Monthly Archives: Februari 2011

Schaamhaar en vergeving

 

Heel wat pubers uit christelijke gezinnen hebben in de Bijbel het smeuïge verhaal ontdekt van Ohola en Oholiba in Ezechiël 23. Naast gedeelten uit het Hooglied is dat mogelijk het meest prikkelende en onheiligste gedeelte van de Heilige Schrift. Maar Ezechiël 16 is ook behoorlijk gekruid.

 

Vorige week las ik een flink stuk van het boek Ezechiël. Eerlijk gezegd was het al heel wat jaartjes geleden dat ik het op die manier, achter elkaar, las. Vooral als je hele stukken tegelijk leest, krijg je een beeld van hoe uitzonderlijk de profeet in opdracht van God te werk moest gaan. Maar alles was erop gericht Gods volk, voor zover het nog in het eigen land was, te waarschuwen voor het naderende oordeel. Het volk was vreselijk hardnekkig en heel dramatische beelden waren nodig om nog enige indruk te maken.

 

Tegen die achtergrond moet het zestiende hoofdstuk gelezen worden. Jeruzalem en haar inwoners worden vergeleken met een meisje dat te vondeling werd gelegd. Maar God zorgde ervoor dat de zuigeling in leven bleef en vervolgens opgroeide. Hij zorgde voor haar, gaf haar mooie kleding, en gaf haar de kans op een goed leven.  Maar zij keerde zich van God af en koos voor een leven van wilde seks en andere gruweldaden. Het liederlijke leven van deze wulpse jonge vrouw wordt tot in allerlei grafische details beschreven. Het verslag telt ruim zestig bijbelverzen.

 

Twee dingen troffen me bij het lezen van dit hoofdstuk. Dat overspel en alles wat daarbij hoort in de profetische gedeelten van de Bijbel (ook in het Nieuwe Testament, met name in het boek Openbaring) een symbool is van rebellie tegen de ware God, was me natuurlijk wel bekend. Maar wat me dit keer vooral opviel waren enkele details die in de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV)  extra duidelijk worden. In vers zeven wordt beschreven hoe het meisje groeit en zich tot een geslachtsrijpe vrouw ontwikkelt. De meeste Nederlandse vertalingen laten ons weten dat zij stevige borsten begint te krijgen. En dan zeggen de meeste vertalingen verder dat zij prachtig haar krijgt. De nieuwe NBV  is wat specifieker en vermeldt: ‘Je kreeg schaamhaar.’ Ja, wat anders, zou je zeggen. In die streek groeit toch immers haar als een meisje gaat puberen? Maar het is veelzeggend dat vrijwel alle andere vertalingen dat toch wel wat te gortig vinden: in de Bijbel praten over schaamhaar! En dus blijven de vertalers maar liever tamelijk vaag.

 

Wat verderop lezen we dat deze losbandige vrouw ‘nat was begeerte’ toen zij de Heer met haar minnaars bedroog (vers 36). Dat detail wordt ook nogal verdoezeld in andere vertalingen, terwijl het Hebreeuw toch echt wel heel expliciet is. De meeste vertalingen duiden op een sterke begeerte, maar vullen dat verder niet in. Alleen de Groningse vertaling laat ook niets aan de verbeelding over: ‘Omdastoe noakend en nat en gaail wast doustoe mie mit dien vrijers bedroogst’.

 

Is het niet beter om niet zo duidelijk te zijn? zullen sommigen misschien zeggen. Ik denk van niet. De oorspronkelijke tekst was bedoeld om duidelijk te zijn en te choqueren. In die zin is de Nieuwe Bijvertaling dus geslaagd. De hedendaagse lezer moet ook gechoqueerd worden. Hij moet weten: Ja, deze dingen staan echt in de Bijbel. Dit soort beelden worden gebruikt om te laten zien hoe ver mensen kunnen  gaan in hun afwijzing  van God!

 

Maar, er valt nog wel wat meer (en belangrijkers) te zeggen over dit hoofdstuk—en dat is het tweede punt dat ik wil benadrukken. Een paar bladzijden lang gaat de litanie tegen Gods volk almaar  door. Je kunt haast niet anders concluderen: Deze mensen zijn helemaal afgeschreven. Met hen wil God verder helemaal niets meer te maken hebben.  Maar dat is een totaal foute conclusie. Aan het einde van het hoofdstuk staat een laatste zinnetje: ‘Maar ik vergeef je, alles wat je hebt gedaan. Zo spreekt God, de Heer.’ Veertien woorden en dat verandert alles.

