Monthly Archives: Mei 2014

Verschil

 

Een groter verschil laat zich nauwelijks denken.  Tijdens de afgelopen maanden was ik een trouwe bezoeker van de Loma Linda University Church. Het is de grootste plaatselijke Adventgemeente ter wereld. Niet zo groot als de Yoido Full Gospel Church (de Koreaanse mega-pinksterkerk met haar 800.000 leden en wekelijks meer dan een kwart miljoen kerkgangers in een groot scala van verschillende erediensten), maar met ongeveer 7.000 leden toch nog een stukje groter dan alle gemeenten in de Nederlandse Unie van Adventkerken bij elkaar.  Tijdens de eerste dienst van 9.00-10.15 en de tweede dienst 11.30-13.00 zijn vrijwel alle 2.300 zitplaatsen bezet. Er zijn grootse plannen om het gebouw binnenkort aanzienlijk uit te breiden.

Bij de diensten, die via televisie worden uitgezonden, is alles op de minuut af precies getimed. De muziek is van hoge kwaliteit—instrumentaal of een groot koor. Alles wordt op grote schermen geprojecteerd. Tijdens de weken dat ik deze kerk bezocht was de spreker steeds dezelfde: de ‘senior pastor’. Hij weet zijn gehoor te boeien. Hij spreekt zonder papier. (Misschien verraadt zich hier een vleugje jaloezie, want na 50 jaar preken heb ik nog steeds een tiental velletjes A5 voor me als ik aan mijn preek begin.) Alles is even professioneel.

Je kunt in een kerk als deze heerlijk anoniem blijven als je dat wilt. Je kunt ervoor kiezen een toeschouwer te zijn, zonder op de een of andere manier een bijdrage te leveren.  Ik heb de indruk dat dit voor veel aanwezigen ook het geval is. Maar eerlijk is eerlijk: er zijn natuurlijk wel honderden vrijwilligers die zich ervoor inzetten dat de sabbatdiensten vlekkeloos verlopen en dat allerlei programma’s worden georganiseerd. Ik heb ook wel ontdekt dat er heel wat wordt gedaan voor kinderen en jeugd. En bijna elke week worden er wel enkele mensen gedoopt!

Maar de vorige sabbat was ik in een heel andere gemeente, zo’n 150 kilometer ten noordoosten van Loma Linda. Na een rit langs een prachtige weg door de Mojave woestijn arriveerden we bij een onopvallend kerkje: een laag gebouwtje met een simpele kerkzaal en een aantal andere ruimten.  Ik vroeg vóór de dienst aan de predikant hoeveel kerkbezoekers we konden verwachten. ‘Op een goede dag ongeveer honderd tot honderdtwintig,’ zei hij. Ik was die morgen de gastspreker.

Mijn vrouw en ik waren vroeg genoeg gearriveerd om ook het begin van de sabbatschool, die om 9.30 uur begon, bij te wonen.  Tot mijn verrassing waren er nog slechts twee mannen toen we binnenkwamen. Tot mijn verdere verrassing waren het twee zwarte mannen.  Tijdens de bijbelstudie druppelden de (eveneens bijna uitsluitend zwarte) bezoekers geleidelijk aan binnen en toen ik om ongeveer 13.15 (!) aan mijn preek begon bleek het inderdaad een ‘goede dag’ te zijn en was de kerkzaal vrijwel helemaal gevuld.

Ik had me nauwelijks gerealiseerd dat er ook in Californië veel kleine Adventgemeenten zijn: overwegend blanke gemeenten, maar ook overwegend zwarte gemeenten en Spaanstalige gemeenten en gemeenten met vooral leden van Aziatische origine. Wij kregen een buitengewoon hartelijke ontvangst in de Antilope Valley SDA Church. Aan het begin van de dienst was de onderlinge begroeting een stuk spontaner en fysieker dan wat ik in de Loma Lindakerk gewend was geraakt. Geen klassieke muziek met viool en cello, maar jazz-achtige muziek met instrumenten die ik eerder met New Orleans associeer. Waarschijnlijk was mijn preek heel wat tammer dat men gewoonlijk van de eigen predikanten gewend is.  (Maar misschien viel dat mee, want er klonk wel een stevig applaus nadat ik ‘amen’ had gezegd en ik geloof niet dat dit vooral werd ingegeven door het feit dat men blij was dat ik eindelijk weer ging zitten!)

