Yearly Archives: 2020

Een gelukkig/gezegend/zalig nieuwjaar. — Wat betekent dat voor mij?

In Nederlands wensen we elkaar een “gelukkig”, “gezegend” of “zalig” nieuw jaar. Mensen met een protestantse afkomst gebruiken vooral de term “gelukkig” of “gezegend”, terwijl mensen met een rooms-katholieke achtergrond meestal kiezen voor het woord “zalig”. Ik wou dat onze taal een woord had dat deze begrippen combineert: menselijk geluk en goddelijke zaligheid.

In de laatste week van het jaar worden ontelbare goede wensen uitgewisseld. Ze komen in mondelinge vorm, als we mensen ontmoeten met de vereiste anderhalve meter afstand, of via de gewone post, e-mail of de verschillende sociale media, of als we Skype, Zoom, Facetime of andere technieken gebruiken om elkaar een berichtje te sturen. Is het ritueel van de nieuwjaarswensen een oppervlakkige traditie geworden? Of is het iets zinvols dat we niet mogen verliezen? Persoonlijk hecht ik er aan. In deze laatste blog van het jaar wil ik daarom kort vertellen wat een gelukkig en zalig nieuw jaar voor mij betekent:

1. Het lijkt zo vanzelfsprekend dat ik een dak boven mijn hoofd heb, elke nacht een bed heb om in te slapen en verzekerd ben van mijn “dagelijks brood”. Maar een paar dagen geleden keek ik nog naar een tv-programma over de tientallen daklozen in een plaats niet ver van waar wij wonen. Mannen en vrouwen vertelden hun trieste verhaal. In veel gevallen hadden ze, buiten hun schuld, geen dak meer boven hun hoofd en ook niet genoeg inkomen om eten te kopen. Ik realiseerde me dat het voor mij onmogelijk zou zijn om me gelukkig en zalig te voelen zonder deze eerste levensbehoeften.

2. Een goede gezondheid is een zegen en een belangrijk aspect van geluk. De meesten van ons voelen dit in de huidige Covid-19-crisis scherper aan dan tevoren. Maar persoonlijk ben ik daar de laatste tijd vooral aan herinnerd door een stroom van slecht nieuws van familie, vrienden en goede kennissen, over allerlei onheil, zoals een net gediagnosticeerde kanker, plotseling ontdekte hersentumoren en diverse ernstige gevallen van chronische ziekte en verslaving, afgezien nog van een gebroken heup en andere ongemakken. Natuurlijk merk ik ook dat ik geleidelijk aan ouder word; mijn dagelijkse dosis pillen is onlangs weer toegenomen en doktersbezoeken zijn frequenter geworden. Het zou zeker een kostbare zegen zijn en een bron van geluk als ik in 2021 redelijk gezond blijf.

3. Twee bloedige wereldoorlogen hebben hun stempel gedrukt op de twintigste eeuw. Vorig jaar werd op verschillende plaatsen in Europa gevierd hoe de Tweede Wereldoorlog 75 jaar geleden eindigde. Internationale organisaties, zoals de VN, de NAVO en de Europese Unie, mogen dan hun zwakheden hebben, ze hebben veel gedaan om de vrede te waarborgen, in ieder geval in ons deel van de wereld. Elders op aarde worden door wrede oorlogen nog steeds miljoenen levens verwoest. Berichten over geweld in Syrië, Jemen, Afghanistan, diverse landen in Afrika, enzovoort, herinneren ons eraan dat vrede een voorwaarde is voor een gelukkig en zalig bestaan.

4. Nog maar een week geleden vierden mijn vrouw Aafje en ik onze 56e huwelijksdag (vanwege Covid op een simpeler manier dan in voorgaande jaren). Als 2021 begint zijn we net begonnen aan ons 57e levensjaar samen. We zijn getrouwd toen we allebei begin-twintig waren, dus je kunt ongeveer uitrekenen hoe oud we nu zijn. Gelukkig zijn is voor ons nauw verbonden met de zegen van nog vele jaren in gezondheid samen te blijven. Elke keer als we onze trouwdag vieren worden we eraan herinnerd dat veel van onze familieleden en vrienden hebben ervaren hoe hun partner van hen werd weggenomen en hoe moeilijk het voor hen is om hun leven weer op te pakken met een zekere mate van geluk. Een gelukkig en gezegend nieuw jaar is niet denkbaar als je alleen verder zou moeten!

