Monthly Archives: Januari 2019

Genezing van homo’s

Een paar dagen geleden berichtte het Nederlands Dagblad dat een zekere David Matheson uit de kast was gekomen. Hij liet via Facebookweten dat hij voortaan als homo door het leven wilde gaan.

Dat bericht is om een aantal redenen nogal opmerkelijk. In de eerste plaats omdat David Matheson een mormoon is en de Mormoonse Kerk is zeer gekant tegen homoseksualiteit. Daarnaast maakte de heer Matheson er geen geheim van dat hij 34 jaar lang getrouwd was en gaf hij te kennen dat hij een redelijk bevredigende en gelukkige huwelijksrelatie had. Vorig jaar scheidde hij echter van zijn vrouw en bekende hij dat hij zich al die tijd aangetrokken voelde tot mannen. Hij kon zijn wens om een intieme relatie met een man aan te gaan niet langer negeren, legde hij uit. “Het was een niet-onderhandelbare behoefte geworden.” Aldus een korte samenvatting van het krantenbericht.

Het meest opmerkelijke aan de kwestie is echter dat Matheson een van de oprichters was van een homo-genezingsorganisatie, Journey into Manhood, en als ex-homo (zoals hij zichzelf lange tijd omschreef) was hij de auteur van boeken over therapieën die homo’s van hun seksuele oriëntatie zouden kunnen genezen. Hij moest nu echter erkennen dat hij niet eerlijk was geweest tegen over zichzelf (en tegenover zijn cliënten) en ernstig tekort was geschoten.

Er zijn nog steeds christenen die er vast van overtuigd zijn dat het mogelijk is om mensen van hun homoseksualiteit te “genezen”. Dit, ondanks het feit dat verreweg de meeste deskundigen er absoluut van overtuigd zijn dat dit niet mogelijk is en dat het buitengewoon onethisch (of zelfs misdadig) is om te beweren dat het wél kan. Menige therapeut die zich met deze genezingspraktijken heeft beziggehouden heeft na verloop van tijd moeten erkennen dat werkelijke “genezingen” nauwelijks, of in het geheel niet, voorkomen. Leiders van de Exodus-beweging—een organisatie met afdelingen in verschillende landen die pretendeerde homo’s te kunnen “genezen” –hebben zich uit deze organisatie teruggetrokken, omdat zij beseften dat hun beweringen niet klopten met de feiten.

De leiders van de Adventkerk moesten ooit een pijnlijke les leren toen zij in de jaren tachtig Colin Cook, een naar de VS geëmigreerde Britse predikant, een forse subsidie gaven voor zijn organisatie die, naar hij beweerde, homo’s kon helpen om hetero te worden. De kerk moest door het stof toen bekend werd dat Cook zijn eigen geaardheid nooit achter zich had gelaten en zich op buitengewoon oneerbare wijze tegenover veel van zijn cliënten had gedragen.

Niettemin blijven er ook binnen de Adventkerk stemmen opgaan die zeggen dat God klaar staat om homo’s die van hun geaardheid af willen komen van hun “probleem” te genezen. Met enige regelmaat komen bij allerlei gelegenheden enkele adventistische mannen hun opwachting maken die zeggen dat ze hun homoseksualiteit hebben “overwonnen.”  Wat valt daarvan te denken? Zou het waar kunnen zijn, in weerwil van alle deskundigen die zeggen dat degelijke “genezingen” niet mogelijk zijn? Of is er misschien sprake van (zelf-)bedrog? Ik heb dat in verschillende gesprekken met mensen die m.i. weten waar ze het over hebben aan de orde gesteld. Daarbij wordt wel geopperd dat het hier mogelijk om mensen gaat die niet voor de volle honderd procent homo zijn, maar zich op de bekende Kinsey-schaal ergens rond het midden bevinden en dus naar beide kanten (naar de homo- zowel als de hetero-kant) kunnen gaan. Ook zou het mogelijk zijn, zo vertelde men mij, dat het in deze gevallen gaat om personen met een heel zwak libido—iets wat ook bij heteroseksuelen wel voorkomt.

Als een heteroseksuele man kan ik niet begrijpen wat het betekent om homo te zijn. Maar ik zou in ieder geval graag willen dat christenen (en heel nadrukkelijk ook zevendedags adventisten) ophouden met verwarring te stichten door almaar te blijven volhouden dat homoseksualiteit zondig is, maar dat het gelukkig iets is waarvoor “genezing” mogelijk is.