Gedurende de afgelopen dagen heb ik me herhaaldelijk afgevraagd:  Als ik permanent in Californië zou wonen, zou ik dan lid willen worden van een perfect geregisseerde gemeente als de Loma Linda University Church, waar de eredienst veel elementen heeft die mij als blanke, goed-opgeleide, Europese senior aanspreken?  Misschien wel, want ik houd van een goed verzorgde eredienst die op tijd begint en ook weer op tijd eindigt. Of zou ik toch maar liever kiezen voor een kleinere gemeente waar je kunt voelen dat de mensen bij elkaar horen en waar iedereen rechtstreeks, actief betrokken is bij wat er op sabbatmorgen gebeurt—ook al zijn er heel wat aspecten die cultureel nogal ver van mijn bed zijn?

Wat maakt een groep mensen tot een geloofsgemeenschap? Dat is een moeilijk te beantwoorden vraag. Natuurlijk spelen culturele factoren een belangrijke rol. Maar het belangrijkste is dat een echte kerkgemeente bestaat uit mensen die vastbesloten zijn ‘broeders’ en ‘zusters’ van elkaar te zijn en zich als zodanig gedragen, en die niet alleen naar de kerk komen als passieve ontvangers, maar ook iets aan elkaar willen (door)geven. Al met al zal het me over een paar weken goed doen weer in mijn thuisgemeente—de Adventgemeente in Harderwijk—te zijn, waar we goddank nog steeds een orgel hebben (dat weliswaar niet helemaal te vergelijken is met het Casavant Freres pijporgel  met zijn 7,036 pijpen in the Loma Linda university Church), en waar Robert onze trouwe (en begaafde) organist is. Het is een gemeente die volgens mij aan de meeste eisen voldoet om een echte geloofsgemeenschap te mogen heten.

 

Een Amerikaanse heilige

 

Een paar weken geleden was het groot nieuws dat Paus Johannes Paulus II en Paus Johannes XXIII door de Rooms-Katholieke Kerk officieel heilig waren verklaard. Maar ik heb niets op met dat katholieke heiligen-gedoe. Protestanten denken (terecht) nog steeds dat de kerkhervormers destijds gelijk hadden om zich tegen dit katholieke dogma te keren. Christus is immers de enige Middelaar. Hij heeft daarbij de assistentie van Maria en van duizenden heiligen niet nodig. Adventisten hebben nog een extra bedenking. Volgens de adventistische visie zijn deze zgn. ‘heiligen’ helemaal niet in de hemel, maar wachten zij, net als de miljarden andere mensen die ooit op onze planeet hebben geleefd, op de opstanding tijdens de ‘jongste dag’.

Het is dus niet zo gek dat ik aarzelde voordat ik een boek kocht over een Amerikaanse heilige. Maar mijn nieuwsgierigheid won het en dus kocht ik twee weken geleden het boek American Saint, de biografie van Elizabeth Seton, geschreven door Joan Barthel. Nu ik het gelezen heb, heb ik beslist geen spijt van mijn aankoop.  Integendeel.

Het is een understatement te zeggen dat Elizabeth Seton een bijzondere vrouw was.  Haar leven begon in de context van de Amerikaanse high society in het New York van het einde van de achttiende eeuw, met een beschermde jeugd en een gelukkig huwelijk dat gezegend werd met vier kinderen. Maar dat bleef niet zo en na het faillissement van de firma waarin haar man een belangrijk aandeel had en na de dood van haar man, ging Elizabeth door een periode van bittere armoede, waarin zij geld verdiende door kostgangers in huis te nemen en van giften afhankelijk was.