5. Een gelukkig nieuw jaar is een jaar waarin we kunnen genieten van de liefde en het gezelschap van familie en vrienden. Het is iets dat in de loop van de jaren steeds meer betekenis krijgt. En met het verstrijken van de tijd wordt het dringender om te doen wat we kunnen om gespannen of verstoorde relaties te herstellen. Het brengt extra geluk als dergelijke inspanningen succes hebben.

6. Financiële zekerheid is zeker ook een niet onbelangrijk aspect van geluk. Het kan voelen als iets wat we verdiend hebben door hard te werken, zonder dat we ons altijd voldoende realiseren hoeveel dit te danken is aan goddelijke zegeningen. Aan het begin van 2021 vertrouw ik er weer op dat de maandelijkse pensioenuitkeringen van de staat en de kerk zullen blijven komen. Ik hoop oprecht dat we niet geconfronteerd zullen worden met dramatische, onverwachte uitgaven en dat we ook in staat en bereid zullen zijn om iets van wat we hebben met anderen te delen. Soms droom ik van een plotselinge meevaller die me in staat zal stellen om met mijn vrouw een cruise naar de Arctic wateren ondernemen, of om een flink geldbedrag op de bankrekeningen van onze kinderen te storten. Maar een gevoel van dankbaarheid voor alles wat we hebben, en voor de toch wel comfortabele manier waarop we kunnen leven, winnen het al snel van dat soort fantasieën.

7. Gepensioneerd zijn heeft vele voordelen. Een daarvan is dat je veel meer vrijheid hebt dan voorheen in de keuze van de projecten waaraan je werkt. Voor mij staat een gelukkig leven niet gelijk aan een werkloos bestaan. Ik krijg veel voldoening van regelmatig preken en het geven van lezingen, en van het schrijven van artikele en boeken. Het jaar 2020 legde ernstige beperkingen op. De meeste afspraken werden geannuleerd, uitgesteld of overgeheveld naar Zoom. Het zal het geluk in 2021 vergroten als de Covid-restricties verdwijnen en een terugkeer naar een “normaal” actief-gepensioneerd bestaan mogelijk wordt.

8. Veel mensen zijn volmaakt gelukkig ook als ze nooit verder dan 50 kilometer van huis zijn geweest. Ik heb nooit tot die groep behoord. Ik hou van reizen, van nieuwe plaatsen zien en teruggaan naar plaatsen met fijne herinneringen. Naast een afgebroken reis naar Zuid-Californië in februari van het afgelopen jaar, hebben we een tijdelijke opheffing van de Covid-restricties gebruikt voor een tiendaagse reis naar Denemarken. Dat was alles wat onze buitenlandse reizen in 2020 betreft! Het zal ons geluk bevorderen als we binnenkort weer kunnen reizen en onze kleinkinderen in Zweden weer kunnen zien; als we weer eens een bezoek aan de VS zouden kunnen brengen, naar familie in Canada en vrienden in Australië zouden kunnen gaan, en zonder problemen dingen kunnen doen in de landen om ons heen.

9. Een belangrijk aspect van een gelukkig en zalig leven is het genieten van cultuur. Een concert, met een publiek van slechts dertig mensen, was een paar weken geleden het enige live-concert waar we in 2020 naartoe konden gaan. We vragen ons af wat 2021 ons zal brengen op het gebied van museumbezoek en concerten. Zal ons pad weer kruisen met Herbert Blomstedt, als hij een van zijn jaarlijkse concerten in het Amsterdamse Concertgebouw dirigeert? Natuurlijk zijn er nog veel meer manieren om van mooie muziek te genieten. En, wat er ook gebeurt met Covid-19-, er zijn altijd weer nieuwe boeken, vooral nu er sinds kort ook een Amazon.nl bestaat.