Maria Monk

Een paar dagen geleden werkte ik een paar uur als vrijwilliger in het archief van de Adventkerk in Nederland. Het doel was die morgen alle boeken en brochures die de kerk ooit in haar meer dan 120-jarige geschiedenis heeft uitgegeven door onze handen te laten gaan om de vele dubbele exemplaren te elimineren. Tijdens die klus kreeg ik onverwacht een klein boekje in handen dat niet door de kerk werd uitgegeven en dat mogelijk tussen aan partij oude boeken had gezeten die iemand aan het archief had gedoneerd. Het betrof een Nederlandstalige editie van een publicatie die een heleboel ophef veroorzaakte toen het in de VS verscheen.

Maria Monk (1816-1849) was een Canadese vrouw die beweerde dat in het klooster, waarin zij een aantal jaren zou hebben doorgebracht, de nonnen systematisch werden misbruikt door priesters die via een geheime tunnel in het klooster konden komen. De baby’s die het product waren van deze seksuele escapades werden (volgens het betoog van Maria Monk)—na te zijn gedoopt—gewurgd en in de kelder in een put met ongebluste kalk gegooid. Nonnen die niet meewerkten zouden met regelmaat spoorloos verdwijnen. Maria Monk schreef haar ervaringen in dit klooster in Montreal op in een boek dat in 1836 verscheen. De Nederlandse titel luidt: Maria Monk, de Zwarte Non. (Engelse titel: Awful Disclosures of Maria Monk, or, The Hidden Secrets of a Nun’s Life in a Convent Exposed.) Later werd ontdekt dat het verhaal in allerlei opzichten niet klopte en dat Maria kennelijk moeite had om feit en fictie van elkaar te scheiden.

Het boek verscheen in een periode van een snel toenemende antikatholieke stemming in Noord-Amerika. De miljoenen katholieke immigranten die het land binnenkwamen werden niet direct hartelijk verwelkomd door de in meerderheid Protestantse bevolking. De katholieken kregen het soort ontvangst dat je zou kunnen vergelijken met de manier waarop Moslems tegenwoordig worden bekeken door een groot deel van de autochtone bevolking in veel westerse landen.

Het zevendedags adventisme ontstond en ontwikkelde zich in de Verenigde Staten in dit antikatholieke klimaat. Boeken zoals die van Maria Monk waren ook populair onder de adventisten van de negentiende eeuw en zij twijfelden er over het algemeen niet aan dat deze op waarheid berustten.

Nu adventisten overal ter wereld gedurende dit kwartaal het boek Openbaring bestuderen doen we er goed aan te bedenken dat onze negatieve visie op het rooms-katholicisme zich ontwikkelde in deze agressief antikatholieke context. Als rechtgeaarde protestanten moeten adventisten ook nu nog kritisch naar het katholicisme blijven kijken. Er zijn heel veel dingen in het verleden van het rooms-katholicisme die ronduit verwerpelijk waren. En hoewel we positieve ontwikkelingen kunnen waarnemen in het katholicisme—zeker als gevolg van het Tweede Vaticaanse Concilie—blijven er een aantal leerstellingen die we als volstrekt onbijbels van de hand moeten wijzen. Maar bij het bestuderen van de lessen over het “beest” en daaraan verwante onderwerpen moeten we er wel voor zorgen dat onze houding niet voornamelijk gekleurd wordt door verhalen uit het verleden—of deze nu al dan niet waar zijn. Wij leven niet in de tijd van Maria Monk maar in 2019. Ik beschouw rooms-katholieke gelovigen als mede-christenen. Het moge zo zijn dat hun begrip van een aantal “waarheden” foutief is, maar het beeld dat Maria Monk schilderde was geen waarheidsgetrouw verslag van wat zich als regel in negentiende-eeuwse kloosters afspeelde en dergelijke publicaties moeten beoordeeld worden naar wat zij waren: eenzijdig, vooringenomen antikatholieke propaganda.

Het is een droevig feit dat de reputatie van de Rooms-Katholieke Kerk in recente jaren ernstige averij heeft opgelopen door seksuele schandalen. Maar laten we niet te snel reageren met Maria-Monk-achtige beschuldigingen. Het is waar dat de leiding van de katholieke kerk veel te traag(en soms onwillig) was om de geestelijken aan te pakken die zich aan misbruik van minderjarigen schuldig maakten. Maar laten we ook in alle eerlijkheid erkennen dat heel veel katholieke geestelijken zich niet op deze verschrikkelijke manier hebben misdragen. En helaas zijn ook andere geloofsgemeenschappen—inclusief de onze—niet altijd immuun gebleken voor dit soort seksueel wangedrag.

