Monthly Archives: Juni 2015

Magdalena per e-reader

 

Ik had niet durven voorspellen dat ik ooit een e-reader zou aanschaffen. Want er gaat immers niets boven de ervaring van een mooi boek van papier in handen te hebben. Toch is het zover gekomen en het lijkt erop dat het me wel zou kunnen gaan bevallen—vooral onderweg in trein of vliegtuig, maar ook thuis, zo even tussendoor, of op het balkon. Ik had, nu al meer dan een jaar geleden, een tegoedbon ter waarde van 100 euro, voor besteding bij Amazon.de gekregen, als dank voor een aantal presentaties tijdens een Biblestudien weekend in het Duitse Darmstadt. En bij amazon.de kon ik een e-reader van het type Kindle-paperwhite aanschaffen voor bijna 120 minus 100 euro, inclusief etui. Het kostte me dus maar een minimale investering om tot het gilde van de e-readers (degenen die via een e-reader lezen) toe te treden.

Ik heb prompt een paar e-boeken gedownload. Een daarvan is het nieuwste boek van Maarten ’t Hart, Magdalena, dat hij geschreven heeft over zijn moeder. Maar, zoals bij ’t Hart wel vaker het geval is, gaat het ook in belangrijke mate over hemzelf en geeft het weer een stukje verder inzicht in zijn merkwaardige persoonlijkheid. Van een echt liefdevolle verhouding tussen Maarten en zijn moeder kan je niet spreken. Maar Maarten lijkt überhaupt op het relationele vlak nogal wat povertjes te zijn uitgevallen, hoewel het met zijn veel eerder overleden vader wel wat beter klikte. Hoe het tussen  Maarten en zijn vrouw Hanneke precies is, wordt (voor, zover ik weet) niet echt duidelijk uit zijn boeken, maar zij zal het toch nauwelijks leuk hebben gevonden dat haar man zich enige tijd als cross-dresser, onder de naam Maartje, presenteerde. Uit een aantal van zijn boeken blijkt dat het met sommige van zijn buurtgenoten ook niet erg boterde, vooral als die besloten om lid van een Pinksterkerk of, nog erger:  zevende-dags adventist, te worden. Van de kerk van zijn jeugd en de mensen in die kerk, had Maarten al vanaf zijn jonge jaren een afkeer. En ik heb zelf ook ondervonden hoe deze begaafde, maar vooral ook fantasierijke verteller, denkt over mijn (in zijn ogen uiterst bizarre) religieuze denkbeelden. Men kan dat lezen in zijn in 2011 verschenen boek, Dienstreizen van een Thuisblijver, waarin ik bladzijden lang wordt bekritiseerd (blz.  202-208).  Hij noemt mij daar zelfs de ‘paus’ van het Nederlandse adventisme. Die ‘eer’ heb ik zelfs van mijn geloofsgenoten niet gekregen!

Terug naar Magdalena. Het hoofdstuk over zijn discussie met zijn moeder over de ark van Noach is niet alleen kostelijk om te lezen, maar geeft—ondanks alle overdrijving en aanvechtbare details—toch ook wel stof tot nadenken. Want als Maarten ’t Hart over godsdienst of geloof schrijft is hij niet alleen onverbeterlijk cynisch, maar toont hij ook een grote bijbelkennis en komt hij toch ook wel vaak met argumenten die je niet een-twee-drie weerlegt. (En dat gold zeker voor zijn moeder.) Zo, ook in zijn berekeningen ten aanzien van Noachs ark, waar volgens de Bijbel plaats was voor alle diersoorten—één paar van alle ‘onreine’ dieren en ‘zeven paar’ van alle ‘reine’ dieren. Volgens Maarten (zelf naast schrijver ook bioloog) bestaan er tenminste twee miljoen diersoorten en moeten er dus op zijn minst enkele miljoenen dieren in deze boot zijn binnengestapt.  Maar afgezien van hoe dat allemaal mogelijk kan zijn geweest: hoe kwamen die dieren daar allemaal? Hoe lang deden ze over die tocht? Sommige soorten slakken  komen alleen in Scandinavië voor.  Deze ‘soorten’ leggen per dag maximaal vijf meter af, dus het moet jaren hebben geduurd voor ze bij het schip waren. Dat levert weer en ander probleem op, namelijk dat ze waarschijnlijk onderweg dood zouden zijn gegaan. En hoe zat het dan met de foeragering van al die beesten tijdens de reis, en hoe voorkwam Noach dat de dieren elkaar opvraten? En dan is het nog het probleempje van alles mest. Etc. etc.