10. Uiteindelijk kan 2021 voor mij alleen een echt zalig jaar worden als ik mijn geloofsreis kan voortzetten – en daarbij steeds weer nieuwe diepte en inspiratie vindt. In het spoor van St. Anselmus van Canterbury (uit de elfde eeuw), wil ik ook blijven nadenken over mijn geloof (Fides quaerens intellectum!), en wil ik zoeken naar innerlijke kracht bij de uitdagingen die ongetwijfeld ook in het nieuwe jaar op mij zullen afkomen, en die mij in staat kan stellen om in geestelijk opzicht wat voor anderen te betekenen.. Daarnaast zou het mijn geluk vergroten als ik mijn plaatselijkje en wereldwijde adventistische geloofsgemeenschap” zou zien “groeien in de genade van onze Heer Jezus Christus” en als mijn kerk veranderingen zou doorvoeren waarop ik – samen met veel geloofsgenoten – al heel lang heb gehoopt.

Dit is wat een gelukkig en zalig nieuw jaar voor mij betekent. Ik wens al mijn lezers hetzelfde geluk en dezelfde goddelijke zegen toe, als u het bovenstaande toepast op uw eigen situatie.

Waarom ik blij ben met onze kerstboom

Als kind genoot ik van de kerstboom in de gereformeerde kerk in ons dorp, waar het jaarlijkse kerstfeest van onze basisschool werd gehouden, en van de kerstboom in de Nederlands Hervormde Kerk op het plein in het midden van het dorp waar wij het kerstfeest van de zondagschool vierden. Wij waren de enige zevendedags adventisten in het dorp. Mijn ouders hadden ervoor gekozen om mij, mijn broertje en mijn zusjes naar de “School met den Bijbel” te sturen en niet naar de openbare basisschool. En omdat mijn grootvader Nederlands Hervormd was en bij ons in huis woonde hadden we een link met de hervormde kerk en gingen we op zondag naar de zondagschool. Je zou kunnen zeggen dat ons gezin voor adventisten in het midden van de vorige eeuw tamelijk oecumenisch was. Maar een kersboom was bij ons thuis taboe.

Wij konden als kinderen niet begrijpen waarom er bij ons in huis geen kerstboom was. Alle andere kinderen die bij ons in de klas zaten hadden thuis wel een kerstboom. Onze moeder legde aan ons uit waarom het hebben van een kerstboom verkeerd was. De kerstboom was iets heidens. En daarom hadden adventisten geen kerstboom in hun kerk en ook niet thuis. Wij namen daar geen genoegen mee en ons protest had na verloop van tijd succes. Eerst kwamen er een paar bescheiden dennentakjes met twee of drie kerstballen. Ik denk dat ik een jaar of twaalf-dertien was toen er voor het eerst een kleine kerstboom in de hoek van de kamer stond, opgetuigd met een paar ballen en enkele foeilelijke slingers, compleet met een dozijn levensgevaarlijke echte kaarsjes als verlichting.

Ook bij andere zevendedags adventisten in Nederland begon in die tijd de kerstboom geleidelijk aan zijn entree te maken. (Tot verbazing van velen werd ontdekt dat de meeste adventisten in de Verenigde Staten geen bezwaar hadden tegen een kerstboom.) In Nederland deed de kerstboom ook in sommige plaatsen aan zijn entree bij de kerstdienst in de kerk. Dat ging op veel plaatsen niet zonder een behoorlijke dosis heisa. Toen ik als aankomend predikant mijn stagejaar deed in Amsterdam leidde een kerstboom in de kerk tot flinke commotie. Ons adventistisch kerkgebouw aan de Keizersgracht werd op zondag verhuurd aan een baptistengemeente. Deze huurders waren zo aardig geweest om hun prachtige kerstboom na hun kerstviering in de kerk te laten staan, zodat ook hun adventistische broeders en zusters er de volgende sabbat van zouden kunnen genieten. Maar dat werd niet door iedereen op prijs gesteld. Een paar jonge, over-enthousiaste, kerkleden besloten, voordat de dienst begon, de boom, met versiering en al, in de gracht voor het kerkgebouw te kieperen.

