Monthly Archives: Februari 2015

Voortaan ook op zondag? Of: voortaan ook op zaterdag?

 

Een Adventkerk in Huntsville in de Amerikaanse staat Alabama is onlangs met een opzienbarend initiatief gekomen.  Voortaan is er ook op zondagmorgen een kerkdienst. Men kan gerust zijn: de adventisten van de First Seventh-day Adventist Church in Huntsville zijn niet van hun geloof afgevallen en hebben niet de sabbat afgeschaft.  Op sabbatmorgen (zaterdag) is het business as usual: de bijbelstudie die gevolgd wordt door een traditionele eredienst.

De dienst op zondagmorgen is dan ook niet bestemd voor de circa 1200 reguliere adventistische kerkgangers. De bedoeling is om niet-adventistische, vooral buitenkerkelijke, plaatsgenoten, die het wellicht maar gek zouden vinden om op zaterdagmorgen naar een kerk te gaan, op zondagmorgen naar een korte dienst te lokken. De nadruk is vooral op het informele karakter van de dienst waarbij iedereen welkom is zonder dat men zich daarvoor speciaal behoeft te kleden.

De leider van het pastorale team liet weten dat hij verwacht dat er misschien ook wel wat adventistische kerkgangers zullen zijn die nu een dienst op zondag zullen prefereren. Maar dat is een mogelijk side-effect dat hij voor lief wil nemen. Van sommige kanten kreeg hij veel bijval. Hier is een Adventkerk die ‘buiten de box’ wil denken en desnoods onconventionele wegen wil bewandelen om in contact te komen met mensen met wie ze tot dusver geen contact hadden. Maar volgens anderen liggen er enorme gevaren op de loer. De sabbat is immers het adventistische handelsmerk bij uitstek en door ook op zondag diensten te gaan aanbieden kan gemakkelijk verwarring ontstaan. Is de sabbat misschien toch niet zo belangrijk . . .?  En, zo gaat het argument dan onvermijdelijk verder: voordat je het weet wordt de zondagdienst belangrijker en komt de sabbatsdienst op de tweede plaats . . .

Ik ben nooit in de First Seventh-Day Adventist Church in Huntsville geweest. Ik ken het pastorale team niet en kan de sfeer van de kerk niet beoordelen. Maar ik ben geneigd hen in elk geval het voordeel van de twijfel—en vooral een stuk vertrouwen—te gunnen.  Wel denk ik meteen aan het feit dat alleen het moment van samenkomen niet bepaalt of je echt buitenkerkelijke mensen zult bereiken. Het zal er vooral ook om gaan dat je het evangelie en de adventistische visie daarop zo verwoordt dat dit bij de mensen kan landen.  Ik zal het experiment in Huntsville met veel belangstelling blijven volgen!

Intussen heb ik misschien een tip voor de Protestantse Kerk in Nederland (PKN).  Deze geloofsgemeenschap maakt zich ernstig zorgen over de toekomst van hun kerk en wil er nu via een brede enquête onder de leden achter zien te komen wat deze van hun kerk verwachten en welke ideeën er leven om vooral ook plaatselijke gemeenten een nieuw elan in te blazen. Het is een prijzenswaardig initiatief. Men is niet van plan bij de pakken neer te gaan zitten. Natuurlijk kun je je wel afvragen of de kerkelijke leiding zich niet in de eerste plaats moet afvragen wat God van de kerk verwacht, in plaats van hoofdzakelijk in te zoomen op wat de mensen verwachten. Maar toch . . .

De gemiddelde stad in Nederland verschilt nogal wat van Huntsville in Alabama. In Nederland vinden veel mensen een kerkgang op zondagmorgen niet meer de meest geschikte tijd. Vooral veel jonge mensen denken eerder aan uitslapen na een avondje stappen op zaterdagavond.  Zou men in de PKN niet kunnen experimenteren met diensten op zaterdag (bijvoorbeeld laat in de ochtend, met een ontbijt, voorafgaand aan het winkelen) in een kerk in het stadscentrum?  Of op zaterdag in de namiddag, met koffie en thee, na het winkelen? Misschien kan het helpen een publiek te bereiken dat op zondagmorgen een gang naar de kerk niet meer zo ziet zitten?

