Monthly Archives: Juni 2012

(te) ‘licht’?

Het is me nog niet vaak overkomen dat ik van andere christenen hoorde dat de zevende-dags adventisten nogal ‘licht’ zijn. Maar dat hoorde ik gisteren bij het koffie drinken na een uitvaart.

Ik was voorgegaan in een dienst voor een man die ik vrij goed kende en die lid was van dezelfde plaatselijke gemeente als waar ik en mijn vrouw hun lidmaatschap hebben. De dienst werd gehouden in Nijkerk, in de prachtige Kruiskerk, een tamelijk nieuw gebouw waarin een PKN-gemeente samenkomt. Ik denk dat er zo’n 200 à 250 mensen waren gekomen om de overledene de laatste eer te bewijzen. Daarvan was een flinke minderheid zevende-dags adventist. Ik denk dat de meeste andere aanwezigen ook gelovig waren—te oordelen naar de mate van deelname aan de samenzang, wat meestal een redelijk betrouwbaar criterium is om te zien welk soort publiek overheerst. Aangezien Nijkerk in het gebied ligt dat gewoonlijk als de Nederlandse Bible-belt wordt aangeduid, is het niet onredelijk om ervan uit te gaan dat er heel wat aanwezigen van orthodox-protestantse snit in de kerk zaten.

Na de dienst en de tocht naar de begraafplaats was er in de aula gelegenheid tot condoleren en konden de bezoekers bij koffie en cake nog wat napraten. Ik ging aan de tafel zitten waar ook de organist met zijn vrouw had plaatsgenomen, want ik wilde hem graag complimenteren met zijn spel. Ik stelde vervolgens wat vragen over de aard van de PKN-gemeente in de Kruiskerk. Hij gaf aan dat hij nogal wat bedenkingen had tegen de samenvoeging van hervormd en gereformeerd en dat het ontstaan van de PKN, in elk geval in Nijkerk, tot aanzienlijke ‘wereldgelijkvormigheid’ had geleid.

Toen kwam het gesprek aan mijn tafel op mijn aandeel in de dienst. Het oordeel daarover was verheugend positief. Maar daarbij gaf een vrouw als verder commentaar dat het haar was opgevallen dat de Adventkerk behoorlijk ‘licht’ leek te zijn. Dat had zij kennelijk gedistilleerd uit mijn preek.Ze constateerde dat overigens in alle vriendelijkheid en niet met een ondertoon van kritiek. Maar het verbaasde mij wel even dat te horen. Ik had nota bene nog wel, op verzoek van de overledene, mijn overdenking gebaseerd op de Herziene Statenvertaling. En ik was me in mijn overdenking niet te buiten gegaan aan allerlei bespiegelingen die je met ‘licht’ zou kunnen betitelen, dacht ik!

Hier was weer eens een perfect voorbeeld van hoe weinig etiketten als ‘licht’ en ‘zwaar’, en ‘conservatief’ of ‘liberaal’, eigenlijk voorstellen. Misschien is de Adventkerk aan de ‘lichte’ kant, wanneer je haar vergelijkt met bepaalde ‘zware’ gereformeerde gezindten. Maar de Adventkerk is ‘zwaar’, zo niet ‘loodzwaar’,in vergelijking tot, bijvoorbeeld, de meeste Doopsgezinden en Remonstranten. Het hangt er maar vanaf met wie je wordt vergeleken.

Ik ben al lang opgehouden me erg veel zorgen te maken over betitelingen als ‘liberaal’ en ‘orthodox’.Ik hoor nog wel eens dat ik wat aan de liberale kant zou zijn.Tja, hoezo, en in vergelijking met wie? Wat zijn daarbij de gebruikte criteria?In de ogen van menig andere christen is iemand als ik, die zich trouw aan de Bijbel probeert te houden, die gelooft in de godheid van Christus en gelooft dat Jezus aan het kruis voor de zonden van de mensen is gestorven, en persoonlijk terugkeert, niet bepaald vrijzinnig. Daarentegen kan het zijn dat iemand die geen vrouwen op de kansel duldt of bepaalde profetische gedeelten van de Bijbel wat anders uitlegt dan ik doe, mij juist uiterst vrijzinnig vindt.

