Monthly Archives: Augustus 2015

Nostalgie

 

Tijdens een aanzienlijk deel van mijn kinderjaren en als een tiener, woonde ik  in een watermolen. Deze molen met zijn rieten dak, die rond 1630 werd gebouwd, zorgde er samen met tientallen andere watermolens voor dat het Schermeer van ongeveer 3.500 hectares werd droog gepompt en voortaan de vruchtbare Schermerpolder zou zijn. Je kon in zo’n molen wonen, op de begane grond waar een viertal kleine kamers waren–in totaal misschien zo’n 60 of 70 vierkante meter. Ons gezin bestond aanvankelijk uit drie volwassenen en vier kinderen. Wij waren vanuit het dorp waar we eerst woonden naar een molen verhuisd, omdat de huur erg laag was. Mijn vader leed aan een ernstige ziekte waardoor hij niet meer kon werken en we moesten leven van een minimale sociale uitkering. Dus goedkoop wonen was een vereiste.

Ik rijd tamelijk vaak langs ‘mijn’ molen en vrijwel altijd—of ik nu alleen ben of samen ben met familie of buitenlandse gasten–neem ik een paar foto’s. Die zien er altijd precies hetzelfde uit. Wanneer ik mijn twee zussen in Canada bezoek, zie ik een foto van ‘onze’ molen uitvergroot bij hen aan de wand. Jaren geleden was ik in een winkel in het stadje Holland (in de Amerikaanse staat Michigan), waar ik niet alleen kalenders zag met Nederlandse molens—met ‘onze’ molen op de voorkant. Maar ik ontdekte ook een legpuzzel van 1000 stukjes, van ‘mijn’ molen. Ik heb hem lange tijd bewaard, in het oorspronkelijke cellofaan en pas een paar jaar geleden kon ik ertoe komen hem aan iemand cadeau te geven.

Het is daarom misschien niet zo vreemd dat ik nog steeds grote belangstelling heb voor all mogelijke soorten windmolens. Maar ik moet mezelf er ook toe dwingen om niet alleen maar te zwelgen in nostalgische gevoelens en ook te denken aan de niet zo florissante realiteit. Vaak vergeet ik, als ik naar een foto van de molen kijk, hoe koud het was in de winter. En dan heb ik ook de neiging te vergeten dat we jarenlang ons drinkwater moest halen bij een boerderij die enkele honderden meters van ons verwijderd was; dat we geen elektriciteit hadden maar ’s avonds tevreden moesten zijn met het povere schijnsel van enkele olielampen, en dat we een buiten-wc hadden, boven de sloot. Als je ansichtkaarten ziet van de Hollandse windmolens lijkt het allemaal erg romantisch, maar ik kan iedereen verzekeren dat het niet erg comfortabel was om in te wonen!

Als er mensen in mijn kerk zijn die me vertellen dat we terug moeten keren naar het adventisme van het verleden, kan ik niets anders dan concluderen dat ze het slachtoffer zijn van een ongerechtvaardigde vorm van nostalgie. Het schijnt een nogal wijd verbreide menselijk gewoonte te zijn om heel selectief naar het verleden te kijken en er die dingen uit weg te zeven die niet zo positief waren. We hebben vaak een uitzonderlijk vermogen om dat soort dingen uit ons geheugen weg te drukken. Mensen die zeggen dat ze terug willen gaan naar de kerk van het verleden hebben gewoonlijk een heel sterk bewerkte versie van het verleden voor ogen, waaruit veel onplezierige aspecten zijn uitgevlakt.

Het verleden heeft heel veel dingen om aan te blijven denken. Er schuilt niets verkeerds in mijn regelmatige bezoeken aan ‘mijn’ molen en om steeds weer een paar foto’s te nemen. In zekere zin heeft die molen te maken met wie ik nu ben. Maar ik doe er goed aan ook af en toe stil te staan bij de grote nadelen van het wonen in een dergelijk bouwsel en om dankbaar te zijn dat ik nu over zoveel meer comfort mag beschikken.