De factor die haar leven echter vooral bepaalde was haar overgang tot het katholicisme. Ze verliet de episcopaalse kerk (de Amerikaanse versie van de Anglicaanse kerk), en werd uiteindelijk de stichtster van de eerste Amerikaanse religieuze orde voor vrouwen, de Sisters of Charity. De manier waarop zij als vrouw haar weg wist te vinden (en soms haar wil wist door te drukken) in de katholieke mannenwereld van die tijd geeft een extra interessant cachet aan dit boek.

Dit alles maakt dit boek (dat op zorgvuldige research is gebaseerd, maar leest als een spannende roman) al meer dan de moeite waard. Maar voor een in geschiedenis geïnteresseerde adventist is er nog een belangwekkend aspect.  Het aantal katholieken in de VS was rond 1800 nog heel beperkt—waarschijnlijk niet veel meer dan circa 50.000. De antikatholieke stemming zou pas in de loop van de negentiende eeuw tot een hoogtepunt komen, maar ook Elizabeth moest al ervaren hoe je destijds in Amerika tot een maatschappelijke outcast werd als je het katholieke geloof omarmde. Het boek biedt een ongelooflijk interessante blik in die dimensie van de Amerikaanse geschiedenis. Het beschrijft de wereld waarin het adventisme ontstond en maakt het sterke antikatholieke sentiment dat het adventisme zo lang zou overheersen een stuk begrijpelijker, zeker voor niet-Amerikanen die zich bijna twee eeuwen later afvragen waarom hun kerkgemeenschap nog steeds door een sterk anti-katholicisme wordt gekenmerkt.

Was Elizabeth een ‘heilige’?  De katholieke kerk verklaarde haar officieel heilig in 1975.  Ik deel de theologie die daarachter schuilt niet. Maar door het lezen van dit boek heb ik wel kennisgemaakt met een bijzondere vrouw. Zij was intelligent, moedig, had sterke feministische trekken, maar was vooral indrukwekkend gelovig.  Ze was een mens die er in de eerste plaats was voor andere mensen.  Een heel bijzondere vrouw. Kortom, toch wel een heilige!

 

Gescheiden wegen?

 

Het was een intensieve week.  Terwijl ik dit schrijf ben ik weer onderweg naar Californië, nadat ik mijn verblijf van drie maanden aan de Loma Linda Universiteit gedurende een vijftal dagen had onderbroken om een symposium in Duitsland te kunnen bijwonen.

Gedurende een drietal lange dagen heb ik naar een twintigtal lezingen geluisterd en deelgenomen aan de discussies. Het overkoepelende thema van de studiebijeenkomst die in Friedensau werd gehouden was de impact van de Eerste Wereldoorlog op het adventisme—in Duitsland maar ook elders. Een aantal aspecten kwam vooral aan de orde: (1) de speculatieve profetische uitleg die velen op het verkeerde been zette ten aanzien van de te verwachten ontwikkelingen in de wereld; (2) de problematiek van de militaire dienstplicht die in veel landen rond die tijd werd ingevoerd en de vraag hoe adventisten, met hun traditionele niet-strijders standpunt, daarmee moesten omgaan; (3) de houding van de leiders van de Adventkerk in Duitsland die tot verregaande compromissen bereid waren om het voortbestaan van de kerkelijke organisatie zeker te stellen; (4) het protest van groepen leden dat na verloop van tijd leidde tot het ontstaan van de Reformatiebeweging; en (5) de bredere problematiek van oorlog en vrede en de uitdagingen die er op dat punt liggen voor de Adventkerk.  Het was mijn taak om tijdens de laatste lezing een analyse te geven van wat er tijdens de conferentie aan de orde was gekomen en om wat (voorzichtige) lijnen uit te zetten naar de toekomst.