Alden Thompson, een Amerikaanse schrijver die theologie doceert aan een adventistische universiteit, schreef onlangs een boek over de tegenstelling tussen liberaal en conservatief. Zijn conclusie is dat een levende kerk beide polen nodig heeft. De conservatieven zorgen ervoor dat de kerk niet achter elke nieuwigheid aanloopt en haar koers niet kwijtraakt. Maar de liberalen zorgen ervoor dat de kerk geen museum wordt en dat relevante vragen aan de orde kunnen komen.

[Maar ik zou het niet echt fijn vinden maken als men mij als ‘conservatief’ zou betitelen—hoe betrekkelijk een dergelijk etiket ook mag zijn!]

Meropi, Skanderberg, etc

[Durres, Maandagmiddag] Mijn bezoek aan Albanië is weer bijna ten einde.Het was heel bijzonder en ik heb heel erg gewaardeerd dat ik er een paar dagen kon zijn.

Het was goed om te zien dat er vooruitgang geboekt kan worden in land waar zo’n jaar of tien geleden nog weinig hoopgevends te zien was. Ik geef toe dat deze constatering misschien niet erg objectief is..Ik zit nu (rond zes uur), met een koude cola voor me, op een terras onder een grote parasol en kijk ik, langs de palmbomen, uit over de blauwe zee. Rechts zie ik de kranen van de haven van Durres. Direct voor me liggen een viertal vrachtschepen zo’n kilometer uit de kust, in het gelid op de rede. Links wordt een pier, die een paar honderd meter de zee insteekt, gerenoveerd. Verder links ligt een bergrug te glanzen in de zon. Overal op het strand voor me, staan kleurige ligstoelen. Het is niet druk, maar het is gezellig en er zijn nog tientallen badgasten in het water.Kortom, het is de soort omgeving die je gemakkelijk optimistisch stemt. Maar als je van hier naar Tirana rijdt en de stad een aantal malen doorkruist, zie je dat er ongelooflijk veel ten goede gekeerd is—ook al blijft er nog erg veel te doen!

Maar het is vooral ook goed om te zien hoe de kerk voortgang heeft geboekt. Toen ik in de jaren negentig herhaaldelijk in Albanië kwam, waren er maar weinig dingen in de kerk die me echt hoopvol stemden. Na een eerste periode van redelijk succes, stagneerde de groei van de kerk al snel. Het was heel moeilijk een bevredigende organisatie op te bouwen. Er waren ook legio juridische problemen. Je ontmoette overal corruptie en tegenwerking, en zelfs de advocaten die we raadpleegden waren voor geen cent te vertrouwen.

Nog steeds zijn er massa’s stevige uitdagingen, maar de bijeenkomst van eergisteren, maakte duidelijk dat veel van de kinderziekten nu achter ons liggen. Ruim driehonderd mensen waren naar het evangelisch centrum gekomen dat voor de viering van het twintigjarig jubileum was gehuurd. Uit alles bleek: dit is een kerkgemeenschap die, ook al is zij nog klein, vaste grond onder de voet heeft en die gelooft in de toekomst. Er werd met woord en beeld teruggeblikt naar de jaren 1930-1940 toen er al enkele adventisten in het land waren.En natuurlijk werd de naam van de pionier, Daniel Lewis, genoemd die in de gevangenis stierf kort na de communistische overname van het land. En men liet beelden zien van zr. Meropi, de oude vrouw die 43 jaar lang in volledig isolement trouw bleef aan haar geloof, en in 1992, bij het eerste contact met een adventistische predikant, eenblikken trommel overhandigde met haar tienden van die lange periode. Er werd vervolgens vooral een beeld gegeven van de activiteiten van de laatste twintig jaar.Het ontroerde me; ik herinnerde me hoe het destijds vaak vechten was tegen de bierkaai. Maar het volhouden is beloond.

Op zaterdagmiddag was er een doopdienst in de tuin van het gebouw. Twintig jaar geleden werd een jongen van zestien als een van de eerste adventisten in Albanië gedoopt. Hij nu predikant in Tirana. Nu, na twintig jaar, volgden zijn ouders in de voetsporen van hun zoon en traden ze toe tot de Adventkerk. Tot de andere dopelingen behoorde ook een man van begin dertig—een van de jongste leden van het Albanese parlement.