 

Dat is de ontknoping. God staat altijd klaar om weer opnieuw met mensen te beginnen.

Dat geldt ook onze tijd—voor iedereen die er een gigantische puinhoop van heeft gemaakt en voor ons allemaal die zo hardnekkig in bepaalde opzichten tegen God blijven rebelleren: Maar ik vergeef je! Dat is altijd de bottom line. Lees Ezechiël hoofdstuk 16, blijf echter niet steken in de passages over de stevige borsten, het schaamhaar en de intieme vochtigheid, maar lees door tot de laatste regel!

 

Bokkingen

 

Ik sta altijd open voor suggesties over boeken die de moeite van het lezen waard zijn. Vaak word ik op mijn wenken bediend.

 

Onlangs werd ik door Richard Rice (een theologiedocent aan de Loma Linda Universiteit, van wie binnenkort weer een nieuw boek in het Nederlands verschijnt) attent gemaakt op een heel apart boek. Het is niet direct een theologische verhandeling, maar toch geeft Rice zijn studenten soms de opdracht het te lezen. Het heet The Shack, en werd geschreven door ene Wm. Paul Young. (Het is inmiddels bij Uitgeverij Kok verschenen als De Uitnodiging.)

Het is bepaald geen hoogdravende literatuur en het verhaal is tamelijk bizar. Een man die zijn dochtertje heeft verloren en boos is op God ontmoet de drie-eenheid.  Maar die drie-enige God lijkt in niets op hoe hij zich God altijd heeft voorgesteld. Jezus komt nog het meest overeen met het beeld dat hij had: een joodse timmerman. Maar God de Vader blijkt een dikke zwarte vrouw te zijn en de heilige Geest een Aziatisch meisje!

 

Ik vroeg Rice waarom hij dit boek aan zijn studenten laat lezen. Hij gaf als antwoord dat hij het heel nuttig vindt als zijn studenten gaan beseffen dat God nooit kan voldoen aan het beeld dat wij van hem hebben. God is altijd anders dan wij verwachten! Die boodschap brengt het boek luid en duidelijk. En meneer Young, de schrijver, zegt en passant heel wat nuttige dingen die kunnen helpen een grotere waardering en nieuwe inzichten te krijgen in hoe we het begrip drie-eenheid moeten benaderen.

 

Mijn dochter raadde mij het nieuwste boek van Adriaan van Dis aan: Tikkop. Ik had nog een paar boekenbonnen, dus ben ik het boek meteen gaan halen. Ik heb het achter elkaar uitgelezen. Ik denk dat het zijn beste boek is tot dusverre. Een ontroerend verhaal over het leven in een vissersdorp in het Zuid-Afrika van nu. Van Dis schrijft als iemand die het land en de mensen (en zelfs de taal) door en door kent. Maar hij schrijft ook als een schrijver-vakman, met prachtige beelden en een taalgebruik om jaloers op te zijn. Het zou me niet verbazen als het boek nog menigmaal zal worden bekroond.

 

De boekenbonnen waren ook toereikend om nog een heel ander soort boek te kopen—ditmaal een aanrader van mijn vriend en collega Bram van der Kamp. Bram heeft veel lofwaardige eigenschappen, waarvan zijn smaak op boekengebied niet de minste is! Het gaat om een gloednieuw boek van de Groningse professor Auke van der Woud: Een koninkrijk vol sloppen. Ik ben daarin nu halverwege. Het is meer dan boeiend, maar je wordt er niet vrolijk van. Ik dacht dat ik in armoede was opgegroeid, in een woning (d.w.z. een watermolen) waarin we het geruime tijd zonder stroom en drinkwater moesten stellen, met een plee boven de sloot en een teil voor onze wekelijkse wasbeurt. Maar vergeleken met de sloppen en krotten in de grote steden aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw baadde ik destijds in luxe! Bijna twee miljoen Nederlanders leefden in een erbarmelijke situatie die zo ongeveer overeenkomt met de toestand in de ergste slums van de derde wereld. Wie een confrontatie met pure armoede wil vermijden moet dit boek niet lezen. Maar toch zouden veel mensen er goed aan doen hier kennis van te nemen. Zonder af te doen aan de pure armoede die er ook nu nog is, plaatst het onze huidige financiële ‘crisis’ toch echter wel in een wat ander perspectief!

 

Eén zinsnede zal ik niet snel vergeten. In deze krottenwijken van nauwelijks een eeuw geleden, schrijft van der Woud, was het groot feest als men twee bokkingen kon verdelen! Tja, alles is betrekkelijk, ook de inhoud van het woord ‘feest.’