Als mensen mij vertellen dat ze graag de kerk willen veranderen in wat die ooit in het verleden was, bedoelen ze gewoonlijk dat ze terug willen naar een nostalgische, ‘ge-photoshopte’ versie die ze zelf hebben gemaakt. Er zijn inderdaad heel veel elementen in ons gemeenschappelijk adventistisch verleden waarop we zuinig moeten zijn. Als we die kwijtraken lopen we de kans een groot deel van onze identiteit te verliezen. Maar als we erover nadenken (en erover lezen) ontdekken we ook al snel dat er aspecten zijn die niet de moeite van het behouden waard zijn. In feite hebben we heel wat redenen om dankbaar te zijn dat we een aantal van die dingen achter ons hebben gelaten!

 

 

De basis: de plaatselijke kerk

 

De plaats en het gezag van de hogere kerkelijke organen (met name de overkoepelende rol van de Generale Conferentie) staan de laatste tijd binnen de Adventkerk volop in discussie. Dat was ook de afgelopen weken—na het wereldcongres in San Antonio—nog steeds het geval. Vooral de mate waarin lagere bestuurslagen (conferenties en unies) zelfstandig over allerlei zaken kunnen beslissen is nu onderwerp van een felle strijd. Alles wijst erop dat de leiding van de kerk in Silver Spring alles op alles zet om het gezag van het wereldorgaan boven alles te laten prevaleren. Toegespitst op het vraagstuk van de rol van de vrouw, dat de gemoederen de laatste tijd zo intensief bezig heeft gehouden, betekent dit dat unies niet zelf mogen besluiten wie zij al dan niet inzegenen. Hun gezag is namelijk, zo wordt gesteld, slechts een afgeleid gezag.

In toenemende mate lijken we te zijn we terechtgekomen in een ordinair conflict over macht! En in veel opzichten gaat de bestuurlijke structuur van de kerk, en de wijze waarop de ‘hoogste’ instanties opereren, steeds meer lijken op die van een organisatie die we steeds hebben verfoeid: de kerk van Rome, waar de gezagslijn van boven naar beneden loopt, in plaats van dat men beseft dat alle gezag dat men ‘boven’ bezit, is afgeleid van wat er aan de basis gebeurt.

Voor mij werd het belang van ‘de basis’ de afgelopen weken nog eens ferm onderstreept door mijn contacten met lokale gemeenten. Vanaf 25 juli heb ik een onafgebroken wekelijkse reeks van preekbeurten: Amsterdam, Enschede, Amersfoort. Hilversum, en de komende weken: Huis ter Heide, Harderwijk, Meppel, Utrecht. Allemaal heel verschillende gemeenten. Maar in alle gevallen ervaar ik dat de gebeurtenissen in San Antionio voor de meesten al heel ver weg zijn, en wat  er verder in de hogere regionen van de kerk gebeurt komt nauwelijks aan de orde—ook niet tijdens het gezamenlijk koffiedrinken na afloop van de dienst, dat in vrijwel alle Nederlandse Adventkerken de gewoonte is geworden.

Er zijn hier en daar kerkleden die via de sociale media en berichtgeving door de Nederlandse kerk op de hoogte proberen te blijven van wat er in het verre buitenland in de kerk gebeurt. En informatie van elders in de wereld is nog steeds een vast onderdeel van het bijbelstudie-uur. Maar in deze ‘zendingsberichten’ gaat het om losse verhalen die nauwelijks iets zeggen over de grotere verbanden. Voor de meeste leden is de kerk, eerst en vooral, de lokale gemeente waarvan zij lid zijn en waar zij hun mede-gelovigen ontmoeten, en de plek waar zij zich geestelijk opladen voor de week die volgt. De rest is hoogstens secondair. En zo moet het ook zijn!