 

De wegenwacht voor gestrande reizigers

 

Nog maar twee weken geleden betaalde ik mijn contributie voor de Wegenwacht voor het jaar 2019.  Ik vond het best veel geld.  Maar gisteren moest ik concluderen dat het geld goed besteed was.

Vlak nadat ik van het landelijk kerkelijk kantoor wegreed, waar ik aan een bespreking had deelgenomen, kon ik mijn koppeling niet meer gebruiken en lukte het dus niet meer om te schakelen. Ik slaagde erin de auto te laten uitrijden naar een plek waar ik veilig kon staan. Na het keuzemenu van de ANWB te hebben doorlopen, kreeg ik contact met de wegenwacht. Na opgave van mijn lidmaatschapsgegevens was de boodschap dat het een uurtje ging duren.  Maar dat bleek mee te vallen. Binnen twintig minuten was het gele busje al in aantocht. De monteur wist meteen wat er aan de hand was en wist ook meteen dat hij het probleem niet kon verhelpen. Maar ik had geluk. Het wegenwachtbusje bleek een aanhangwagentje te kunnen uitklappen, waarop de twee voorwielen van mijn auto konden staan en de auto zonder problemen kon worden weggesleept. De monteur stelde voor de auto naar mijn garage in Zeewolde te brengen (zo’n 40 km) en mij dan vervolgens thuis af te leveren. Ik ben nog steeds onder de indruk van deze efficiënte en voortreffelijke service.

Onderweg, toen ik naast de monteur in het busje zat, kwamen we in gesprek. Hij vertelde mij dat hij onlangs een pastoor had geholpen. Die pastoor had hem verteld dat hij een boek had geschreven en had hem als dank een exemplaar toegestuurd. Daarop vertelde ik dat hij nu een dominee naast zich had zitten en dat ik ook wel eens boeken schreef. Ik beloofde hem om hem, net als dmijn katholieke collega had gedaan, ook een boek te sturen uit dank voor zijn voortreffelijke hulp. Er gaat dus deze week een exemplaar van een van de bijbelse dagboeken die ik heb geschreven naar hem toe!

Later op die dag dacht ik er opeens aan dat christenen eigenlijk ook een soort wegenwachters moeten zijn—klaar om mensen te helpen die langs de route van hun leven niet meer kunnen schakelen en niet meer verder kunnen. En daarbij denk ik dan vooral aan degenen die op weg zijn gegaan in de richting van het Koninkrijk, maar zijn gestrand en zonder hulp niet verder kunnen. Of, om het nog wat explicieter te maken: Ik denk dan aan allerlei mensen die ik persoonlijk goed ken maar die langs hun geestelijke parcours tot stilstand zijn gekomen. De vraag is dan: Heeft mijn kerk een deugdelijk mechanisme om deze pechgevallen te signalen, de coördinaten te bepalen van waar deze mensen zijn, en een apparaat in beweging te zetten om bijstand te bieden en zo nog iemand op sleeptouw te nemen naar een plek waar aan het probleem kan worden gewerkt? En ben ik voldoende paraat om meteen uit te rukken als dat nodig is?  Misschien kunnen we nog wel wat van de efficiëntie van de wegenwacht-organisatie leren.  (En ik elk geval had mijn wegenwacht-monteur voldoende “people skills” om zich eventueel te kunnen laten omscholen tot een goede pastor.)

 

 

Geldt het ook voor emeritus-engelen?

Het eerste hoofdstuk van het boek Openbaring is een van mijn favoriete bijbelgedeelten. Voor mij is het eerste visioen van Johannes heel erg relevant en bemoedigend. Johannes ziet “iemand die eruit zag als een mens”. Het verband maakt al snel duidelijk dat het hier gaat om Jezus Christus. Johannes ziet hoe deze persoon wandelt te midden van zeven gouden lampenstandaards, terwijl hij zeven sterren in zijn rechterhand houdt.

Sommige symbolen in de Openbaring blijven tamelijk raadselachtig, maar in dit geval wordt de uitleg er meteen bijgeleverd. De lampenstandaards zijn een symbool voor de gemeenten in Klein-Azië, waaraan de boodschap die volgt moet worden gestuurd. En de sterren staan voor de “engelen” van de zeven kerken.