Pas op de plaats

 

Morgen zou ik naar Egypte zijn gevlogen, ter voorbereiding op de groepsreis met 39 ‘senioren’ die nog steeds voor begin mei gepland staat. Deze reis is helaas geannuleerd. Jammer, maar aan de andere kant heeft het ook wel weer zijn goede kanten om een tijdje thuis te zijn, want ik heb nog een flinke hoeveelheid dingen die ik graag wil doen voordat ik weer op 25 maart voor drie seminars in respectievelijk Litouwen, Letland en Estland vertrek en in april, dank zij een uitnodiging van ‘de divisie’, een congres van adventistische theologiedocenten uit heel Europa (inclusief Rusland) in Roemenie kan bijwonen.

 

Het was fijn afgelopen maandag een predikantenvergadering bij te wonen waar aspecten van de toekomst van de kerk—en met name de rol van de predikant daarbij—ter discussie stonden. Ik stel het enorm op prijs daarvoor te worden uitgenodigd. Natuurlijk: je zou kunnen verdedigen dat ik daar enigszins recht op heb omdat ik nog enkele taken voor de landelijke organisatie voor mijn rekening neem. Maar, aan de andere kant is er het onloochenbare feit dat ik nu eenmaal tot de emeriti behoor . . . Hoe dan ook, het is goed er nog een beetje bij te horen.

 

De vergadering was niet alleen een heel positief gebeuren, omdat er belangrijke onderwerpen op de agenda stonden, maar ook vanwege de manier waarop het Nederlandse corps van adventistische predikanten daarmee omgaat. De meningen lopen sterk uiteen, maar er wordt naar elkaar geluisterd. Er is een prima sfeer, waarbij af en toe ook een bulderend gelach opstijgt, maar tegelijkertijd is er duidelijk bij allen een diepe betrokkenheid bij het wel en wee van de kerk. Het ware te wensen dat diezelfde eenheid in diversiteit ook in alle gemeenten zichtbaar zou zijn.

 

Ik herinner mij dat ik een paar jaar geleden met Wim Altink, de unievoorzitter, een gesprek had, waarbij onder andere de uitdaging van het besturen van de kerk aan de orde kwam. Wim zei toen dat hij dacht dat zijn vermogen om mensen samen te brengen en te binden tot zijn sterke kanten behoort. Als ik hem afgelopen maandag zo bezig zag, was dat vermogen duidelijk te herkennen.

 

Maar nu heb ik eerst maar eens een lijstje gemaakt van de dingen waaraan ik de komende weken moet werken. De voorbereidingen voor het boek Het rijk van God zijn nu helemaal afgerond en alles gaat heel binnenkort naar de drukker. Inmiddels heb ik van een vertaler het manuscript ontvangen voor een nieuw boekje over de Openbaring van Johannes. Daar ga ik binnenkort mee aan de slag. Eerst is er nog een ander project: een onofficiële uitgave van een selectie van 100 blogs die ik tussen 2005 en heden heb geschreven. Ik ben bijna klaar met de voorbereidingen. Het is onderdeel van een project waarmee enkele Adventgemeenten in Midden-Nederland druk bezig zijn, met als doel ruim 45.000 euro in te zamelen voor de herbouw van een basisschool in Haiti. Mijn voorlopige werktitel is: Wie goed kijkt ziet altijd wat. Ik hoop dat het een leuk boek wordt en dat dit sub-project tenminste 7.500 euro zal bijdragen.

 

Maar eerst vandaag wat lopende dingen, waaronder een artikeltje voor het volgende ADRA-Aktueel. Ik hoop dat later op de dag te doen. Dan moet ik het werkstuk van een student lezen en beoordelen en een presentatie voor a.s. zaterdag in ‘De Ark’ in Zoetermeer voorbereiden. En zo zijn er nog een paar dingen. Het is zoals Engelsen dat zo mooi zeggen: Never a dull moment.

 

Ondertussen blijf ik het nieuws op twee fronten nauwlettend volgen. Wat gaat er verder in het Midden-Oosten gebeuren? Is wat we momenteel zien de voorbode van een totale omwenteling zoals destijds in Oost-Europa? En zo ja, zal dat alleen maar positieve gevolgen hebben, of zal de ene soort dictatuur plaatsmaken voor een ander soort onderdrukking? En wat zal het betekenen voor de positie van de christenen in het Midden-Oosten? Het Irakese voorbeeld laat zien dat meer vrijheid zich niet automatisch vertaalt in betere omstandigheden voor de christenen.  Daarnaast volg ik de Statenverkiezingen op de voet. Ik heb een redelijk duidelijk idee van de prioriteiten voor de provincie Flevoland en op welke partij ik daarom het beste kan stemmen.  Is het toeval dat mijn stem ertoe zal bijdragen dat de regeringscoalitie straks in de Eerste Kamer niet sterker zal worden? Ik kijk alvast uit naar het televisiedebat van vanavond!

