Monthly Archives: November 2009

Jacob van Campen, Jona, enz.

 

De wekelijkse vraag: “Waar zal mijn weblog over gaan?” zorgde ervoor dat ik een reeks van onderwerpen de revue liet passeren. Er gebeuren in een week gewoonlijk heel wat dingen die je een nieuw inzicht geven, je allerlei zaken in herinnering brengen, of die vooral vragen bij je oproepen. Ik moet een keuze maken en noem slechts enkele van de recente voorvallen en nieuwsfeiten die als het ware om commentaar smeken.

 

Afgelopen zondag ging ik per OV een dagje naar Amsterdam. Mijn vrouw was op verjaardagsvisite bij onze kleindochter in Zweden en ik had geen zin om de hele dag thuis te zitten. Op zondag per OV van Zeewolde naar Amsterdam reizen is een onderneming die vastberadenheid eist, vooral als er overal op het spoor werkzaamheden blijken te zijn. Maar na eenmaal in onze hoofdstad op de kop van de Nieuwezijds Voorburgwal in de oudste kroeg van de stad een kop koffie te hebben gedronken, was mijn humeur geheel hersteld en begon in mijn wandeling via Nieuwendijk en Kalverstraat richting Allard Pierson Museum, een kunsttempel die ik nog nooit heb bezocht. Op de Dam aangekomen ontdekte ik echter dat momenteel het Paleis te bezichtigen is en dus herzag ik mijn eerdere plan. Voor € 6,50  (na een euro korting vanwege mijn gevorderde leeftijd), stapte ik binnen in dat imposante gebouw dat ik tot dusverre alleen van de buitenkant kende. Een aanrader.

 

Aan het einde van de boeiende rondgang zag ik in de tijdelijke bookshop een boek waarin een lijst was opgenomen van alle bouwwerken die door Jacob van Campen werden ontwerpen. Het Paleis was het klapstuk van zijn carrière, maar hij heeft ook tientallen andere gebouwen op zijn naam staan.  Ik heb altijd gedacht dat ook het kerkelijk kantoor in Huis ter Heide door de goede man werd gemaakt en dat heb ik ook regelmatig, toen ik daar werkte, zonder een spoor van twijfel te tonen aan bezoekers van ons hoofdkwartier gemeld. Maar, helaas, ik kon het pand niet in de lange lijst ontdekken. Waarschijnlijk heb ik dus tientallen jaren in een mythe geloofd. Mijn troost is dat ik niet de enige adventist ben die jarenlang een of andere mythe verdedigt!

 

Ik voel de sterke verleiding om iets te zeggen over Maarten ’t Hart, de talentvolle verteller, wiens boeken ik graag lees, ondanks het feit dat hij een tomeloze afkeer heeft van christelijke kerken, de Adventkerk in het bijzonder. Zou ik hem een kaart sturen nu hij deze week 65 jaar geworden is, om te laten zien dat er toch nog wel ergens een aardige adventist is?  Dan is er Gerrit Zalm die bezig is van zijn voetstuk te vallen.  Ik had altijd zo’n hoge dunk van hem, ondanks zijn politieke kleur. Maar zou hij dan toch ook tot het gilde van de gretig graaiende bankiers behoren die hebben meegeholpen om de credietcrisis te ontketenen?  Ook het onderwerp van de kilometerheffing was kandidaat voor een weblog. Is het plan een goed idee (lijkt me wel), of iets het weer een duivels voorbeeld van Big Brother Watching Us (lijkt me wat vergezocht).

 

Ook het kerkelijk nieuws levert aanknopingspunten op voor commentaar en vragen.  Waarom wordt een jonge vrijwilliger die een jaar van haar leven geeft om onbezoldigd les te geven op een schooltje op een eiland in Micronesië gruwelijk vermoord?  En waarom besluit Siemens aan een adventistisch onderwijsinstituut op Jamaica 120 miljoen dollar te geven voor de verdere ontwikkeling van de faculteit van computerwetenschappen?

 

En dan zijn er dingen die samenhangen met mijn ‘werk’, die me deze week hebben gefascineerd. In het kader van voorbereidingen van lessen over het postmodernisme (in februari 2010 op Newbold College) ben ik op zoek naar pakkende voorbeelden van postmoderne cultuuruitingen.  Ik heb de film Face/Off met aandacht heb bekeken. Ik moet de inhoud van deze bizarre geweldsfilm, die met Handel’s Hallelujah-koor begint, maar eens rustig laten bezinken. Waarom fascineert dit soort vermaak zoveel miljoenen mensen?