Ook het verloop en de uitkomst van de enquête in de PKN zal ik scherp blijven volgen. Andere christelijke geloofsgemeenschappen kunnen er mogelijk ook veel lering uit trekken.

 

De les van de Karmelieten

 

Vrienden in het prachtige Belgische Gent hadden ons (mijn vrouw en ik) het afgelopen weekend ondergebracht in het plaatselijke Karmelietenklooster. Het klooster van deze oude bedelorde ligt weliswaar in het hartje van het oude Gent, maar vormt niettemin een oase van rust.

Op de website van het klooster staat dat de paters Karmelieten nog steeds een levende gemeenschap vormen. Te oordelen naar de omvang van de statige gebouwen, de monumentale 18e eeuwse kloosterkerk en de schitterende kloostertuin lijkt het allemaal zo op het oog inderdaad nog een ‘going concern’. Maar er is ook een andere kant. Van de eigenlijke kloostergemeenschap is niet veel meer overgebleven. Er wonen nog een zevental bejaarde paters in het klooster.

Het grootste deel van het complex is nu als ‘het Rustpunt’ in gebruik als conferentieoord. Na een ingrijpende renovatie biedt het prima faciliteiten.  Er zijn diverse ruimten om met groepen te vergaderen.  De Refter is een aangename ruimte geworden om te ontbijten.  Op de ‘patersgang’ wonen de overgebleven paters. Daarboven, in geriefelijke kamers langs de Eliagang, kunnen enkele tientallen gasten logeren. Voor ons was gedurende dit weekend een van die kamers gereserveerd.

Wie niet van rust en stilte houdt en niet een paar dagen zonder televisie kan moet ‘het Rustpunt’ mijden. Maar voor wie die rust juist wel een genot betekent is een verblijf hier een echte aanrader. Vooral geschikt voor wie bijvoorbeeld  een boek wil schrijven en een paar weekjes geconcentreerd wil nadenken en werken . . .

Het is een goede zaak dat de Gentse Karmelieten aan hun centrum een nieuwe  bestemming hebben weten te geven. Maar het stemde me tegelijkertijd ook triest. Van een idealistisch initiatief dat eeuwenlang aan heel veel mensen een diepe levensbestemming gaf en van een lange traditie om God intens te dienen is nauwelijks nog wat overgebleven.

De Karmelieten van Gent zijn bepaald niet de enigen die hun traditie met rasse schreden zien eindigen. Het is een ervaring die  dwars door alle geloofsgemeenschappen heen gedeeld wordt—ook binnen het Protestantisme en zelfs in de adventistische sfeer. Gemeenten die ooit bloeiden raken in verval en verdwijnen. Organisaties en vormen van geloofsbeleving en van dienstbaarheid raken in onbruik. Gebouwen moeten verkocht worden en de vraag rijst waar het afbraakproces zal eindigen.

Gebiedt de eerlijkheid niet te concluderen dat een groot deel van het probleem er uit bestaat dat de kerk zozeer aan de vormen is gehecht dat de inhoud dikwijls op de achtergrond is geraakt? Dat we er als christenen niet bijtijds in zijn geslaagd om nieuwe vormen te vinden om ons geloof te beleven en niet steeds tijdig weer nieuwe strategieën hebben bedacht om onze christelijke dienstbaarheid op een relevante manier zichtbaar te maken?

Helaas zijn er in alle geloofsgemeenschappen—inclusief de adventistische–te veel plaatsen waar een handjevol oudgedienden een traditie probeert vast te houden en verzuimd heeft om tijdig om te schakelen naar nieuwe vormen. Het resultaat is een steeds leger wordende paters-gang, met daarnaast een aantal activiteiten die uit de nood zijn geboren om het bestaan nog een tijdje te kunnen rekken. Het lijkt me dat we ons de les van de Karmelieten ter harte moeten nemen.

 

Televisie op zondagmorgen

 

Ondanks de griepprik werd ik de afgelopen dagen, net als honderdduizenden landgenoten, toch bijna door het virus van de huidige griep-variant geveld. Het kostte enig doorzettingsvermogen om op de been te blijven. Het was ook een beetje ongewis of ik op zaterdagmorgen aan het einde van de preek nog verstaanbaar zou zijn. Gelukkig bleven in dat half uur op de kansel al te heftige hoestaanvallen en niesbuien uit.