Een kostelijk geschreven hoofdstuk. Voor degenen die in een wereldwijde vloed geloven en rekening houden met het feit dat de wereld er vóór de zondvloed anders kan hebben uitgezien dan nu, zijn een aantal problemen die genoemd worden wel oplosbaar. Maar niettemin helpt Maarten ’t Hart de lezers (en ook mijzelf) om de bijbelverhalen toch wat anders te gaan lezen als zij wellicht vanaf de zondagschool of kindersabbatschool gewend waren. Het verhaal van de zondvloed—dat trouwens in de meeste culturen van de oudheid in de een of andere vorm is terug te vinden—is een geweldig verhaal van blijvende waarde. Maar het is geen rapportage van hoe het allemaal precies ging. Het zou mooi zijn als Maarten ’t Hart dat ook zou kunnen inzien en de echte boodschap van het verhaal op waarde zou kunnen schatten.

Binnen enkele dagen reizen mijn vrouw en ik voor onze jaarlijkse Zweedse vakantie weer naar het Noorden. Dit keer is het stapeltje boeken dat meegaat wat minder hoog, want de e-reader gaat mee. Maar ga ik ook van de papieren editie van het (ruim 700 bladzijden tellende) derde deel van de autobiografie van Hans Küng genieten!

 

Gezondheid

 

Net als de meeste mensen hoop ik op een gelukkig, lang en gezond leven. En als iemand die in God gelooft bid ik daar ook om. Hoe dat dan precies werkt, weet ik niet—want het is een ervaringsgegeven dat voor veel gelovigen het leven net zo onverwachts een nare wending kan nemen als voor alle anderen. Maar zeker op het punt van gezondheid besef ik natuurlijk wel dat ik mijn eigen bijdrage moet leveren. Daarom probeer ik ook zo vaak als mogelijk is ’s morgens een uurtje te wandelen. Ik rook niet en ik drink geen alcohol en gebruik maar heel weinig frisdrank. En ik beperk mijn bezoeken aan de Mac, en aan soortgelijke instanties. Goddank ben ik nog redelijk vitaal en beschik ik nog over een aardige dosis energie. Maar veel succes bij het kwijtraken van wat overtollige kilo’s heb ik recentelijk niet geboekt.

Ik neem trouw mijn pillen in die de arts mij heeft voorgeschreven om mijn bloeddruk en suikerspiegel op het juiste niveau te houden. Maar nu hoorde ik een paar dagen geleden op het journaal dat medicijnen heel anders kunnen gaan werken als je op leeftijd komt, en dat je misschien de risico’s van het afbouwen van je medicijngebruik maar moet accepteren, omdat door die medicijnen juist de kans op heel ernstige andere problemen toeneemt. Tja, wat moet je daarmee? (Trouwens: deze week was er ook een bericht, dat niet zo relevant was voor mij, dat vrouwen gemiddeld ongezonder zijn dan mannen; een van de redenen is dat de meeste medicijnen niet op vrouwen zijn getest en wellicht wat minder doeltreffend zijn dan bij mannen.)

Als leek op medisch gebied neem ik allerlei onderzoeken steeds meer met een korreltje zout (hoewel natuurlijk niet met teveel zout, gezien de negativee effecten van te veel zout op de bloeddruk!). Vaak zijn er tegenstrijdige uitkomsten. Moet je nou wel of niet behoorlijk wat melk drinken? Hoe gezond is ‘gezonde’ margarine? En hoeveel fruit is nu gezond? Is het echt zo (zoals we deze week hoorden) dat 20 gram noten eten per dag levensverlengend is? En is zwemmen echt goed voor eens mens? (Mijn internist vertelde me onlangs dat zwemmen de minst productieve manier van lichaamsbeweging is!) Hoe goed of slecht is een glas wijn per dag of regelmatig een stukje vlees (afgezien van ecologische aspecten)? En uiteraard duikt altijd weer de vraag op: hoeveel kopjes koffie en/of thee per dag kun je probleemloos drinken?