In oorsprong bestond de christelijke kerk uitsluitend uit lokale groepen. Vaak waren ze zo klein dat de leden in een huis van een gemeentelid bijeen konden komen. In de plaatselijke gemeenten ontwikkelde zich een bepaalde structuur, met oudsten en diakenen. Daarnaast waren er mensen met uiteenlopende geestelijke gaven. De apostelen hadden een speciale rol en zorgden grotendeels voor contacten tussen de verspreide gemeenten onderling en met de moedergemeente in Jeruzalem. Alle bestuurlijke modellen die in de loop der eeuwen op de kerk werden losgelaten zijn later bedacht door mensen. Sommige hebben redelijk goed gefunctioneerd, andere veel minder goed.

Ook de Adventkerk heeft een bepaald bestuursmodel ontwikkeld. Een sterke afkeer van enige vorm van overkoepelende organisatie veranderde in de loop van anderhalve eeuw in een hiërarchisch netwerk van kerkelijke structuren. Veel aspecten hebben prima gewerkt. Sommige aspecten zijn nog steeds OK. Maar laten we nooit vergeten: het is allemaal deels van anderen geleend en deels door ons zelf bedacht. Daar is niets mis mee, maar dat moet ons er wel toe brengen om e.e.a. wat te kunnen relativeren. De organisatievorm van de Adventkerk is in de loop van de tijd sterk gewijzigd. Het werd allemaal steeds logger: er kwamen dingen bij, maar er gingen zelden dingen af. Regelmatig worden de grenzen van divisies veranderend en kwamen er conferenties en unies bij. Intussen wordt de zgn. ‘working policy’ (de regels die de kerk hanteert om alles in [hopelijk] goede banen te leiden) al maar dikker.  Dat is begrijpelijk, want veel dingen worden steeds ingewikkelder en de kerk groeit, zodat zich steeds weer nieuwe situaties voordoen. Maar ook hier geldt:  ondanks het feit dat er veel is gebeden en men goddelijke leiding zocht, is en blijft het in laatste instantie allemaal mensenwerk.

Daarom zijn vaak stellingen, zoals: ‘Zo functioneert de kerk nu eenmaal’  en ‘Dat zijn nu eenmaal de regels’ en ‘Zo staat het in het Kerkelijk Handboek’, misplaatste dooddoeners. Dingen kunnen veranderd worden. En het is riskant om de vele stemmen die om verandering roepen te negeren. Dat leidt er alleen maar toe dat er ‘onderop’ steeds minder aandacht is voor wat er ‘boven’ gebeurt.

Hoe dan ook, het is meer dan ooit tijd dat we gezamenlijk beseffen (inclusief de leiding aan ‘de top’) dat alle gezag berust bij de leden in de plaatselijke gemeenten. Die organiseren hun eigen gemeente en gunnen een bepaalde mate van gezag aan de hogere organen. Dat is wat de Adventkerk met de mond belijdt, maar helaas steeds meer dreigt te vergeten.

Ik zal morgen, als ik in een van de Nederlandse gemeenten preek (over Hagar en haar belijdenis: U bent de God die ziet!), ook weer herinnerd worden aan het belangrijke feit dat de plaatselijke kerken het belangrijkste zijn. Dáár is het, om een Engelse uitdrukking te gebruiken, waar the rubber hits the road.

 

Wat is echt ‘fundamenteel’?