Ik neem aan dat ik vooral op zondag niet bepaald veel energie uitstraalde. Het was eerder een dag van op de bank hangen en af en toe eens even een uurtje televisie kijken. Nu moet ik bekennen dat ik op zondagmorgen wel graag naar enkele religieuze programma’s kijk. Dat is iets wat ik me heb aangewend in de periodes dat wij in Amerika woonden. Op zondagmorgen volgt op de tv urenlang het ene religieuze programma op het andere—soms het bekijken en luisteren waard vanwege de inhoud,  maar vaker het beluisteren en bekijken vooral waard vanwege het bijzondere inkijkje dat deze schreeuwende televisiedominees verschaffen in de Amerikaanse cultuur en allerlei, soms bizarre, religieuze randverschijnselen.

Mijn nog steeds bestaande interesse voor godsdienstige radio- en televisieprogramma’s komt vermoedelijk voor een deel voort uit beroepsdeformatie, maar vaak hebben die programma’s toch ook wel wat zinnigs te melden. Dat geldt bijvoorbeeld voor de interviews van Jacobine Geel, maar ook wel voor de gesprekken tijdens de Wandeling. Met één oog kijk ik ook dikwijls nog wel even naar Nederland Zingt op Zondag. Het kwaliteitsgehalte daarvan kan niet in de schaduw staan van het BBC programma Songs of Praise, maar zelfs het traditionele psalmengezang heeft toch wel wat. Wat je er ook van wilt zeggen, het een stukje Nederlandse Calvinistische cultuur dat misschien wel het predicaat Werelderfgoed zou moeten hebben.

Maar ik kan vooral het programma van Annemiek Schrijvers De Verwondering heel erg appreciëren. Met een soort ingetogen devotie voert Annemiek in haar boshuisje in het Gooi wekelijks een gesprek met een bekende Nederlander. Daarbij weet ze haar gesprekspartner meestal wel zo te raken dat deze zijn/haar ziel bloot legt en over zijn/haar geloof –of de afwezigheid daarvan—wil praten.

Deze week sprak Annemiek met Jan Brokken. Ik kende de naam maar vaag. Brokken is een journalist, maar ook een schrijver van reisverhalen en romans. Vorige week zag ik toevallig ook het programma waarin Bert Keizer, een schrijver en bekend verpleeghuisarts haar gast was, en een paar weken geleden zette ik het programma net aan toen zij met haar gesprek met Jan Terlouw—schrijver van boeken voor kinderen en thrillers voor volwassenen en bekend D66 politicus—was begonnen. Merkwaardig genoeg hebben alle drie gemeenschappelijk dat zij uit een domineesgezin stammen, maar toch uiteindelijk in de kerk niet vonden wat hun ouders daar kennelijk wel hadden ontdekt. Heel wat van mijn collega-predikanten zullen met mij kunnen beamen dat zij ook ervoeren wat de ervaring was van de ouders van Brokken, Keizer en Terlouw—het is verre van vanzelfsprekend dat opgroeien in een domineesgezin een latere band met de kerk garandeert.

Maar misschien was het bijzondere van deze drie recente afleveringen toch wel  dat het ging over mensen zoals ik. Zeker, ze zijn bekender en ongetwijfeld getalenteerder, maar het zijn alle drie ook mannen die, net als ik, de zeventig zijn gepasseerd, maar nog volop in maatschappij bezig zijn. Het zijn erudiete mannen, maar vooral ook mannen die voor anderen wat hebben betekend en rijp geworden zijn door hun ervaringen. En het zijn zeker ook zeer spirituele mensen. Kortom, het is een drietal waar ik me—al dan niet terecht—graag mee identificeer en die in deze fase van mijn leven een rolmodel voor mij kunnen zijn. Stilletjes hoop ik dat er ook hier en daar mannen en vrouwen zijn die in mij iets kunnen zien dat hen inspireert en als rolmodel dient—ook al zit voor mij een gesprek in het Gooise boshuisje op zondagmorgen er niet direct in.

[PS: Terwijl ik dit stukje schreef heb ik geen langdurige hoestbui gehad. Dat geeft goede hoop dat de griep echt op zijn retour is.]