat meer in hun juiste verhoudingen te zien. Hij is het in veel opzichten met mij eens dat het adventisme momenteel in een aantal opzichten door een crisis gaat. Maar hij betoogt dat we dat woord “crisis’ dan wel wat verder moeten kwalificeren.  Want hoe erg is die “crisis” in onze kerk eigenlijk in vergelijking tot de grote crises die we zien in de wereld en in de maatschappij waarvan we deel uitmaken? Hij stelt de vraag hoeveel van de ca. 20 miljoen adventisten wereldwijd ’s morgens opstaan met zich zorgen te maken over wie er al dan niet als predikant wordt ingezegend.  Hij vergelijkt dat met wat honderdduizenden, of zelfs miljoen mensen meemaken die geen kant heen kunnen in het verwoestende pad van orkanen. Dat is pas een echte crisis, zegt hij. En hij wijst op de miljoenen mensen die in schrijnende armoede leven en de enorme aantallen slachtoffers die in Syrië dakloos zijn geworden en moesten vluchten voor een regime dat zijn eigen burgers meedogenloos vernietigt. Dat zijn, zo luidt zijn commentaar, pas echte crises!

Het is natuurlijk fijn als lezers aangeven dat ze het met mij eens zijn en dat ze vinden dat het een goed artikel was. En ik ben erop voorbereid dat er enkele reacties zullen zijn van mensen die mijn geschrijf helemaal niet kunnen waarderen. Maar met dat soort commentaren kan ik verder weinig beginnen. Een reactie als die van bovengenoemde Victor is echter waardevol. Want ook ik word vaak zozeer opgeslokt door wat er in mijn kerkelijke wereldje gebeurt dat ik de dingen niet langer in het juiste perspectief zie. En het is helaas zo dat we als geloofsgemeenschap het navelstaren tot een sublieme kunst hebben verheven en dikwijls voorbijgaan aan wat er in de wereld om ons heen gebeurt. [Of velen zijn van mening dat de ellende in de wereld nu eenmaal het werk is van de Boze en dat de beste manier om iets aan de misère te doen bestaat uit het ijverig verkondigen van de ‘drie-engelen boodschap”, en het daardoor “verhaasten” van de komst van de Heer.] Als mens—en zeker als christen—hebben we verantwoordelijkheden in en voor de wereld. Dat betekent onder meer dat we niet al onze energie moeten stoppen in (on?)geestelijk intra-kerkelijk geharrewar.

En, toegegeven, het overgrote deel van de adventisten wereldwijd heeft nauwelijks enige kennis van (laat staan een mening over) de discussies die onder de leiders en theologen, en wellicht enkele honderdduizenden geïnteresseerde “leken”,  met zoveel passie worden gevoerd.  Gaat het daarbij om een echte “crisis”?  Laten we geen appels met peren vergelijken. De crisis in de Adventkerk is niet van eenzelfde orde als het wereldwijde armoedeprobleem. Maar ik noem het toch wel een echte “crisis”.  Het gaat om de toekomst van de kerk. Verandert de kerk geleidelijk aan van een organisatie waarin de leden van de kerk de koers bepalen (die dan wordt geïmplementeerd door degenen die volgens een democratisch proces worden gekozen), in een club waarin mensen die aan de top staan van een hiërarchisch systeem (dat verdacht veel gaat lijken op dat van een kerk die we steeds hebben veroordeeld) aan alle touwtjes trekken? Het gaat er ook om of we werkloos willen toezien hoe grote aantal leden hun kerk de rug toe draaien, omdat zij zich er niet meer thuis voelen en zich niet gezien en gehoord weten. Het gaat vooral ook om gewetenskwesties.  Is, wanneer we dat alles in ogenschouw nemen, het woord “crisis” een te groot woord?

Gevraagd: theologen

Als ik aanwezig ben bin een promotieplechtigheid, luister naar de verdediging van het proefschrift en dan de verlossende verklaring hoor dat de promovendus zich nu “doctor” mag noemen, stel ik mijzelf onwillekeurig de vraag of het wel alle moeite waard was. Dat gevoel bekroop mij afgelopen woensdag ook toen ik aanwezig was bij de promotie van mijn vriend Wim Altink, die zijn proefschrift met succes verdedigde bij de Faculte Universitaire de Theologie Protestante (FUTP) in Brussel. Zijn dissertatie gaat over bepaalde aspecten van de status van de heilige Geest in het boek Openbaring. Ik heb veel bewondering voor het feit dat Wim zijn dissertatie schreef terwijl hij een drukke fulltime baan had en tegelijkertijd ook met enorme uitdagingen te maken had in zijn persoonlijke leven.