 

In mijn blog van vorige week beweerde ik dat heel veel dingen die wij ‘fundamenteel’ noemen dat in wezen niet echt zijn. Dat spitste ik toen toe op de 28 zgn. Fundamentele Geloofspunten van de Adventkerk. Ik stelde de vraag: hoe kunnen in vredesnaam zoveel punten allemaal ‘fundamenteel’ zijn? Bovendien zijn het niet zomaar een 28-tal korte zinnetjes, maar elk geloofspunt wordt ontwikkeld door het noemen van details, die kennelijk ook allemaal het etiket ‘fundamenteel’ dragen. Dat men het vaak zo ziet bleek wel uit de lange discussies over de ‘Fundamental Beliefs’ tijdens het recent gehouden wereldcongres. waar ongeveer een dag werd besteed aan de precieze verwoording van een aantal geloofspunten en waar de 2500-plus afgevaardigden uit de gehele wereld zelfs moesten stemmen over de volgorde waarin de ondersteunende bijbelteksten voortaan worden genoemd!

Ik beloofde een lijstje te maken van de geloofspunten voor mij persoonlijk fundamenteel zijn. Let wel: daarmee zeg ik niet dat al het andere niet waar is of volstrekt onbelangrijk zijn. Maar als ik mijn geloof, zoals dat voor mij functioneert, moet omschrijven, dan ziet dat er ongeveer als volgt uit:

Ik geloof

-       in God—drie in één: Vader, Zoon en heilige Geest.

-       dat God de schepper is van alles; dat ik zelf dus ook een schepsel ben: een voorrecht, maar ook een grote verantwoordelijkheid.

-       dat Jezus Christus naar onze wereld kwam en door zijn dood en opstanding het zondeprobleem radicaal heeft opgelost, voor de wereld en ook voor mij.

-       dat de heilige Geest mijn geweten stuurt en mij naar zijn inzicht met bepaalde gaven toerust.

-       dat de Bijbel een geïnspireerd boek is dat het verhaal van Gods omgang met de mens vertelt en mij de basisprincipes geeft voor een leven naar Gods bedoeling.

-       dat ik als mens aan de dood onderworpen ben, maar dat, wanneer ik sterf, mijn identiteit bij God bewaard blijft en hij mij eens een nieuwe start laat maken in een eeuwig bestaan.

-       dat de wereld onderhevig is aan een duivels kwaad dat boven ons mensen uitgaat en dat daarom ook een ingrijpen van hogerhand nodig is om de problemen van de wereld voor altijd op te lossen; om dat te realiseren zal Christus opnieuw naar de aarde komen en zorgen voor ‘een nieuwe hemel en een nieuwe aarde’.

-       dat ik als volgeling van Christus alleen echt leef als ik mij bewust richt naar de principes die hij heeft voorgeleefd.

-       dat ik elke week op de zevende dag de sabbat mag beleven als uniek rustpunt en rust kan vinden vanuit de rust die God geeft.

-       dat ik verantwoordelijk ben voor hoe ik omga met deze aarde; en met mijn tijd, mijn materiële middelen, mijn talenten en mijn lichaam.

-       dat ik samen met alle oprechte christenen lid mag zijn van Gods kerk.

-       dat de geloofsgemeenschap waartoe ik behoor een belangrijk aandeel heeft in de wereldwijde evangelieverkondiging en daarbij de verantwoordelijkheid heeft voor het benadrukken van een aantal belangrijke accenten.

-       dat ik door de doop bij Gods kerk mag horen en regelmatig Christus’ lijden en sterven tijdens het avondmaal mag gedenken; en geestelijke groei mag doormaken samen met anderen met wie ik mij verbonden voel.

Natuurlijk is zo’n lijstje nooit definitief. En het geldt alleen voor mij. Anderen die een poging wagen een opsomming te maken van wat ‘fundamenteel’ is in hun geloof zullen het anders verwoorden, andere punten toevoegen en bepaalde dingen wellicht weglaten.

Wat is de moraal?  Het is goed om zo af en toe stil te staan bij wat echt fundamenteel is. Het helpt om hoofdzaken van bijzaken te onderscheiden en bijzaken niet als hoofdzaken te behandelen. Helaas gebeurt dat laatste maar al te vaak -individueel en collectief als geloofsgemeenschap.

 

Is alles even belangrijk?