 

En tenslotte was daar het Boek Jona. Voordat ik begon te werken aan een nieuwe preek over het vierde hoofdstuk van Jona heb ik het verhaal van de weerbarstige profeet nog eens een paar keer zorgvuldig gelezen.  Het roept heel wat vragen op en niet alleen of Jona echt door een grote vis werd ingeslikt en uitgespuwd. Opmerkelijk is dat God ook vragen stelt aan Jona en daar zal de preek over gaan. Maar ik kan deze gedachte niet van me afzetten: De profetie van Jona was kennelijk voorwaardelijk. Toen de mensen in Nineve zich en masse bekeerden, ging het oordeel niet door. In de Bijbel lezen we dat God zo te werk gaat. Hij is genadig en kan van gedachten veranderen als zijn oproep aan de mensen om tot inkeer te komen effect heeft. Maar kan dat ook het geval zijn met de apocalyptische profetieën die we, bijvoorbeeld, in de Openbaring tegenkomen? Er even van uitgaande dat de traditionele adventistische interpretatie correct is, zou het toch allemaal nog heel anders kunnen gaan, als allerlei personen en bewegingen die we als onverbeterlijk hebben afgeschreven, alsnog tot heel andere ideeën komen? Zou ons dat tot valse profeten maken? Of is daar een lesje van Jona om in ons achterhoofd te houden. Want je weet maar nooit: God is genadiger dan mensen (Jona inbegrepen) vaak denken.

 

Al met al, stof genoeg dus voor mijn wekelijkse hersenspinsel. Terzijde: mijn preek over Jona, komende zaterdag, zal niet al te schokkend zijn. Er zijn genoeg andere punten die ons anno 2009 kunnen aanspreken.

De bergrede en spinazie

 

Ik hoop vandaag de laatste hand te leggen aan de nieuwe vertaling van een boekje van Ellen White dat de Nederlandse Adventkerk binnenkort hoopt uit te geven. Het verscheen al eerder in het Nederlands, maar de taal van die versie was zo langzamerhand dusdanig antiek dat er wel een her-taling moest komen. Het gaat om het boekje Thoughts from the Mount of Blessing. De Nederlandse titel was Gedachten van de Berg der Zaligspreking. Voorlopig heb ik als werktitel voor de nieuwe uitgave gekozen: Christen zijn op de manier van Jezus. Maar dat ligt nog niet vast!

 

Het was best een lastige klus, want het blijft moeilijk om iets dat rond 1895 werd geschreven weer te geven in de taal die we anno 2009 in ons land gebruiken. Daarbij komt dat de vertaler niet al te vrij kan vertalen, omdat het om een product van Ellen White gaat en, zoals bekend, vinden adventisten dat haar teksten van een bijzondere aard zijn en dat alle zorgvuldigheid is geboden bij het precies weergeven van wat zij schreef.

 

Het boekje biedt een tekst-voor-tekst commentaar op de zogenaamde bergrede—de toespraak die Jezus hield waarin hij de beginselen van zijn koninkrijk uiteen zette. (Die zin geeft al meteen aan waarmee je als vertaler te maken krijgt. Is er een ander woord voor ‘bergrede’? En wat is nou precies het ‘koninkrijk’ van Jezus?). Het is een boekje dat een totaal andere geest ademt dan bijvoorbeeld de reeks van Ellen White’s  boeken met adviezen over allerlei levensgebieden die met ‘Getuigenissen’ (Testimonies) worden aangeduid. Het ademt eerder de atmosfeer van ‘De Weg naar Christus’.

 

Het doet de vraag rijzen: Wat is inspiratie precies?  Als we uitgaan van de gedachte dat Ellen White op de een of andere manier geïnspireerd werd bij het schrijven van haar boeken (op een manier die niet te vergelijken is met de inspiratie die ik nodig heb als ik een weblog schrijf), betekent dat dan dat haar commentaar op de ‘bergrede’ van groter waarde is dan de uitleg van het bijbelcommentaar en van vaktheologen?

 

Wat je, als je zo intens met deze tekst bezig bent geweest als ik tussen de bedrijven door in de afgelopen maanden was, op zijn minst moet concluderen is dat het wel heel bijzonder is dat een vrouw die vrijwel geen formeel onderwijs had genoten in staat was om een zo indringend boekje te schrijven dat je ‘pakt’ op een manier als dit geschrift doet. Wat is inspiratie? ‘The proof of the pudding is in the eating’. 

 

Er valt ongetwijfeld meer te zeggen over de inhoud van de ‘bergrede’, maar dit commentaar blijft heel bijzonder.  Het is niet diepgaand theologisch. Het bespreekt niet de nuances van de oorspronkelijke Griekse woorden en kent geen voetnoten. Maar het heeft nog steeds een boodschap die je heel veel stof tot denken geeft. En dat is uiteindelijk wat je van een ‘profeet’ verwacht.