Bewust gezond leven heeft godsdienstige implicaties. Je bent als mens (en zeker als christen) verantwoordelijk voor wat je je met je lijf doet. Het heeft ook maatschappelijke implicaties: hoe kun je ertoe bijdragen dat de zorg in je land betaalbaar blijft? Maar misschien nog belangrijker is dat lang gezond blijven je leven fijner maakt en er in veel gevallen voor zorgt dat je minder gauw mantelzorg en andere inspanningen van anderen nodig hebt. Maar voeding moet ook een bron van plezier blijven. De Heer geeft ons niet voor niets onze smaakpapillen gegeven.  Ja, en verder, is een van de belangrijkste aspecten van gelukkig en gezond leven: zin geven aan je leven en plezierig samen-leven met anderen.

Tenslotte is er de geweldige uitspraak in het bijbelboek Klaagliederen (3:22, 23) waaraan we aan het begin van elke dag heel even zouden moeten denken: Genadig is de HEER: wij zijn nog in leven! Zijn ontferming kent geen grenzen. Elke morgen schenkt hij nieuwe weldaden. – Veelvuldig blijkt uw trouw.

Geschiedenis (van het Nederlandse adventisme)

 

Vorige week (om precies te zijn: op zaterdag 6 juni) sloot de Adventgemeente Leeuwarden de viering af van het honderdjarig bestaan van het adventisme in Friesland. Chapeau voor de manier waarop de Friese adventisten dit eeuwfeest hebben aangegrepen om hun aanwezigheid in stad en provincie te onderstrepen. De media gaven er terecht ook ruime aandacht aan.

Bij de reünie van vorige week van huidige en vroegere gemeenteleden van de Friese Adventkerk werd een belangrijk accent gelegd op de geschiedenis van de Adventkerk in Nederland, en met name op die van de ‘pioniers’ van het eerste uur die in het Noorden van het land een belangrijke rol speelden: de predikanten Wibbens, Klingbeil en Schilstra. Men had ds. Henk van Rijn uitgenodigd voor een tweetal presentaties. Wij (want ik had het genoegen om samen met mijn vrouw ook voor die dag te zijn uitgenodigd) konden genieten van de wijze waarop van Rijn zoiets aanpakt. Hij is bij een dergelijke gelegenheid een combinatie van een kostelijke entertainer en een gedegen historicus. Je blijft dan ook geboeid naar hem luisteren en krijgt een schat aan informatie van hem mee.

Natuurlijk was er in het kader van deze feestelijke dag geen gelegenheid  de gehele periode van ca. 120 jaar adventisme in Nederland tot in alle details te belichten. Wat in deze blog volgt is dan ook zeker geen kritiek op het programma van de zesde juni, noch op van Rijns aandeel daar in. Het is slechts de aanleiding voor een enkele opmerking over wat me vaak is opgevallen (en me ook enigszins stoort) als we over de ‘Advent-geschiedenis’ van Nederland horen. Daarbij gaat het gewoonlijk over de ‘pioniers’, over bovengenoemde leiders van het eerste uur en ook over Joseph Wintzen en diens schoonzoon F.J. Voorthuis. Maar daar stopt het dan meestal. Zelfs Voorthuis krijgt dikwijls onvoldoende aandacht, terwijl hij—ondanks een nogal autoritaire stijl van leiding geven, wat hij met veel van zijn voorgangers en tijdgenoten gemeen had—degene was die in veel opzichten de Adventkerk in Nederland qua status van een Amerikaanse sekte naar die van een ‘normale’ protestantse kerk leidde.  En zo langzamerhand mag ook de naam van K.C. van Oossanen wel wat vaker worden genoemd. Voor veel jongeren in de kerk en voor mensen die recent lid zijn geworden is hij een grote onbekende, terwijl hij de kerk bijna twee decennia met verve heeft geleid en ook internationaal in het Europees adventisme zijn sporen verdiende. Misschien is het wat te vroeg om ook al enigszins objectief over de leiders die na hem kwamen te oordelen, maar van Oossanen mag toch zo langzaamaan wel een stevige plaats krijgen in de annalen.