 

Dons viola

 

Ik ken Don Lowe en zijn vrouw Kathleen nu ruim vijftien jaar. Hij was al met emeritaat toen ik mijn periode als algemeen secretaris van de Trans-Europese Divisie (een van de dertien regio’s van de wereldwijde Adventkerk) begon. Hij werkte op dat moment nog wel part-time als predikant van de Adventgemeente in St. Albans, waarvan mijn vrouw en ik lid waren geworden.

 

Don had een boeiende loopbaan achter zich. Hij was met zijn vrouw een aantal jaren als zendeling in Afrika geweest, was daarna predikant in Engeland en Ierland, bekleedde diverse bestuursfuncties, waaronder voorzitter van de Zuid-Engelse Conferentie en eindigde tenslotte zijn kerkelijke carrière als hoofd van een departement van ‘de divisie’. Mijn vrouw en ik leerden Don en Kathleen kennen als fantastische mensen, met solide ideeën, grote liefde voor de kerk en vooral voor de mensen daarin, met veel realiteitszin en een enorme dosis humor.

Inmiddels zijn ze in de buurt van Newbold College gaan wonen en aangezien wij daar de afgelopen twaalf dagen verbleven hebben wij ze uiteraard bezocht.

 

Don heeft een paar dagen geleden zijn vijfentachtigste verjaardag gevierd, maar hij zit nog vol energie en ook zijn vrouw Kathleen staat nog volop in het leven. Maar wat ons bezoek aan hen deze week zo speciaal maakte was Dons verhaal over zijn viola.

 

Don heeft na zijn pensionering een bijzondere hobby opgepakt, namelijk het bouwen van violen. Daar is hij mee begonnen toen hij zeventig jaar was. Hij heeft zich aan gesloten bij een club van mensen die onder vakkundige leiding muziekinstrumenten bouwen. Hij heeft nu een aantal violen gebouwd die stuk voor stuk door mensen die er verstand van hebben om hun kwaliteit en klank worden geroemd. Zijn meest recente werkstuk is een viola—zeg maar: een grotere maat viool. Toen een beroepsmusicus het instrument zag en probeerde, was hij er zo van onder de indruk dat hij het enige tijd leende en daarna kocht. Deze musicus maakt deel uit van een bekend strijkkwartet dat overal te wereld concerten geeft en een reeks cd’s op zijn naam heeft. Hij speelde voorheen op een instrument dat ooit gemaakt werd door een beroemde vioolbouwer uit de zeventiende eeuw, dat tenminste een miljoen euro waard is. Maar nu speelt hij op de viola die door een onbekende gepensioneerde dominee werd vervaardigd. Logisch dat Don veel plezier put uit zijn ongewone hobby en geniet van het vertellen van dit verhaal. Inmiddels is hij weer begonnen aan een volgende viola!

 

Alleen dit verhaal al maakte ons bezoek meer dan de moeite waard. Hopelijk zijn Don en Kathleen volgend jaar nog steeds in goede lichamelijke conditie en kunnen we, als ook wij nog gezond zijn en weer op Newbold vertoeven (ik ben al weer ingedeeld voor een twee weken durende cursus in februari 2012), de volgende viola kunnen bewonderen. Wat een fantastisch voorbeeld van levenslust, ondernemingszin en creativiteit!

 

MTV, etc.

 

Sinds zondagavond zijn mijn vrouw en ik weer eens op Newbold College. Ik ben nu al weer halverwege  mijn jaarlijkse serie lessen over het postmodernisme: wat het is; waar het vandaan komt; hoe het allerlei aspecten van het leven beïnvloedt; hoe een christen cq. adventist ermee om zou kunnen gaan, enz. De cursus bestaat uit 24 intensieve lesuren, verdeeld over acht dagen.  De afgelopen vier dagen heb ik steeds drie uurtjes met mijn groep van 14 studenten doorgebracht. Vandaag ben ik vrij.  Het plan is om aanstonds de auto te pakken en naar Oxford te rijden—ook dat is zo’n beetje traditie. Want de beste boekwinkels van Engeland (misschien wel van Europa) zijn in Oxford te vinden.