Voor vandaag stond een bezoek aan de minister-president van Albanië op het programma. Helaas moest hij ‘om gezondheidsredenen’ alle afspraken voor vandaag op het laatste moment afzeggen. Maar het bezoek aan de minister voor cultuur, die ook godsdienstzaken in zijn portefeuille heeft, kon doorgaan als gepland. Het verbaasde me dat er nauwelijks sprake was van beveiliging.

Als delegatie van vijf personen werden we gastvrij ontvangen voor een informatief gesprek. Wij konden het een en ander vertellen over de vorderingen van de Adventkerk in Albanië, maar ook over het wereldwijde karakter van het adventisme. De minister liet er geen twijfel over bestaan dat hij graag zou zien dat de Adventkerk in de toekomst eens een congres over godsdienstvrijheid in zijn land zou organiseren.Ook het werk van ADRA-Albanië had duidelijk zijn belangstelling.

Het officiële programma voor deze dagen is ten einde. Vanavond zijn dr. Wiklander (de voorzitter van de Trans-Europese regio van de Adventkerk), en ik uitgenodigd voor een opera-uitvoering. Opera is niet echt mijn ding. En een bezoek aan een opera-uitvoering in het Albanees stond nooit hoog op mijn verlanglijstje.Maar het warme gebaar dat er uit spreekt stel ik buitengewoon op prijs.

PS(Dinsdagmorgen). Tegen mijn verwachting in genoot ik van de opera over Skanderberg, een nationale held die in vijftiende eeuw tegen de Turken vocht. En de minister-president was kennelijk weer kiplekker, want hij was ook van de partij bij deze première.

Terug in Albanië

In 1995 bezocht ik voor de eerste keer Albanië. In de jaren die volgden—en waarin ik behoorde tot de staf van de TED (het regionale kantoor dat de werkzaamheden van de Adventkerk in zo’n 35 verschillende landen coördineerde) werkte, maakte ik heel wat reizen naar Europa ‘s minst bekende land. Vaak ging ik er heen vanwege organisatorische kwesties of juridische problemen, maar ook om dingen die verband hielden met de relatie tussen kerk en overheid. Ik herinner me de eerste keer dat ik op de ‘internationale luchthaven’ van Tirana aankwam.De aankomsthal was een ruimte van hooguit 15 bij 10 meter. Na minstens een half uur werd de bagage van de passagiers de sombere ruimte binnengereden. Er was geen bagageband, maar alles werd in een hoek opgestapeld (gegooid zou misschien een toepasselijker woord zijn) en je moest dan maar trachten je koffer te ontdekken en je bagage uit de berg van graaiende mensen veilig te stellen. Vervolgens moest je een gevecht aangaan met de taxichauffeurs die je naar hun (waarschijnlijk in Duitsland gestolen) Mercedes probeerden te loodsende, om je via een smal weggetje vol diepe gaten naar de ca. 15 kilometer verder geleden hoofdstad Tirana te vervoeren.

Meestal logeerde ik in die dagen in een klein hotelletje in Tirana met minimale faciliteiten, waar de douche hooguit eens per week werd schoongemaakt en een ontbijt werd geserveerd waar gevangenen in de Bijlmerbajes hun neus voor zouden ophalen. Maar de weinig scrupuleuze eigenaar durfde wel ruim 100 dollar per nacht te vragen. Ja dollars, want in de eigen munt, de Lek, was hij niet geïnteresseerd. De situatie in Albanië was in die tijd, zo kort na de bevrijding uit het totalitaire systeem van Hoxha en consorten, nog uiterst onoverzichtelijk en ‘law and order’ stond op een heel laag pitje.

Ook in de kerk was destijds, om het voorzichtig te zeggen, bepaald geen sprake van een stabiele situatie. Er was jarenlang weinig continuïteit in het leiderschap en de kerk groeide maar uiterst traag.

Het is nu twee decennia geleden sinds de Adventkerk na lange afwezigheid weer met haar activiteiten in Albanië kon beginnen. Dit weekend wordt daarom het twintigjarig jubileum van de kerk in het land gevierd. Er zijn enkele gasten vanuit het buitenland gekomen. Het deed mij erg veel genoegen om ook uitgenodigd te worden. Het doet goed te merken dat mijn inspanningen van destijds om allerlei problemen te helpen oplossen niet geheel zijn vergeten!