En toch is het bestuderen van de persoonlijke eigenschappen en de activiteiten van de leiders niet voldoende om een evenwichtig beeld te krijgen van hoe de kerk in Nederland is ontstaan en hoe zij geworden is tot wat ze nu is. Want die leiders werkten niet in een vacuüm. Ze steunden op medebestuurders en collega’s en andere employees, die helaas vaak nauwelijks genoemd worden. En er was een uitgebreid netwerk van mannen en vrouwen in gemeenten en bovengemeentelijke structuren die veel tijd en energie in hun kerk investeerden en mede vorm gaven aan de kerk. Ook zij moeten een ruime plaats krijgen in aan geschiedenis van het Nederlandse adventisme.

Ik hoop dat Henk van Rijn (want hij is ongetwijfeld daarvoor de meest aangewezen persoon) zich binnenkort eens aan de taak zet om zo’n soort geschiedenis van het adventisme in Nederland te schrijven. Immers, als we niet goed weten waar we vandaan komen, is het moeilijk te zien tot hoever we nu zijn gekomen, en kunnen we waarschijnlijk ook geen echte visie ontwikkelen van wat we in de toekomst willen bereiken!

 

Verbeeldingskracht

 

Een paar dagen geleden bezochten mijn vrouw en ik een unieke tentoonstelling van Noord-Koreaans schilderkunst. (Zie mijn FB pagina.) Bij zo’n bezoek hoort steevast ook een kijkje in de museumwinkel. Terwijl mijn vrouw een plaatwerk dat aan de tentoonstelling is gewijd aanschafte, bekeek ik allerlei romans en reisverhalen die over Noord-Korea gaan. Op de achterflap van een van deze boeken trof me een korte uitspraak: Noord-Korea is een land waar verbeelding verboden is.

Wie de tentoonstelling bezoekt of wie zich op een andere manier in het leven in Noord-Korea verdiept, krijgt inderdaad onvermijdelijk de indruk dat er in dat land een Orwelliaanse toestand heerst, waar de staat voor de mensen denkt en hun totale leefpatroon voorschrijft.  Ik las een tijdje terug het fascinerende boek over het leven in Noord-Korea: The Orphan Master’s Son , door Adam Johnson, en beschreef mijn leeservaring in een blog van 11 april 2012. Het lezen van dit boek wekte een sterke interesse om wat meer over dit land en zijn vreemde dictatoriale cultuur van haast religieuze persoonsverheerlijking te weten te komen. Alles wat ik tot dusverre over Noord Korea heb gezien en gelezen bevestigt het trieste beeld van een land waarin verbeelding verboden is.

Op de meeste andere plaatsen in de wereld is verbeelding gelukkig niet verboden. En dan hebben we het niet over domme, ongebreidelde fantasie die elke band met de werkelijkheid heeft verloren (‘wat zou ik doen als ik een miljoen Euros zou winnen?’) of over de neiging om onze eigen belangrijkheid op te blazen (‘wat verbeeld je je eigenlijk?’), maar over het vermogen om kansen te ontdekken en om allerlei zaken te doordenken en een nieuwe kleur te geven. Niet alleen de kunstenaar heeft verbeeldingskracht nodig om zijn/haar gevoelens op het doek of in muziek tot uiting te brengen. We moeten allemaal een dosis verbeeldingskracht bezitten om de diepere betekenis van dingen om ons heen te ontwaren en ons leven een extra dimensie te geven.

In een essay dat dr. Laurence Turner (sinds kort emeritus-professor van Newbold College, UK) enkele jaren geleden schreef en dat hij de titel meegaf A Costly Lack of Literary Imagination benadrukte hij dat we vooral ook verbeeldingskracht nodig hebben  als we de Bijbel lezen. Alleen als we over een ferme portie daarvan beschikken kunnen de verhalen van de Schrift echt voor ons gaan leven. Ook in het kerkelijk leven—op alle niveau’s—is verbeeldingskracht nodig. Dat is de enige manier om op vruchtbare wijze met de toekomst—met al zijn uitdagingen en kansen—om te gaan.  En, tenslotte: ik besef dat ik mijn eigen verbeeldingskracht nooit mag onderdrukken. Want zonder verbeeldingskracht wordt mijn bestaan dor en droog en mist het veel verrassende wendingen!

Albert Einstein zei ooit dat verbeeldingskracht nog belangrijker is dan kennis. Hij zou daar, naar mijn bescheiden mening wel eens gelijk in kunnen hebben gehad.