Het waren buitengewoon interessante en informatieve dagen. Het was ook fijn om onder de sprekers en andere aanwezigen veel mensen die ik al kende weer eens te ontmoeten, maar ook nieuwe contacten te maken. Toch was misschien het meest bijzondere van deze studieconferentie dat er een aantal deelnemers was vanuit de Reformatiebeweging, onder wie de voorzitter van hun Generale Conferentie. We konden o.a. ook luisteren naar een tweetal bijdragen van leiders van deze 70.000 leden tellende  zusterkerk, waarin zij hun visie gaven op de gebeurtenissen die in 1915 hebben geleid tot de breuk tussen de ‘grote’ gemeente en de Reformatiebeweging.

Na afloop van deze week heb ik een aanzienlijk beter inzicht in wat zich in de jaren 1914-15 in de Duitse Adventkerk afspeelde. Terecht werd door diverse sprekers (en zelfs door middel van een officiële verklaring van de Duitse Unie) toegegeven dat de kerkelijke leiding een eeuw geleden onvergeeflijke fouten heeft gemaakt.  Maar tegelijkertijd rijst dan de vraag of die fouten inderdaad onvergeeflijk waren en of het geen tijd wordt deze pijnlijke episode af te sluiten.

Op de lijst van de ruim honderd aanwezigen zag ik dat er naast mij nog een andere Nederlander aanwezig was. De naam zei mij niets. Toen we contact maakten bleek deze deelnemers een voorganger te zijn van de Nederlandse afdeling van de Reformatiebeweging. Hij is van niet-Nederlandse komaf maar beheerst de Nederlandse taal na twee jaar Nederland inmiddels voortreffelijk. Hij gaat regelmatig voor in de kleine Reformatie-gemeente in Harderwijk.  Daar kerkt een groep van zo’n twintig leden in het vergadercentrum ‘de Roef.’  Het is op minder dan een kilometer afstand van waar elke sabbat de Adventgemeente samenkomt waarvan ik lid ben.

Twee kleine groepen Adventgelovigen die op hetzelfde moment samenkomen in dezelfde plaats. Zonder dat we ooit contact hebben. Broeders en zusters die elkaar nooit ontmoeten.  Dat voelt niet goed.

Ik snap wel dat het bij verschillen tussen religieuze groepen niet alleen om theologische zaken gaat. We nemen allemaal een enorme hoeveelheid ballast aan bagage met ons mee. We hebben onze eigen geschiedenis. We hebben onze eigen percepties van elkaar. We hebben onze vooroordelen en tradities. Misschien is er verschil in mentaliteit. Maar we hebben veel meer gemeenschappelijk dan dingen die ons scheiden.

Ik weet niet wat er uit onze bijeenkomst die ons deze week in Duitsland samenbracht voort zal komen. Misschien kan het een voorzichtig begin zijn van hersteld vertrouwen en kan het samen praten over het verleden helpen om een nieuwe toekomst te openen. Als dit symposium daartoe een kleine bijdrage heeft geleverd, was het meer dan de moeite waard om eraan deel te nemen.

 

De wereld is klein

 

Weer is een week voorbij.  Aan afwisseling geen gebrek. Naast het inmiddels vaste patroon van mijn Loma Linda werkzaamheden, zijn er steeds weer overwachte ontmoetingen met mensen die ik ooit al eens ergens heb ontmoet, of mensen die ik in elk geval van naam ken of met wie ik wel eens heb gecorrespondeerd. Dat was deze week meermalen het geval. Bij mijn bezoek aan La Sierra kwam Keith Howsen naar me toe. Ooit zaten we beiden in het bestuur van Newbold College. Er ontwikkelde zich ook een leuk gesprek met dr. John Webster, een theologiedocent. Ooit ben ik bij zijn ouders in Kaapstad op bezoek geweest. Zijn vader, nieuwtestamenticus Eric Webster, is nu ver in de tachtig maar doet nog steeds mee aan marathons en loopt nog gemakkelijk de halve marathon. Later in de week, bij een bezoek aan een groep predikanten in Orange County, was er een jonge vrouw die mij vertelde dat zij ook als vijfjarig meisje met haar ouders (Gaspar en May-Ellen Colon) bij ons in Berrien Springs (MI) op bezoek was geweest, terwijl ik daar ook meteen een van de aanwezigen herkende als Tom Nesslund die ik een aantal malen in Letland tegen het lijf liep. Zo is de grote Adventwereld toch vaak verrassend klein.