Morgen zal ik het verhaal horen van hoe het de kerk in de afgelopen jaren is vergaan. Ik ben hier sinds 2001 niet geweest. Ik ben benieuwd of ik nog veel gezichten zal kunnen herkennen.Ik zal uitkijken naar Manoli, de man die mij destijds zo vaak in het aftandse volkswagenbusje van de ‘Albanian Mission’ naar de verschillende hoeken van het land heeft vervoerd. Hij moet nu ver in de zeventig zijn, maar ik hoorde dat hij er morgen ongetwijfeld zal zijn. En terecht, want hij heeft op zijn manier meer voor de kerk in zijn land gedaan dan ik.

Intussen is Albanië behoorlijk opgestoomd in de vaart der volken. De reizigers die het land anno 2012 door de lucht binnenkomen worden nu verrast door de relatief kleine, maar hypermoderne terminal. Het smalle weggetje naar het vliegveld heeft plaatsgemaakt voor een ruime tweebaansweg. Overal verrijzen nieuwe gebouwen. Via een heuse vierbaansweg reden we naar Durres, de plaats aan de Adriatische kust, op zo’n 30 kilometer van de hoofdstad. Samen met de andere gasten ben ik ondergebracht in een luxe hotel dat ook aan de Griekse of Turkse kust niet zou misstaan.

Kortom, deze hernieuwde kennismaking met het Albanië van nu is heel aangenaam.Ik zie uit naar de dag van morgen, als we met de Albanese kerkleden terug zullen blikken op 20 jaar Adventgeschiedenis in dit deel van Europa dat zo lang totaal geïsoleerd was en waar lange tijd godsdienst volledig taboe was. Ik heb begrepen dat men voor de zondag een min of meer toeristisch programma voor ons heeft.Voor maandag staat eerst een bezoek aan de minister van Cultuur op het programma en vervolgens een ontvangst door de heer Berisha, de minister-president van Albanië. Maar daarover meer in mijn volgende blog.

Vrouwen en kinderen

[Zondagmorgen] Er is niets mis met de koffie in het café op het Kerkplein of op het terras van het restaurant dat tegenwoordig ‘de Haven van Zeewolde’ heet, maar het is toch anders om even bij Starbucks in Amsterdam binnen te lopen en een broodje te eten in café ‘Het Paleis’, op steenworp afstand van de Dam. Ik had er vrijdag plotseling even zin in om zomaar een paar uurtjes door onze hoofdstad te slenteren en uiteraard en passant een paar boekwinkels te bezoeken. Na uitgebreid rondneuzen in de boekenafdeling in de Bijenkorf, Athenaeum en Scheltema weet ik weer een klein beetje wat de meest recente boeken zijn.

Gisteren preekte ik dicht bij huis, namelijk in de Adventgemeente in Harderwijk. Mijn vrouw en ik zijn lid van deze gemeente, waar we in nauwelijks een kwartier naar toerijden.De gemeente maakt sinds jaar en dag gebruik van het kleine, maar gezellige kerkje van de Nederlandse Protestantenbond. Ik zou het niet erg vinden als de dienst wat later zou beginnen dan 9.30 uur. Maar iedereen die iets afweet van kerkdiensten weet dat het heel moeilijk is om het tijdstip waarop een gemeente een kerkdienst begint te veranderen.

[Het verhaal gaat dat er in Zweden een kleine adventistengemeente is waar de kerkdienst om 10.10 uur begint. De gemeenteleden zijn dat nu eenmaal gewend en alle pogingen om daar 10.00 uur van te maken hebben schipbreuk geleden. Ooit kwamen de meeste leden per openbaar vervoer. De bus stopte voor het kerkgebouw om 10.05. Vijf minuten later begon dan de dienst. Al vele jarenkomen de (weinige) leden nu met eigen vervoer. De buslijn is al lang opgeheven. Maar 10.10 is kennelijk een heilig tijdstip!]