 

Niet alles in het leven is even belangrijk. Vaak zeggen we: ‘Als je maar gezond bent, want dat is toch wel het allerbelangrijkste.’  En gelukkig vinden de meesten van ons familie en vrienden belangrijker dan allerlei materiële dingen. Het leven wordt wel erg lastig als je geen onderscheid weet te maken tussen wat echt belangrijk is en wat een lagere plek op de rangorde van prioriteiten heeft.

En zo is het ook in de sfeer van kerk en geestelijk leven. De ‘hogere’ kerkelijke organisaties (in de Adventkerk: Generale Conferentie, divisies, unies, conferenties) hebben zeker een rol, maar de plaatselijke gemeente is de plek where the rubber hits the road. Een goed inzicht in theologische vraagstukken is belangrijk, maar een hechte band met God en een geloof dat je in het dagelijks leven overeind houdt is een stuk belangrijker.

Is alles in de Bijbel even belangrijk?  Hier waag ik me misschien op glad ijs, want wie ben ik om onderscheid te maken tussen wat in de Bijbel essentieel en minder essentieel is. In vroeger tijden hebben groepen mensen besloten wat er in de Bijbel zou komen en wat niet. Bij katholieken (maar ook Lutheranen) is die beslissing wat anders uitgevallen dan voor Protestanten.

Protestanten zijn te tevreden met de bijbelse canon, zonder de zgn. apocriefe boeken. Maar ook degenen die de Bijbel van ‘kaft tot kaft’ helemaal letterlijk willen nemen hebben stiekem toch meestal een canon in de canon. Niet alles heeft hetzelfde gewicht. Veel bijbellezers hebben (om maar een voorbeeld te noemen) toch wel het gevoel dat het evangelie van Johannes hen meer ‘doet’ dan het boek Prediker en dat de Psalmen meer voor hen betekenen dan het boek van de profeet Ezechiël. Dat geldt ook voor mij: ik heb gedeelten die ik lees en herlees en van andere stukken in de Bijbel moet ik bekennen dat ik er al jaren niet in heb gelezen.

Maar hoever mag je dat doortrekken? Mag je bijvoorbeeld ook zeggen dat sommige leerstellingen belangrijker zijn dan andere? Adventisten erkennen 28 ‘fundamentele geloofspunten’. Zijn die allemaal even fundamenteel? Hoe kunnen in vredesnaam zoveel punten allemaal ‘fundamenteel’ zijn?  Vaak ik hoor zeggen: Het is allemaal deel van de waarheid, dus kun je niet zeggen dat iets ervan minder belangrijk is dan de rest. Maar, als we eerlijk zijn, werkt dat zo niet. Voor de meeste kerkleden geldt dat bepaalde punten essentieel zijn voor hun adventist-zijn en dat andere punten een veel minder grote rol spelen. Dat is ook voor mij het geval. Ik denk dat het nuttig is voor ons allemaal om eens een lijstje maken van wat echt ‘fundamenteel’ is en van wat wellicht toch wat meer tot de periferie behoort. Volgende week hierover meer. Ik hoop dan mijn lijstje klaar te hebben van wat voor mij echt ‘fundamenteel’ is.

 

PS

Enkele jaren geleden hield ik een presentatie voor adventistische collega-theologen over de vraag of alle leerstellingen even belangrijk zijn. Later heb ik dit herschreven. Het werd gepubliceerd als hoofdstuk in een Festschrift voor Dr. Jon Dybdahl—een gewaardeerde vriend en collega, met wie ik een aantal jaren nauw samenwerkte aan Andrews University. Jon (nu gepensioneerd) was (en is) een begenadigd docent en was geruime tijd de president van de adventistische Walla Walla Universiteit in de staat Washington.

Voor nieuwsgierigen: de (Engelse) tekst van dit hoofdstuk getiteld ‘Is all Truth Truth? is te vinden op: http://reinderbruinsma.com/are-all-truths-truth-2/