 

Straks lees ik de laatste 30 bladzijden nog een keer. Daarna laat ik het een maandje rusten en dan ga ik er, nadat ik er wat afstand van heb genomen, nog een keer met een stofkam doorheen, voordat het naar de drukker gaat. Maar nu heb ik aanstonds na mijn ontbijt eerst een belofte in te lossen aan het Nederlandse ADRA-kantoor: het schrijven van een artikeltje voor de nieuwe ADRA-Update en vervolgens moet er nog wat worden bijgeschaafd aan de preek van morgen. En dan kan ik vanaf maandag full speed verder met mijn aandeel in een project voor de Review en Herald: kanttekeningen bij de boeken Lucas en Handelingen, bestemd voor een zgn. Resource Bible, die medio volgend jaar moet verschijnen. Ja, en ik moet vandaag ook nog zelf koken, want mijn vrouw is een paar dagen naar Zweden vanwege de tweede verjaardag van onze kleindochter. Het wordt spinazie, want ik heb in het vriesvak van de koelkast een restje ontdekt en dat is dan alleen een kwestie van opwarmen!

Griepprik?

 

Ik heb mijn jaarlijkse griepprik nog niet gehaald, ondanks het feit dat ik vanwege mijn gevorderde leeftijd en wat kwaaltjes tot enkele risicogroepen behoor. Aangezien de huisarts heeft laten weten dat de afspraak voor de prik voor de H1N1, oftewel de Mexicaanse griep, wordt gemaakt op het moment dat ik voor de ‘gewone’ prik verschijn, heb ik dus tegen dit gevaar ook nog geen extra bescherming gekregen.

 

De reden dat ik nog niet ben geprikt heeft niet zozeer te maken met twijfel aan het nut ervan of aarzeling vanwege eventuele risico’s. Ik was op vrijdag 23 oktober—de dag waarop ik mijn prik moest komen halen—niet in het land en het is er nog niet van gekomen om alsnog contact met de huisarts op te nemen.

 

Het heeft me intussen wel verbaasd dat er zoveel commotie over de inenting tegen de Mexicaanse griep is ontstaan. Dat er wat vragen rijzen is niet zo gek. Is er wel tijd genoeg geweest om de entstof voldoende te testen? En is de farmaceutische industrie misschien wat al te gretig uit op grootschalige produktie, en dus ferme winst?  Bij die voor de hand liggende vragen blijft het echter niet. De meesten van ons hebben inmiddels diverse e-mail berichten ontvangen, of zijn op websites geweest waar een beeld wordt geschilderd van een gigantische samenzwering van overheid en industrie, waar we ons als mondige burgers met kracht tegen moeten verzetten. De regelmatige lezer van mijn weblog weet dat ik niet zo snel onder de indruk ben van samenzweringsverhalen—of het nu de moord op Kennedy, de val de DSB-bank of de invloed van de Jezuïeten betreft.

 

Wel geeft de commotie rond de Mexicaanse griep blijk van een steeds duidelijker wordend (en naar mijn idee, positief) verschijnsel. We vallen in onze tijd niet meer onmiddellijk vol ontzag op onze leken-knieën als de tot voor kort zo bewierookte academici na jarenlang onderzoek het antwoord zeggen te hebben op een mysterie dat de mensheid lang bezighield, of als een expert in een of andere ingewikkelde discipline aan het woord is. De tijd dat de wetenschap en haar beoefenaars met een aureool van onaantastbaarheid waren omgeven is voorgoed voorbij. We hebben te vaak gemerkt dat wetenschappers elkaar vaak volstrekt tegenspreken. En ook dat men soms, al dan niet op opzet, heel selectief is in het kijken naar de feiten. En we hebben inmiddels te dikwijls ontdekt dat er grote financiële belangen op het spel kunnen staan, die onderzoek en/of de rapportage ervan sterk kunnen beïnvloeden.

 

Er is echter nog een aspect dat dieper gaat. De mens van onze tijd verwacht het niet meer alleen, of in hoofdzaak, van het intellect.  De afgodendienst van het verstand maakt plaats voor de ontdekking dat niet alleen het verstand tot het vinden van waarheid en waarde leidt, maar dat de mens ook begiftigd is met gevoel en intuïtie en al zijn zintuigen kan inschakelen om meer zicht te krijgen op de werkelijkheid. En dat is goed nieuws.  Ook voor degenen onder ons voor wie geloof belangrijk is, zelfs als er soms een flinke spanning is tussen wat we geloven en wat de wetenschap beweert. 