De eerste acht verzen Jesaja 58 waren gisteren het uitgangspunt van mijn preek. Ook Jakobus 1:27 werd aan het begin van de eredienst gelezen. Af en toe staat mijn vrouw op het rooster van degenen die de predikant in Harderwijk inleiden en gisteren was dat toevallig ook zo. Dus kwamen mijn vrouw en ik gezamenlijk uit de consistoriekamer de kerkzaal binnen om de gemeente ‘voor te gaan’.Het thema van de preek was niet opzienbarend: Echt geloof uit zich niet alleen in allerlei vrome woorden, riten en gebruiken, maar in de eerste plaats in medemenselijkheid.In plaats van dat toe te spitsen op zorg voor weduwen en wezen, zoals de Bijbeltekst dat doet, breidde ik dat uit tot vrouwen en kinderen—twee groepen die vaak veel nare dingen moeten ondergaan.

Helaas zie je maar al te vaak voorbeelden van vrome lieden die zich in hun dagelijks leven ernstig schuldig maken aan wandaden jegens kinderen of vrouwen. Ook kerkelijke organisaties moeten zich wapenen tegen pedofielen in eigen kring en onder vrome kerkleden komen maar al te veel ‘broeders’ voor die hun vrouw al dan niet fysiek mishandelen. Seksueel misbruik van vrouwen en kinderen is niet alleen een treurig verschijnsel dat zich voordeed en voordoet in de Rooms-Katholieke Kerk. Geen enkel kerkgenootschap kan beweren dat zoiets bij hen nooit voorkomt.

Ongeveer een jaar geleden werd in de onafhankelijke adventistische media gemeld dat een populaire Adventpredikant—die de wereld rondreisde met zijn uiterst-conservatieve boodschap en die een flink aantal boeken heeft geschreven om de kerkleden te waarschuwen niet van het bijbelse smalle pad af te wijken (en dus natuurlijk ook geen vrouwen op de kansel toe te laten!—zijn geloofsbrieven had ingeleverd omdat de satan hem tijdens een verblijf in Kenya in ‘een morele val’ had gelokt. Er werd over het algemeen met mildheid op dit bericht gereageerd, zo in de trant van: ‘Het is correct dat de man deze consequentie heeft getrokken uit zijn gedrag, maar wie zonder zonde is werpe de eerste steen.’ Over het slachtoffer werd opvallend (en bedroevend) weinig gesproken. Over de aard van zijn ‘val’ werd wel gespeculeerd, maar bijzonderheden bleven uit.De ‘gevallene’ had mij in zijn boeken diverse keren van ergerlijke, theologie vrijzinnigheid beschuldigd en dat was mogelijk de reden dat de berichtgeving mij niet was ontgaan.

Nu komen in diezelfde media de details naar boven. De satan zal er wel wat mee te maken hebben, maar de ‘val’ van de betrokkene (leeftijd begin vijftig) blijkt nu in de categorie van ‘verkrachting van een vrouw van 20 jaar’ te moeten worden ondergebracht.Het ging om een slachtoffer dat door de vrome dominee met al even vrome smoesjes naar zijn hotelkamer was gelokt, waar hij tegen haar wil tweemaal seks met haar had. Ze kreeg na afloop van deze behandeling door haar spirituele coach 100 dollar mee en een paar vrome boeken en dvd’s!

De man in kwestie probeert nu weer zijn status als populaire predikant en als auteur te heroveren. Maar het eerste woord van berouw (en excuus naar het slachtoffer) moet nog over zijn lippen komen. Als Jesaja en Jakobus in onze tijd leefden zouden ze zeggen: Zo iemand hoort niet op de kansel, maar in de cel! Vooral nu, sinds dit weekend, bekend is dat er minstens een ander slachtoffer is.

Gelukkig zal ik ook in de komende week wel weer heel wat mensen tegenkomen die wel laten zien dat hun geloof uitmondt in medemenselijkheid!En ten slotte: Als mijn ‘collega’ naar wie ik hierboven verwees, in een volgend boek weer een eens een veroordelende voetnoot aan mij wijdt, zal ik daar nog minder dan tevoren wakker van liggen.

Voldoening

Brussel, zondagmorgen.Ik kan niet zeggen dat ik de dag goed uitgerust begin, ook al heb ik prima geslapen. De afgelopen vier dagen waren intens, vooral gisteren. Groepen van ca. 10 personen van elke adventistengemeente in België en Luxemburg waren naar een zaal in het College St. Michel in Brussel gekomen (een traditionele burcht van de Jezuïeten) om daar een dag mee te maken die gewijd was aan het thema van een groeiende kerk. Het was een dag van informatie, maar vooral ook van inspiratie en ook van gebed.