 

Elke keer weer is het afwachten hoe de groep studenten is samengesteld. Soms komen sommigen uit een andere cultuur en is het postmoderne denken hen totaal vreemd. Maar het lijkt wel of dat per jaar verandert en ik steeds meer te maken heb met merendeels door-en-door postmoderne mensen. En het lijkt wel of de generatiekloof tussen mij en mijn gehoor daarmee ook toeneemt. Ik heb steeds gedacht dat ik redelijk postmodern denk, maar er zijn meer en meer aspecten van hun leef- en denkwereld die ik nauwelijks ken.

 

Een willekeurig voorbeeld.  Ik besteed drie uur aan de impact van het postmodernisme op de cultuur: literatuur, film, televisie, theater, mode, kunst, architectuur. Daarbij verwijs ik vaak naar MTV als het summum van postmoderne televisie: het is immers een hutspot van allerlei verschillende elementen zonder duidelijke samenhang. En ik noem Madonna als een voorbeeld van iemand die op allerlei manieren het postmoderne kunstenaarschap belichaamt. Ik kan daarbij niet verhullen dat ik MTV iets vreselijks vind en bepaald ook geen bewonderaar ben van Madonna. Meestal ontmoet ik dan instemming van mijn gehoor. Maar gisteren namen enkele studenten mij op de korrel en probeerden mij uit te leggen waarom zij graag naar MTV keken en kijken, en waarom mijn oordeel over Madonna veel te eenzijdig is. Let wel, dit zijn mensen van gemiddeld achter in de twintig. Enkelen zijn al werkzaam als predikant. Het gaf me te denken. Misschien snap ik toch niet zo veel van de postmoderne (of wellicht post-postmoderne) geest als ik veronderstel.

 

Tijdens de discussie over de mogelijk groeiende kloof tussen mij en mijn gehoor maakte een van de nog iets oudere studenten, die bij mij als nogal postmodern overkomt, de opmerking dat hij steeds vaker constateert hoe groot de kloof is tussen hemzelf en zijn vijftienjarige dochter. Zij leeft weer in een geheel andere wereld dan de zijne, vertelde hij en hij gaf daarbij een aantal treffende voorbeelden. Al met al wordt het misschien tijd dat Newbold op zoek gaat naar iemand die dat toch allemaal wat meer van nabij kan volgen dan ik en echt op de hoogte is en blijft van hoe het denken en de leefwereld van de nieuwe generaties zich ontwikkelt!

 

Naast het lesgeven is het dagprogramma aardig gevuld met andere dingen. Ik worstel me door een flinke stapel papier heen: de laatste drukproeven van een nieuw boek dat de Nederlandse kerk binnen enkele maanden laat verschijnen. Ik heb inmiddels ook mijn twee bladzijden buitenlands nieuws voor het volgende nummer van ADVENT geschreven. Gisteravond was ik degast van een televisie-interview in het kantoor van de Zuid-Engelse Conferentie in Watford. Zij zetten de eerste stappen op het terrein van wat zo mooi ‘media-ministry’ heet. Morgen preek ik in de twee ‘family services’ (lees: conventionele kerkdiensten) van de Newbold College kerk en morgenavond neem ik daar deel als speciale gast aan een discussieprogramma over homoseksualiteit. En zo zijn er steeds weer dingen die me van de straat houden.

 

Inmiddels is duidelijk geworden dat de oriëntatiereis die ik later deze maand naar Egypte zou maken door de reisorganisatie is afgeblazen. Of de groepsreis naar Egypte, waarvan ik de reisleiding op me heb genomen, in begin mei zal kunnen doorgaan is nu nog niet duidelijk. We zullen moeten afwachten of de situatie snel verbetert. Het feit dat ik later deze maand niet op reis ga geeft me wel wat extra tijd voor een nieuw project. Ik wil graag een bijdrage leveren aan een project waarmee ook mijn plaatselijke gemeente (Harderwijk) zeer nauw betrokken is: de herbouw van een verwoeste adventistische basisschool in de hoofdstad van Haiti.  Ik hoop, met medewerking van enkele bedrijven een boekje uit te geven in een oplage van zo’n 500 exemplaren, waarvan de opbrengt helemaal naar het project gaat. De inhoud bestaat uit 100 blogs van de afgelopen jaren. Ik heb de eerste selectie gemaakt; mijn vrouw is nu bezig haar oordeel over mijn keuze te vellen en zorgt momenteel voor een eerste correctieronde. Ik denk dat het best een leuk boekje kan worden (al zeg ik het zelf). Ik hoop dat het een flink aantal duizenden euro’s kan opleveren.

 

Maar nu eerst ontbijten in het Newbold cafeteria en dan naar Oxford. Ik heb er zin in.