In veel landen bleef het ingewortelde bezwaar tegen de heidense boom bestaan. Toen ik in het begin van 2001 in opdracht van de Trans-Europese Divisie een bezoek bracht aan Koeweit werd me dat nog weer eens heel erg duidelijk gemaakt. Op vrijdagavond was er een speciale dienst waarin de gemeenteleden (bijna allemaal migrant-arbeiders uit Pakistan en India) vragen konden stellen die ik zou proberen te beantwoorden. Het gebeurde ten slotte niet zo vaak dat er iemand van een hogere kerkelijke organisatie op bezoek kwam. Bijna alle vragen tijdens het vragenuur gingen over de kerstboom. Daarover was kennelijk kort tevoren veel trammelant ontstaan. Het bleef me dagenlang dwarszitten dat onze kleine Adventgemeente in dit voor 99,9 percent islamitisch land het al dan niet hebben van een kerstboom kennelijk als hun grootste probleem zag.

Ik schrijf deze blog in onze woonkamer, op circa drie meter afstand van een fraaie kerstboom die met zorg versierd is. Ik geniet ervan. Ja, ik weet dat het hebben van een kerstboom teruggaat op een vóór-christelijk Germaans gebruik dat in de middeleeuwen zijn ingang vond in de christelijke kerk. Maar die oorsprong speelt absoluut geen rol meer, evenmin als het voor mij een probleem is dat het drinken van warme chocolademelk iets is dat van de Azteken in het ouder Mexico afkomstig is. Voor mij is de kerstboom nu een tweeledig symbool. De verlichte boom herinnert me gedurende een aantal weken op een speciale manier aan “het Licht dezer wereld” dat, zoals een van de carols luidt “reddend is verschenen.” Maar de kerstboom is voor mij ook een jaarlijkse bevestiging van het hoopgevende feit dat veranderingen in de kerk mogelijk zijn (ook al moeten we er dikwijls lang op wachten) en dat krampachtige, wettische regels op een gegeven moment kunnen verdwijnen.

Eigenlijk is de kerstboom voor mij dus een teken van vrijheid geworden. De vrijheid die Christus ons heeft gebracht en die ons ook bevrijdt van menselijk gedoe en ons blij en dankbaar maakt.

In het jaar dat de pandemie voorbij was . . .

Ik wilde aan een nieuwe preek gaan werken en moest toen plotseling denken aan een weekopening voor de studenten en staf van de theologische faculteit van Andrews University in de herfst van 1965. Dat leverde mij de inspiratie op voor een nieuwe preek.

Ik was destijds bezig met mijn masters’ studie aan onze adventistische universiteit in de Verenigde Staten. Elke maandag was er een weekopening waarbij gewoonlijk een van de docenten de leiding had. De overdenking werd die ochtend in het najaar van 1965 gehouden door Professor Sakae Kubo, van wie ik o.a. het vak Inleiding tot het Nieuwe Testament kreeg. Hij was een van mijn favoriete docenten en ik heb altijd een enorme waardering voor hem gehouden. Hij is nu halverwege de negentig en zo af en toe heb ik nog wel eens contact met hem.