Ik begon de dag met een gevoel van aanzienlijke onzekerheid. Zou het evenement goed bezocht worden? Zou het idee om per groep te vertalen naar het Frans en/of Nederlands, maar ook het Spaans/Portugees/Russisch en Roemeens, effectief blijken of zou het uitmonden in een Babylonische spraakverwarring?Maar bovenal: zou de sfeer positief zijn, open voor nieuwe ideeën, of eerder afwachtend of zelfs sceptisch?

Het werd een goede dag. Ik ging na afloop naar het hotel waar ik een week lang met mijn vrouw en met onze buitenlandse gastspreker, Peter Roennfeldt, en zijn vrouw, bivakkeer, met een voldaan en dankbaar gevoel. Ja, dit was een geslaagde dag, of misschien is het beter om te zeggen: het was een dag met betekenis.

Vandaag zijn er een paar administratieve vergaderingen, zoals die nu eenmaal in een organisatie nodig zijn. Zo schrijft de Belgische wet voor dat een organisatie zoals een kerk jaarlijks uiterlijk 1 juli een bijeenkomst moet houden met vertegenwoordigers van de leden, om de financiële resultaten van het voorafgaande jaar goed te keuren. Dat is dus het programma voor vanmorgen, gevolgd door een vergadering van het landelijk kerkbestuur in de middag. In beide gevallen heb ik de kans aangegrepen om Peter Roennfeldt aan het woord te laten voor een korte wijding, waarin hij het belang van ‘kerkgroei’ ook aan de mensen die vandaag samenkomen kan uiteenzetten.

Morgen is dat opnieuw het thema voor een ontmoeting met de predikanten en het zal het onderwerp zijn van nog een paar ontmoetingen met plaatselijke kerkbesturen, voordat ik woensdagmorgen Roennfeldt en zijn vrouw op de Thalys zet die hen naar Charles de Gaule airport zal brengen, vanwaar ze weer richting ‘down under’ zullen vertrekken.

Het is het soort programma dat je niet langer dan een weekje fysiek volhoudt. Maar het maakt niet alleen moe, maar ook dankbaar en voldaan. Iemand kwam gisteren naar mij toe en zei: ‘Ik wil u wat vragen, mag dat?’ Ik bereidde mij voor op een lastige vraag, want zo’n bewoording is meestal de inleiding tot iets waar je niet een, twee, drie een antwoord op hebt. De vraag was: ‘Wat is uw motivatie om bij ons te komen werken?’ Het klonk eigenlijk verbaasd. Het klonk als: ‘Waarom pak je als gepensioneerde zo’n gecompliceerde klus aan in onze kerk in België, als je ook rustig in Nederland kunt gaan vissen?’

Misschien is dat geen goede vergelijking, want met een hengel aan de waterkant zitten wachten tot de dobber enigszins gaat bewegen, is niet mijn idee van een aangenaam tijdverdrijf. Maar, inderdaad: ‘Waarom doe je dit?’ Eerlijk gezegd: Er zijn wel eens momenten waarop ik denk: ‘Ik moet wel gek zijn om dit te doen.’ Dat denk ik soms als ik in het verkeer vast zit op de rondweg bij Antwerpen, of iemand me op een ongelegen moment overvalt met een probleempje dat hij/zij best zelf had kunnen oplossen.

Motieven zijn meestal gemengd. Welke motieven allemaal een rol spelen is zelfs voor de betrokkene niet altijd even helder. Dat geldt ook voor mij. Misschien is het beste antwoord wel: ‘Ik doe het omdat het me is gevraagd. Ik heb in de loop der jaren heel vaak andere mensen gevraagd een taak op zich te nemen. Soms heb ik daarbij de nodige aandrang gebruikt. Vorig jaar werd mij dringend iets gevraagd. Nu was het mijn beurt om niet de vrager maar de gevraagde te zijn.’Maar hoe dan ook: een ervaring als die van gisteren maakt het honderd procent de moeite waard. Natuurlijk is het fijn een stuk zichtbare waardering te ervaren. Maar daaronder zit iets veel kostbaarders: Een gevoel van met iets wezenlijks bezig te zijn waardoor je zelf een rijker mens wordt. In feite, moet men mij niet dankbaar zijn, maar is het aan mij om dankbaar te zijn dat mij deze kans geboden wordt.