Dinsdagavond was ik dus uitgenodigd door La Sierra University. Een aantal theologiedocenten hadden hun studenten samengebracht voor een lezing die ik daar hield. Ook de meeste theologiedocenten waren zelf van de partij. Ik  verzorgde een presentatie over de verschillen tussen het adventisme in Noord-Amerika en in Europa. Dat was ook een dag later het onderwerp voor de bijeenkomst met de predikanten van het district van Orange County (een van de politiek meest conservatieve streken van Amerika).

Ik denk nog steeds dat er wel duidelijke verschillen aan te wijzen zijn tussen Amerikaanse adventisten en Europese adventisten. Maar toch heb ik mijn ideeën op dit punt de laatste jaren aanzienlijk bijgesteld. De diversiteit onder Amerikaanse adventisten is enorm en het is daarom onmogelijk om van ‘de’ Amerikaanse adventist te spreken. En ook het Europese adventisme kent een grote (en steeds verder toenemende) diversiteit. Het meer ‘liberale’ deel van het Amerikaanse adventisme meent wellicht soms dat de Europese adventisten gemiddeld liberaler zijn dan hun Amerikaanse broeders en zusters, maar ze hebben vaak geen idee van de grote aantallen conservatieve of ultraconservatieve medegelovigen aan de Europese kant van de grote plas.  Een factor van betekenis is zeker ook dat de invloed vanuit de VS op het Europese adventisme veel groter is dan andersom. Een tsunami aan dvd’s en publicaties van onafhankelijke organisaties aan de rand van de kerk, een collectie ‘rechtse’ sprekers die graag worden uitgenodigd en daarbij met alle plezier hun eigen ticket willen betalen, en organisaties als 3ABN, GYC en ATS, doen gezamenlijk hun best om het Europees adventisme in orthodox vaarwater te houden en/of terug te brengen. Hoe dan ook, een presentatie over dit onderwerp levert geheid veel boeiende gespreksstof op.

Volgende week onderbreek ik mijn Loma Linda verblijf voor een vijftal dagen om een symposium in Friedensau (Duitsland) te kunnen bijwonen. Die afspraak was al lang geleden gemaakt en in overleg met de verschillende partijen werd besloten dat mijn LLU programma zou kunnen worden aangepast. De Friedensau Universiteit organiseert een symposium over het onderwerp: ‘De impact van de Eerste Wereldoorlog op het adventisme.’ De afsluitende lezing is op mijn bordje gelegd. Gelukkig heb ik die al grotendeels kunnen voorbereiden voordat ik naar Loma Linda vertrok. Ik ben erg benieuwd naar wat ik volgende week zoal te horen krijg, maar zie nog wel even op tegen de vlucht van LA naar Berlijn en enkele dagen later weer in omgekeerde richting. Met zoveel gratis mijlen heb ik binnenkort wel weer voldoende mijlen bijeengesprokkeld om een keer gratis naar de VS te kunnen vliegen en dat komt me later in het jaar goed van pas! Het is zoals onze grote denker Johan Cruyff ons ooit voorhield: ‘Elk nadeel heb ze voordeel.’

 

Groot en rijk

 

De traditionele droom van iemand die naar Amerika emigreerde was rijk te worden. Het was immers het land waar krantenjongens miljonair konden worden. Het was het land van de onbeperkte mogelijkheden. Een paar jaar hard werken en je had flink wat dollars op je bankrekening, een groot huis en een vette auto.  In veel Europese landen is rijkdom iets om te verbergen—ja, je soms bijna voor te schamen. De meeste mensen praten niet over hun vorstelijke salaris en jezelf in Quote genoemd te zien, met daarbij je geschatte vermogen, wordt door veel vermogende mensen niet op prijs gesteld.