Kubo had die morgen de eerste paar verzen van Jesaja 6 als uitgangstekst gekozen. In dat hoofdstuk gaat het over de roeping van de profeet Jesaja. Jesaja schrijft later over deze ervaring: “In het sterfjaar van koning Uzzia, zag ik de Heer, gezeten op een hoogverheven troon. De zoom van zijn mantel vulde de tempel.” Kubo legde eerst uit dat het sterfjaar van de koning—het jaar 740/738 v. Chr.—een echt crisisjaar was. Uzzia had niet minder dan 32 jaar geregeerd. Hij was in staat geweest om weerstand te bieden aan de toenemende macht van Assyrië. Met de dood van de koning ontstond er een gevaarlijk machtsvacuüm, juist op het moment dat Tiglat-Pileser, de vorst van Assyrië, bezig was met een nieuwe militaire campagne in westelijke richting. In dat crisisjaar werd Jesaja op spectaculaire manier door God geroepen om zijn spreekbuis te worden. Die roeping ging gepaard met een visioen waarin God zich aan de kersverse profeet voorstelde als een machtige, heilige en genadige God. Kubo gebruikte dit als een parallel voor onze roeping als theologische studenten en toekomstige predikanten. Hij wees erop dat er van alles en nog wat gaande was in de wereld om ons heen, en dat onze planeet in veel opzichten met een constante crisis te maken had. Om onder die omstandigheden voor God te kunnen werken hadden ook wij een visioen nodig van de grootheid en genade van onze God.

Jesaja zou nooit vergeten in welk jaar hij door God werd geroepen: Het was het sterfjaar van koning Uzzia! Voor de meeste mensen zijn er ook bepaalde jaren die eruit springen—jaren met gebeurtenissen en ervaringen die we nooit zullen vergeten. Net als veel andere mensen weet ik nog precies waar ik was en wat ik deed op de dag dat President John Kennedy werd vermoord. En ik zal nooit vergeten dat ik op 11 september 2001 onderweg was van Schiphol naar Dalfsen (waar een groot congres voor predikanten zou gaan beginnen) en via de autoradio hoorde van de aanslag op de Twin Towers in New York. En ik denk dat mensen wereldwijd zich het jaar 2020 zullen blijven herinneren als het Jaar van het Corona-virus. Een hele generatie zal over tien of twintig of nog meer jaren nog steeds over dingen praten die gebeurden “in het jaar van Corona!”

Heel veel mensen over de gehele wereld zullen zich dit Coronajaar vooral blijven herinneren als het jaar waarin een geliefde stierf. Het is voor mijn vrouw en mij het jaar waarin de tweelingzus van mijn vrouw overleed. Wij zullen niet vergeten dat dit gebeurde net voordat de Corona-pandemie om zich heen begon te grijpen. Anderen zullen zich dit jaar blijven herinneren als het jaar waarin een levenspartner, een kind, een goede vriend, een dierbare collega, hen voor altijd verliet. In ons land zullen tienduizenden mensen aan het Coronajaar terugdenken als het jaar waarin mensen in hun omgeving ernstig ziek werden en waarin ten minste tienduizend mensen die hen na stonden aan het virus bezweken.

In het jaar dat koning Uzzia stierf . . . had de profeet Jesaja een visioen van God. Hij zag Gods grootheid en genade. Dat de Heer op een hoogverheven troon gezeten was, is een symbolische aanduiding van Gods almacht en majesteit. Dat vervolgens wordt verwezen naar symboliek die met de tempel te maken heeft, onderstreept Gods vergevende genade. Jesaja had dat visioen nodig in de crisissfeer waarin hij zijn profetenambt moest gaan uitoefenen.

Het jaar waarin de Corona-pandemie uitbrak is nu vrijwel te einde. Nu we aanstonds het jaar binnengaan waarin we, naar we vurig hopen, de pandemie weer onder controle zullen krijgen, hebben we, meer dan ooit, een visioen nodig van onze almachtige en genadige God om onze opdracht in wereld en kerk, en in familie en gezin, goed te kunnen vervullen.

Laat ons hopen en bidden dat we aan het einde van 2021 zullen kunnen zeggen: In het jaar dat we verlost werden van de Corona-kwelling zagen wij een visioen van de almachtige en genadige God die ons, ook in tijden van crisis, de kracht geeft die we nodig hebben.