Ik heb altijd betwijfeld of de traditionele uitleg van de Adventkerk, dat de zeven brieven aan de zeven gemeenten van toepassing zijn op zeven perioden in de kerkgeschiedenis, correct is. Ik zie niets in de tekst dat daarop wijst. Deze boodschappen waren in eerste instantie bestemd voor de specifieke kerkelijke gemeenten die gesticht waren in wat nu de kuststreek van westelijk-Turkije is. Maar het feit dat de Voorzienigheid ervoor heeft gezorgd dat de Openbaring in de canon van de Bijbel is terechtgekomen geeft mijns inziens aan dat dit bijbelboek een betekenis heeft die niet tot de eerste eeuw beperkt blijft, maar dat het kennelijk iets te zeggen heeft aan christenen overal en in alle tijden. De hoofdstukken 2 en 3 zijn een weerspiegeling van de diversiteit aan religieuze ervaringen van de christelijke kerk. En daarom is het beeld van een Jezus die wandelt tussen de lampenstandaards, terwijl hij zeven sterren in zijn rechterhand heeft, van blijvende betekenis.

Wat is het een geweldig bemoedigende gedachten dat Jezus aanwezig is te midden van zijn kerk. Dat was hij in de tijd van Johannes en dat is hij nog steeds. En als we in dit verband het woord “kerk” gebruiken dan bedoelen we daarmee geen kerkgenootschappen maar plaatselijke kerkgemeentes. Laten we hopen en bidden dat Jezus ook in de gangen en vergaderruimtes van kerkelijke hoofdkwartieren te vinden is, maar in Openbaring 1 is de focus op plaatselijk groepen gelovigen. Nu ken ik geen enkele lokale gemeente die volmaakt is. Maar uit de beschrijving van de kerk van Efeze en de andere zes plaatsen die worden genoemd blijkt wel dat geen van die gemeenten destijds ook volmaakt waren. Maar ondanks al hun onvolmaaktheden wandelt Christus te midden van ze.

Maar wat valt er te zeggen over de sterren? We krijgen te horen dat dit de “engelen” zijn van de gemeenten. Maar wie zijn dan die “engelen”? Er is soms wel gesuggereerd dat het hier gaat om beschermengelen die als specifieke opdracht hebben een bepaalde kerkgemeente te beschermen. Maar dat is niet zo. (Trouwens, het idee van “beschermengelen” heeft geen bijbelse basis.). Het woord “engel” is een vertaling van het Griekse woord “angelos” en dat woord betekent simpelweg “boodschapper.” Een “angelos” kan zowel een hemelse als een menselijke boodschapper zijn. In dit gedeelte verwijst het duidelijk naar menselijke boodschappers, namelijmk de leiders van de gemeenten. Christus houdt hen in zijn rechterhand—een symbolische uitdrukking van zijn macht en gezag.

Wat een geweldige gedachte, ook voor de ouderlingen en predikanten in onze gemeenten nu. Zij mogen met allerlei problemen te kampen hebben, en moeten misschien opboksen tegen rivaliteit en tegenstand. En misschien voelen zij zich van tijd tot tijd heel onzeker en onbegreoen. Maar zo hoeven zij zich niet te voelen, want Christus houdt de “engelen” van zijn gemeenten in zijn machtige rechterhand. En ik neem de vrijheid om te veronderstellen dat emeritus-engelen, zoals ik, daar ook bij zijn inbegrepen!

Laat ik er nog één opmerking aan toevoegen. Als Christus zoveel zorg heeft voor zijn “engelen” moet dat wellicht ook kerkleden inspireren om zich meer te bekommeren om de leiders van hun gemeente. Hun taak kan heel moeilijk zijn en tal van uitdagingen met zich meebrengen. Gods “engelen” in jouw gemeente moeten ook kunnen rekenen op jouw liefde en steun. Geef daarom uitdrukking aan je waardering voor hen in woorden, maar toon het ook op een tastbare manier!

Geen angst maar vertrouwen

Tijdens mijn praktijkperiode als aankomend predikant—nu ruim een halve eeuw geleden—bezocht ik op een gegeven moment een adventistisch gezin in Amsterdam. Onze broeder had juist aan grote Amerikaanse slee gekocht en ik vroeg hem wat hem tot deze ongewone aankoop had gebracht. Als mensen in die tijd al een auto hadden was het meestal een klein Europees of Japans exemplaar. Onze broeder legde me uit dat hij een grote auto nodig zou hebben op het moment dat hij (in de nabije toekomst) met zijn gezin zou moeten vluchten vanwege de vervolging van alle Sabbat-vierende christenen. Hij zou dan zijn gezin en enkele hoogstnodige bezittingen meenemen naar een dicht beboste streek in Zweden, waar zij, naar hij dacht, veiliger zouden zijn in het dichtbevolkte Westen van Nederland. (Hij had kennelijk even vergeten dat zijn auto een bezineslurper was en dat het moeilijk zou kunnen zijn om onderweg aan brandstof te komen in een tijd dat hij niet meer zou kunnen kopen of verkopen!). De meeste andere kerkleden namen niet dit soort extreme maatregelen, maar er was toch wel een algemeen gevoel van naderend onheil onder adventisten. Veel geloofsgenoten waren heel bang voor wat de toekomst zou brengen.