Ik moet bekennen dat ik mij ook zo af en toe wel eens heb afgevraagd of alle moete die ik me getroost heb om te promoveren wel de moeite waard was. Het ging bepaald niet vanzelf. En, eerlijk gezegd, had ik die titel niet echt nodig, want ik was niet van plan een academische carriere na te streven. Wat voor praktisch nut zou ik hebben van mijn doctorale titel? Terugkijkend moet ik zeggen dat dit nut beperkt is.

Toch aarzel ik niet om anderen aan te sporen het voorbeeld van mensen als Wim en mijzelf te volgen en  een doctorsgraad behalen. Het proces is op zichzelf heel erg waardevol. Niet alleen vergroot het uiteraard je kennis van een bepaald onderwerp, maar werken aan een dissertatie vraagt ook om geconcentreerd en kritisch denkwerk, persoonlijke organisatie en veel doorzettingsvermogen. Dat proces door te maken betekent een enorme verrijking en geeft grote voldoening—zelfs als maar weinig mensen uiteindelijk je werkstuk zullen lezen.

Er zijn nogal wat christenen (adventisten niet uitgezonderd) die twijfelen aan het nut van het behalen van een doctorsgraad in de theologie.Zorgt een dergelijke graad ervoor dat je beter gaat preken? Of dat je een betere zielenherder wordt?  Bestaat niet de kans (of de waarschijnlijkheid) dat zo’n studie eerder tot verlies van je geloof dan tot verdieping van je geloof leidt? Die vragen zijn zeker relevant. Maar in deze blog gaat het mij om een ander aspect.

Een kerkgenootschap moet beschikken over een goede, evenwichtige en dynamische theologie. Dat geldt ook voor de Adventkerk. Theologen dienen de kerk en spelen een belangrijke rol in het formuleren en kritisch ontwikkelen van de leerstellingen van de kerk. Daarbij moet de kerk niet alleen afgaan op het oordeel van een aantal theologen die allemaal ongeveer gelijk denken, maar op een brede groep van theologen die hun theologische taak vanuit verschillende perspectieven benaderen. Zij stimuleren en voeden het theologisch denken in de kerk door onderlinge dialoog, en door hun onderwijs en publicaties—en ook in hun contacten met de kerk in het algemeen. Met andere woorden: Zij hebben de taak om de leden van de kerk op een gezonde theologische manier te leren denken en hen te helpen te groeien in hun begrip van de implicaties van hun geloof.

De Adventkerk worstelt momenteel met een aantal moeilijke problemen. Een van de belangrijkste issues die op dit moment in de kerk spelen is dat de administratieve leiders van de kerk menen dat zij ook de beschermers moeten zijn van een correcte theologie. Als zij al advies vragen met betrekking tot theologische kwesties, gaan zij voor dat advies te rade bij een beperkt aantal theologen die bekend staan als conservatief. Dit staat een verantwoorde, evenwichtige theologische ontwikkeling in de weg. Theologische doordeking van ons geloof is een opdracht voor de gehele geloofsgemeenschap en dient geleid te worden door theologen die het gehele (adventistische) theologische spectrum vertegenwoordigen.

De kerk heeft kundige administratieve leiders nodig. Maar de kerk heeft net zo zeer (of misschien nog meer) grote behoefte aan toegewijde theologische vakmensen die de gehele geloofsgemeenschap (inclusief de leiders van de kerk) kunnen leiden en stimuleren op hun weg naar een steeds beter verstaan van wie en wat God is, hoe Hij zich tot ons verhoudt en hoe wij Hem beter kunnen dienen.

Dat betekent dat we nog steeds grote behoefte hebben aan meer theologische specialisten. Het is daarom goed te zien hoe Wim Altink deze week toetrad tot de kring van theologische specialisten. Ik hoop dat nog veel vrouwen en mannen hem op dat pad zullen volgen.