Praag

Ik ben maar één keer in Praag geweest. Toen ik in het kantoor van de Trans-Europese Divisie van de Adventkerk werkte kwam ik regelmatig in Budapest, Zagreb, Belgrado, Warschau en andere hoofdsteden van Midden- en Oost-Europa. Die lagen in het gebied dat deel uitmaakte van ons werkterrein, maar Praag ligt in Tsjechië, en de Adventkerk in dat land behoort bij het gebied dat vanuit Bern wordt bestuurd. Jammer, want ik had graag Praag van tijd tot tijd eens willen bezoeken. De enige keer dat ik in Praag was, was zo’n vijftig jaar geleden. Ik werkte toen op Oud Zandbergen waar een theologische school was gevestigd. Met een groepje studenten ging ik toen op “werkweek” naar Berlijn en Praag. Het was een hele onderneming, want het ijzeren gordijn hing als een meedogenloze afscheiding dwars door Europa en het kostte de nodige voorbereidingen om de stempels in je paspoort te krijgen die westerse burgers nodig hadden om in het Oosten door te dringen. Ik zal niet gauw vergeten dat een van de studenten zijn paspoort kwijtraakte en in Praag moest achterblijven en pas meer dan een week later per trein terug naar Nederland kon komen. Maar ik herinner me vooral ook de barokke pracht van Praag en de plaatsen die aan Johannes Hus, een voorloper van de kerkhervorming, herinneren.

Er is veel in Praag wat ik zou willen zien, maar ik zou vooral moeite doen om een afspraak te bemachtigen met Tomás Halík, een katholieke priester en professor in de theologie en de sociologie. Ik noemde hem al in mijn blog van vorige week als een voorbeeld van iemand die in de dagen van het communisme grote offers moest brengen voor zijn geloof. Inmiddels heb ik in de afgelopen dagen zijn bijna 400 bladzijden tellende autobiografie helemaal uitgelezen. (Tomás Halík: In het Geheim Geloven. KokBoekencentrum, 2020).

Ik moet zeggen dat het boek me diep geraakt heeft. Misschien is een van de redenen dat veel in mijn leven een parallel vertoont met de levensgeschiedenis van Halík. Zijn leven is, net als dat van mij, steeds een mengeling geweest van heel wat verschillende activiteiten, deels van academische, maar deels ook van pastorale en bestuurlijke aard. En we hebben zeker ook onze reislust gemeen. Nadat het communisme verdween, nam Halík alle kansen te baat om steeds weer naar landen te gaan waar hij niet eerder was geweest en ik heb ook altijd alle kansen aangegrepen om te reizen. En zowel Halík als ik houden van preken en lezingen geven en van het schrijven van boeken. Maar ik besef maar al te goed dat ik niet in de schaduw kan staan van deze geniale geest en dat zijn boeken een ongekende diepgang hebben. Ja, als ik nog eens in Praag mocht komen, dan zou ik proberen om deze inspirerende man in levende lijve te ontmoeten en hem te bedanken voor de manier waarop zijn levensverhaal en zijn andere boeken mij hebben geïnspireerd.

Wat mij in Halíks autobiografie bijzonder trof was zijn eerlijke beschrijving van de diepe geestelijke depressie die hij op een gegeven moment doormaakte, als gevolg van een episode waarin vrienden en collega’s zich tegen hem keerden. Het kostte hem toen enige tijd om zijn draai weer te vinden en uit zijn geloofscrisis op te klauteren. Terugkijkend zag hij nadien die crisis vooral als een winstpunt—-als een periode waarin hij een rijping doormaakte die zijn leven verrijkte. Velen zullen dat (net als ikzelf) herkennen. Uit moeilijke fases in ons persoonlijke en/of professionele leven kunnen we sterker tevoorschijn komen.

Tomás Halík heeft een aantal boeken geschreven die ook in het Nederlands vertaald zijn. Een paar jaar geleden las ik zijn boek dat in het Nederlands de titel kreeg: Geduld met God. Het is een aanrader. Halík trekt zich elk jaar een hele maand terug in een klooster in het Duitse Rijnland, waar hij dan enkele weken lang een kluizenaarsbestaan leidt en de hele dag schrijft. Ook deze autobiografie is in zo’n kluizenaarsmaand tot stand gekomen. Misschien zou ik dat ook eens moeten proberen!