Maar ook vandaag de dag zijn nog heel wat adventistische gelovigen bang als ze nadenken over alle moeilijkheden die hen—volgens het adventistisch eindtijd-scenario—boven het hoofd hangen. Zullen zijn de “tijd van benauwdheid” kunnen doorstaan? En wat zal er met hen gebeuren als de zondagswetten het vieren van de sabbat tot een uiterst riskante aangelegenheid zullen maken? En wat te denken van het einde van de genadetijd en de periode dat zij niet langer kunnen rekenen op een Middelaar?

Ik maak me zorgen dat in het komend kwartaal dit soort vrees bij velen zal terugkeren of groter zal worden, nu we ons wereldwijd tijdens onze wekelijkse periode van bijbelstudie met het Boek Openbaring zullen gaan bezighouden. Ik vrees dat er ook dit keer veel nadruk zal liggen op de draak, het beest uit de aarde en het beest uit de zee, en ik ben ook bang dat het soort vijanddenken dat (naar ik dacht) wat op de achtergrond begon te raken weer een nieuwe impuls zal krijgen. Veel leden van de sabbatschool zijn waarschijnlijk niet op de hoogte van het feit dat de studiegids voor dit kwartaal in een laatste stadium, nadat de tekst al ter vertaling en publicatie naar alle uitgeverijen was gestuurd, nog zeer aanzienlijke wijzigingen moest ondergaan, omdat er “ernstige theologische fouten” in het oorspronkelijke manuscript zouden staan. Helaas waren deze correcties erop gericht om te garanderen dat het boekje alleen de traditionele standpunten zou weergeven.

Gelukkig zijn er echter een aantal initiatieven ontwikkeld om ook andere perspectieven en nieuwe gedachten over het laatste Bijbelboek onder de aandacht te brengen. In mijn blog van drie weken geleden maakte ik al melding van het wekelijkse commentaar dat verzorgd gaat worden door ds. Werner Lange, de gepensioneerde redacteur van het Duitse adventistische uitgevershuis en dat gepubliceerd wordt, zowel in het Duits als in het Engels—op de website van de Duitse Hansa Conferentie (https://hansa.adventisten.de/aktuelles/offenbarung-diy/). Een Engeltalige versie is te vinden op de website van Adventist Today (https://atoday.org).  Ik kan ook de website aanbevelen van dr. Jon Paulien, een expert op het gebied van de uileg van Openbaring (http://www.thebattleofarmageddon.com). Ook het wekelijke commentaar op de studie van de sabbatschool op de website van Spectrum biedt vaak veel frisse inzichten.

Bij mijn studie van het boek Openbaring gedurende de komende maanden wil ik steeds in het oog houden dat dit bijbelboek niet zozeer openbaring is van de draak of van de “beesten” die worden genoemd, maar van het Lam—Jezus Christus. Ik wil ook in gedachten houden dat dit boek begint met een visioen van Jezus die wandelt tussen een aantal kandelaren, die lokale gemeenten symboliseren, en dat het eindigt met de aanwezigheid van Christus tussen zijn volk in een nieuwe wereld. Alles in de tussenliggende hoofdstukken heeft met dat overkoepelende thema te maken. Het  maakt allemaal deel uit van het patroon van de christelijke pelgrimage: individueel en collectief. Zeker, er is sprake van uitdagingen en we worden geconfronteerd met instanties die ons, in steeds veranderende samenstellingen, het leven moeilijk kunnen maken. Maar wat er ook gebeurt, het leven van een christen kan een leven van overwinning zijn. Dat is de draad die door alles heen loopt. De Openbaring moet ons geen angst aanjagen, maar een gevoel brengen van bestemming en overwinning. Ik hoop dat veel mensen bij hun wekelijkse studie nieuwe dingen zullen ontdekken en dat hun doel niet zozeer is om meer te weten te komen over wie hun vijand is, maar om een beter beeld te krijgen van hun Vriend, die zich in dit Bijbelboek openbaart.