Met de LHBTI in Wenen

Dit jaar vier ik mijn verjaardag in Wenen. Nee, het is geen onderdeel van een stedentrip die ik als verjaardagscadeau hebt gekregen. Mijn vrouw en ik zijn een paar dagen in Wenen, omdat de Kinship organisatie daar dit jaar haar internationale congres houdt en ik ben uitgenodigd om een aantal presentaties te geven en op zaterdagmorgen te preken. Kinship is een internationale organisatie van (meest) adventistische mensen met aan “alternatieve” seksuele oriëntatie—dus degenen die we tegenwoordig meestal aanduiden met het label LHBTI of met een variant van die letters.

Eigenlijk ben ik “tweede keus”, want degene die in eerste instantie was uitgenodigd kreeg van de adventistische organisatie waarbij hij in dienst is te horen dat hij zijn baan op het spel zou zetten als hij die invitatie zou aannemen. Hoe tragisch! Maar, “tweede keus” of niet, ik heb met plezier gehoor gegeven aan het verzoek om bij de LHBTI-mensen en een groep “vrienden” in Wenen te zijn. Ik hoop dat wat ik te bieden heb als zinvol zal worden ervaren.

Ongeveer twaalf jaar geleden werd er een soortgelijke bijeenkomst gehouden in een conferentieoord in Noord-Brabant. Ik kreeg toen ook het verzoek van de Kinship-leiders om hun gast te zijn en een aantal overdenkingen te verzorgen. Men zei er wel bij dat men er begrip voor zou hebben als ik “nee” zou zeggen. Ik was destijds nog in functie als voorzitter van de Nederlandse Adventkerk. Ik kreeg ook de verzekering dat men er niet van uitging dat ik door te komen ook alle Kinship standpunten zou onderschrijven.  Die bijeenkomst werd een “life-changing” gebeurtenis. Ik wist op dat moment heel weinig van homoseksualiteit en “andere” soorten seksuele geaardheid. Ik had me er nauwelijks in verdiept en mijn (nogal negatieve) houding was gevoed door het anti-homoklimaat dat in christelijk Nederland—en zeker oin de Adventkerk—destijds vrij algemeen heerste. Tijdens die dagen on Brabant had ik de kans om, voor het eerst, de verhalen te horen van mannen en vrouwen (ik geloof niet dat er transgenders aanwezig waren) die vertelden wat hun geaardheid voor hen betekende en hoe zij vaak moest ervaren dat zij niet welkom waren in de Adventkerk en daar zeker geen actieve rol konden spelen. Aan het einde van dat congres zat ik nog met heel veel vragen, maar ik had wel een heel ander beeld gekregen van de uitdagingen waarmee de LHBTI gemeenschap in mijn kerk te maken heeft.

Nu, zoveel jaar later, weet ik heel wat meer over het LHBTI onderwerp. Ik heb er onlangs zelfs een brochure over geschreven.[1]Ik heb er lezingen over gehouden in gemeenten en tijdens predikantenvergaderingen en aan studiebijeenkomsten meegewerkt. Ik heb nog steeds vragen en vind het nog steeds heel moeilijk om als heteroseksuele man te begrijpen wat het betekent als je op mannen “valt”. Ik heb ook nog wel een paar theologische vragen, hoewel ik ervan overtuigd ben geraakt dat in de Bijbel homoseksualiteit niet gelijk staat met een liefdevolle, permanente, exclusieve relatie tussen twee mensen van hetzelfde geslacht, die gewoonweg niet in staat zijn om een betekenisvolle heteroseksuele liefdesrelatie te hebben.

Helaas is er in mijn kerk nog steeds een groot gebrek aan begrip en acceptatie van broeders en zusters die “anders” zijn. Maar gelukkig zijn er op veel plaatsen ook positieve signalen. Ik hoop mijn steentje te kunnen blijven bijdragen aan een volledige integratie van degenen die in hun seksualiteit “anders” zijn.  Zij worden door God volledig geaccepteerd. Kunnen wij dan achterblijven?


[1]  Little Alphabet Theology.  Exemplaren verkrijgbaar bij: buildingsafeplaces@gmail.com. De brochure is verkrijgbaar in het Engels, Nederlands, Duits, Frans en Zweeds.