Trouw ondanks vervolging

Het was rond 1997 dat ik samen met dr. Bert B. Beach een bezoek bracht aan de minister van godsdienstzaken van Litouwen. Dr. Beach was toentertijd in het hoofdkantoor van de Adventkerk verantwoordelijk voor de betrekkingen van onze kerk met de overheid in de landen waar de kerk gevestigd was. Ik was verantwoordelijk voor deze portefeuille in de 36 landen die destijds behoorden bij de Trans-Europese divisie. Ik herinner me niet hoe deze functionaris in Litouwen heette, maar wel dat het een nogal moeizaam gesprek was. Het land was een paar jaar eerder bevrijd vanuit het Sovjetblok en veel aspecten van de kerk-staat verhouding moesten nog geregeld worden. Het aantal adventisten was destijds nog heel beperkt en de kerk was niet officieel erkend.

Wij kwamen de minister vragen om die erkenning te verlenen. Hij liet weten dat de nieuwe wetten hem ertoe dwongen die erkenning te verlenen, maar dat hij dat niet van harte zou doen. Wij vroegen welke problemen hij zag. Hij vertelde toen dat hij een rooms-katholieke gelovige was en dat hij vanwege zijn geloof een flink aantal jaren in een gevangenenkamp had doorgebracht. Zijn geloof was heel belangrijk voor hem. Maar hij had herhaaldelijk van de adventisten gehoord dat hij tot “Babylon” behoorde en geen echte christen was. Wij boden onze welgemeende verontschuldigingen aan en onderstreepten dat die niet de officiële opvatting was van de Adventkerk.

Ik moest aan deze ervaring denken bij het lezen van de kortgeleden uitgekomen autobiografie van Tomás Halík, een Tjechische katholieke priester, van wie een aantal boeken ook in het Nederlands verscheen. Hij vertelt hoe hij christen werd, psychologie en theologie ging studeren en priester werd. Lange tijd kon had hij ook een andere baan en kon hij zijn priesterschap alleen in het diepste geheim uitoefenen. Met groot gevaar voor zijn leven speelde hij een belangrijke rol in de ondergrondse kerk tijdens de Sovjetbezetting. Zijn verhaal van hoe hij jarenlang ondanks zware vervolging zijn kerk diende en zijn geloof trouw bleef is indrukwekkend. Zijn theologie mag vanuit mijn adventistisch perspectief op een aantal punten niet kloppen, maar dat doet geen afbreuk aan het grootst mogelijke respect dat ik voor hem als medechristen heb.

In de Sovjettijd hebben ook veel adventisten intense moeilijkheden doorstaan vanwege hun geloofsovertuiging. Dr. Daniel Heinz, hoofd van het archief voor de geschiedenis van het adventisme aan de adventistische Friedensau Universiteit in Duitsland, onderzoekt al jaren het lot van onderdrukte en vervolgde adventistische kerkleden in de voormalige Sovjet-Unie. Met een team van Russisch sprekende afgestudeerde studenten probeert hij de adventistische slachtoffers van de Goelag te identificeren door de oude ledenlijsten van plaatselijke Sovjet-gemeenten in het hele land te vergelijken met gegevens in de archieven die nu toegankelijk zijn. Uit het onderzoek blijkt dat meer dan 4.000 adventisten destijds door onderdrukking en vervolging het leven hebben verloren. Dit aantal was ongeveer een derde van het totale aantal kerkleden in de voormalige Sovjet-Unie.

We moeten de verschillen in opvattingen tussen christenen van diverse pluimage niet bagatelliseren. Maar die verschillen vallen weg als we denken aan wat christenen met verschillende theologische opvattingen ervoor over hebben gehad om hun geloof trouw te blijven. Ik ben er zeker van dat ook God er zo over denkt.