 

Nogmaals: ik heb geen hoge dunk van de complot-theorieën die achter elke griep-wetenschapper een geheimzinnig netwerk vermoeden van immorele lieden die slechts uit zijn op macht en gewin. Maar ik heb geleidelijk aan wel steeds meer in de gaten gekregen dat wetenschap alleen niet voldoende is om richting te geven aan ons leven. Want daar is Meer voor nodig.

 

Eens/oneens

 

Zodra ik ‘s morgens opsta zet ik een pot thee en schuif ik achter mijn computer om naar een aantal websites te kijken. Ik wil weten wat er in de wereld is gebeurd en daarom ga ik even naar de site van de Volkskrant en van www.nu.nl.  Omdat ik ook graag wil weten of er nog kerkelijk nieuw is kijk ik vervolgens even naar de nieuwssite van de Generale Conferentie en van de Nederlandse Unie. En dan ga ik nog even naar Google Analytics om te zien hoeveel mensen de vorige 24 uur mijn weblog hebben gelezen en soms, als daar aanleiding toe is, even naar de site van mijn bank om te zien of ik nog solvabel ben.

 

De Volkskrant heeft op zijn website bijna dagelijks een opiniepeiling over courante gebeurtenissen. Ik ben een van de duizenden die even dagelijks de moeite nemen om de gestelde vraag te beantwoorden met ‘eens’ of ‘oneens’. Het kan gaan over de AOW-leeftijd, de visie van enkele deskundigen op de partij van Wilders, de vraag of er in ons landje wel lang genoeg gestraft wordt, of Balkenende een goede leider is, enz, enz.  Zodra je hebt gestemd krijg je te zien hoe de stand tot dusverre is, welke percentage het ‘eens’ of ‘oneens’ is met de stelling van de dag.  Gewoonlijk lopen de meningen behoorlijk uiteen. Maar er is een constante factor: om de een of andere reden behoor ik bijna altijd tot de minderheid.

 

Ik verwonder me daar wel eens over. De mensen die de Volkskrant lezen (daartoe behoor ik niet) of die de website van de Volkskrant bezoeken (daarbij behoor ik dus wel) zijn ten slotte niet te vergelijken met de gemiddelde Telegraaf-lezer en bevinden zich met mij in meerderheid toch wel wat links van het politieke midden. En je mag er toch vanuit gaan dat, gezien de traditionele signatuur van de VK, de standpunten van krant en site toch nog wel enigszins door de christelijke traditie worden geïnspireerd en dat dit ook voor lezers en bezoekers geldt.

 

Dat laatste blijkt, in elk geval naar mijn smaak, behoorlijk tegen te vallen. Als ik af en toe analyseer waarom ik met ‘eens’ of met ‘oneens’ heb gestemd, dan denk ik dat mijn standpunten gewoonlijk geïnformeerd worden door een tamelijk radicale stellingname vanuit mijn geloof, en mijn christelijke visie op mijn medemens (ver en dichtbij) en op de maatschappij. En dan blijkt—dat is althans mijn voorzichtige conclusie—dat je al snel tot een minderheid behoort als je vanuit de normen van het evangelie wilt denken en handelen.

 

Nu is de vraag aankruisen van de opiniepeiling van de VK geheel anoniem en als je een kort commentaar wilt leveren kan je dat voorzien van een pseudoniem. De vraag die zich dan ook bij mij opdringt is of ik, ook als ik niet anoniem kan blijven maar ergens rechtstreeks op wordt aangesproken, ook het lef heb om tot een minderheid te behoren (vooral omdat we in deze wereld niet uitsluitend door mensen worden omringd die een fatsoenlijke krant lezen, maar zich er op laten voorstaan dat ze tot Wakker Nederland behoren of met clubs als de PVV sympathiseren).  Uiteindelijk komt er op aan dat we als christenen voor ons standpunt durven staan en vanuit ons geloof durven spreken. En dat geldt nog des te meer voor christenen die zelfs binnen de christelijke wereld een eigen geluid willen laten horen, wat hen ook onder mede-christenen snel tot een minderheid maakt.

 

Inmiddels is de thee getrokken en ik ga nu (als een volgend deel van het ochtendritueel) naar het vroege nieuws van 6.45 uur op RTL-4 kijken. Op de Volkskrant site heb ik inmiddels de volgende stelling beoordeeld: ‘De nieuwe omroepen PowNed en WNL zijn een goede aanvulling op het huidige, ‘eenzijdige’, aanbod van de publieke omroep.’  Het zal de lezer van mijn blog niet verbazen dat ik het daarmee ‘oneens’ ben. En met dat standpunt behoor ik ook nu weer bij de minderheid. Maar dat de minderheid vandaag tamelijk groot is doet me deugd.