In Amerika ligt dat heel anders. Succes en rijkdom mogen worden gezien. Een groot deel van de bevolking ziet armoede en economische pech als het gevolg van eigen verkeerde keuzes, de onwil om te studeren, luiheid of andere vormen van eigen schuld. Ik heb met die houding altijd grote moeite  gehad. Ik stel de goede dingen van het leven op prijs en ben blij met een zekere mate van welstand, maar voel me toch al snel wat ongemakkelijk als rijkdom ergens voor het opscheppen ligt en ik enkele momenten later de troosteloze rijen ‘mobile homes’ zie van heel veel mensen die het heel veel slechter hebben getroffen. Ook afgelopen zondag ervoer ik dat weer toen we opnieuw een bezoek brachten aan Palm Springs—een plaats met zo’n tachtig golfbanen Mijn vrouw en ik genoten van het Art Museum van Palm Springs dat zich heeft gespecialiseerd in hedendaagse kunst. Een schitterend gebouw, een fascinerende kunstcollectie en een fantastische restaurant-tuin met allerlei bloeiende cactussen en moderne beeldhouwwerken—alles toonde niet alleen een verfijnde smaak, maar ademde vooral ook geld en rijkdom.  Toch zie je ook in Palm Springs, als je even oplet, op heel veel plekken de andere kant van het leven. (Want, ja, al die golfvelden moeten natuurlijk wel worden gemaaid door al dan niet illegale Mexicanen).

Amerika heeft niet alleen een obsessie met rijkdom, maar ook met formaat. Alles moet groot zijn of groot worden. Dat past bij zo’n groot land (‘our great nation’), bij een grootmacht met de grootste economie te wereld, waar de grootste bedrijven van deze wereld gevestigd zijn. Misschien heeft men het boek ‘Small is beautiful’ van de Britse econoom E.F. Schumacher nooit gelezen, maar het is geen toeval dat dit klassieke boek niet in Amerika werd geschreven. Weliswaar hebben de hogere (maar naar Europese normen nog steeds belachelijk lage) benzineprijzen menig Amerikaan noodgedwongen afscheid doen nemen van zijn grote benzineslurper, maar ‘groot’ blijft in het dagelijks leven een alom tegenwoordig bijvoeglijk naamwoord.  In restaurants zijn de porties gewoonlijk onbehoorlijk groot, om van de bokalen waarin je water of andere vloeistof wordt geschonken nog maar te zwijgen.  Als ik bij Starbucks vraag naar de kleinst mogelijke afmeting voor mijn ‘medium roast’ koffie, moet ik vragen naar ‘tall’.  Dat woord verwijst vreemd genoeg naar de kleinste bekermaat, waarin de inhoud van tenminste drie gemiddelde Nederlandse koffiekopjes verdwijnt.

Zou het geen totaal andere maatschappij opleveren als de focus op ‘rijk’ en ‘groot’ zou worden ingeruild voor een nadruk op ‘goed’?  Ik zou best een beetje rijk willen zijn en een auto willen hebben die een maat groter is dan de C3 Picasso die in Zeewolde op mijn terugkeer staat af te wachten. En in veel Nederlandse restaurants mogen de koffiekopjes best een ietsje groter zijn. Maar toch denk ik dat ik vooral een ‘goed’ mens wil zijn.

Intussen blijft Amerika een heel fijn land om zo af en toe eens in te verblijven. Dit ‘grote’ land heeft het veel moois en interessants te bieden. Ik hoop er nog vaak te komen. En ik kan het niet helpen—ik blijf een fan van Barack Obama. Hij heeft zijn fouten maar hij lijkt mij een ‘goed’ mens.