Monthly Archives: Augustus 2016

Een illustratie van polarisatie

Ik kan niet zeggen dat de afgelopen week erg saai was. Naast wat activiteiten in mijn hoedanigheid als diaken van mijn thuisgemeente, wat sociale bezigheden, en het in elkaar zetten van horren voor een aantal ramen, om het binnendringen van muggen te voorkomen, waren er een aantal schrijf- en vertaalprojecten waarin ik de nodige uurtjes heb geïnvesteerd. Tussen de bedrijven door heb ik zo af en toe een uurtje gelezen in een tamelijk lijvige roman die ik momenteel onderhanden heb: Huwelijksleven van de joodse schrijver David Vogel (geboren in 1891 en omgekomen in Auschwitz in 1944). Ik had nooit van het boek, noch van de schrijver ervan gehoord. Een paar weken geleden kregen mijn vrouw en ik een exemplaar cadeau van Kees Meiling die het boek (op een fantastische manier) vertaalde uit het modern-Hebreeuws. Een fijn boek dat op een indringende manier de sfeer weergeeft van het Wenen in de tijd tussen de twee wereldoorlogen en van de troosteloze manier waarop mensen soms met elkaar omgaan.

Maar tussen dat alles door werd ik intensief beziggehouden met de reacties die er ook de afgelopen week kwamen op mijn boek GAAN of BLIJVEN?  Vooral de twee uitgebreide recensies op de druk bezochte website van Spectrum (www.spectrummagazine.org) ontketenden  heel wat reacties—rechtstreeks aan mij via e-mail of Facebook, maar ook via de Spectrum website. Het contrast tussen de twee recensies kon niet groter zijn. Tom de Bruins stuk was op enkele kritische opmerkingen na uiterst positief en deed m.i. recht aan mijn boek. Het tweede stuk, van Clifford Goldstein, daarentegen, deed volgens mij geen recht aan het boek, en was, op een enkele positieve opmerking na, buitengewoon negatief.

Het kon haast niet anders. Wie beide schrijvers kent (en dat is wat mij betreft zeker het geval), weet dat zij elkaars uitersten zijn en ook een totaal verschillende geloofspelgrimage hebben doorgemaakt. Goldstein is de redacteur van de sabbatschoolstudiegids voor volwassenen. Hij is daarnaast in adventistische kringen wereldwijd een veel gelezen auteur. Maar, de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er ook veel mensen zijn die zijn boeken afschuwelijk vinden en niet overweg kunnen met zijn uitgesproken zwart-wit denkbeelden. Ik kruiste al eens eerder de degens met Goldstein, toen hij mij in de adventistische media ter verantwoording riep voor mijn (naar zijn smaak) veel te positieve evaluatie van het rooms-katholicisme—zoals ik dat had verwoord in mijn proefschrift en in een lang artikel in het tijdschrift Spectrum.  Toch heeft dat niet tot persoonlijke vijandschap tussen Goldstein en mij geleid en dat zal ook zijn nogal pittige kritiek op mijn boek niet doen.

Veel van de reacties waren ‘to the point’ en constructief. Maar wat mij in een flink aantal andere reacties  op Godsteins bijdrage vooral verbaasde was de nare toon ervan. Voor een deel werd het een vóór-of-tegen-Goldstein discussie. Bij veel Spectrum lezers geldt Goldstein als een uiterst conservatieve persoon met wie men (voorzichtig gezegd) weinig affiniteit heeft. Voor een ander deel was het een Bruinsma-bashing ritueel. In sommige reacties gaf men te kennen dat ik de kerk een dienst zou bewijzen door onmiddellijk mijn lidmaatschap op te zeggen. Een van de respondenten had het—zonder overigens argumenten te noemen—over de ‘theologische obsceniteiten’ die ik te berde had gebracht!

Doet het me wat? Ja natuurlijk wel. Ik lig er niet echt wakker van, maar toch . . . Anderzijds had ik het uiteraard verwacht. Er komen echter zoveel positieve reacties dat ik per saldo blij ben dat ik aan dit avontuur ben begonnen.

Tegelijkertijd leveren de diverse genadeloze kritieken, waarin geen spoortje van christelijke charitas te bekennen valt,  een onbedoelde illustratie van wat ik in mijn boek aan de orde stel: de meedogenloze houding van mensen die de waarheid in pacht denken te hebben, alleen in zwart-wit patronen (zonder enige nuance) kunnen denken, en geen greintje tolerantie voor andere standpunten kunnen opbrengen. Dat zij daarmee anderen de kerk uitjagen vinden zij niet erg of zelfs een goede zaak.

Ik laat me in elk geval niet wegjagen, want er zijn genoeg andere, fijne mensen die wel bereid zijn de dialoog aan te gaan en respect hebben voor anderen, ook als die een andere mening hebben. En ik hoop dat ik veel mensen (o.a. door mijn boek) kan inspireren om het ook niet op te geven!

 

(Mijn boek GAAN of BLIJVEN: een boek voor adventisten aan de zijlijn kan in Nederland het eenvoudigst worden besteld via book@bruinsmas.com.  Prijs:  € 14,90.)

Lezen

 

Boeken spelen in mijn leven een belangrijke rol. Ik heb binnen de kerk jarenlang als redacteur, vertaler en uitgever van boeken gewerkt. En ik heb zelf inmiddels meer dan twintig boeken geschreven—soms in het Engels en soms in het Nederlands en soms in beide talen (zoals mijn laatste boek). Ook mijn vrouw Aafje heeft wat met boeken. Niet alleen leest zij wat ik schrijf voordat ik een boekmanuscript inlever, en met haar uitstekende taalgevoel levert zij een belangrijke bijdrage in het verbeteren ervan. Zij heeft zelf in totaal meer dan honderd boeken vertaald vanuit het Engels en het Duits naar het Nederlands voor diverse uitgeverijen.

Maar in ons huis wordt ook veel gelezen. Dat is altijd zo geweest en is nog steeds het geval. Ik ben altijd wel bezig in twee of meer boeken tegelijk—vaak iets diepgaands afgewisseld met iets luchtigs. Op dit moment ben ik halverwege een biografie van J.N. Loughborough (1832-1924)—de laatste van de zgn. ‘pioniers’ van de Adventkerk.  Het boek is geschreven door Brian E. Strayer and werd in 2013 uitgegeven door de Review and Herald uitgeverij. Loughborough schreef talloos veel artikelen en ook een paar boeken. Dat deed hij naast zijn andere werk. Als je leest over wat hij allemaal deed, vraag je je af waar hij de tijd vandaan haalde om ook nog te schrijven.

Maar Loughborough was ook een verwoed lezer en bouwde een aanzienlijke bibliotheek op, vooral met boeken over godsdienst en theologie, kerkgeschiedenis en gewone geschiedenis, maar ook over andere onderwerpen. Wie zich in de vroege Adventgeschiedenis verdiept, ontdekt dat veel van onze vroege leiders echte boekenwurmen waren. Met name uit boeken die door mannen als James White, Uriah Smith and J.N. Andrews werden geschreven blijkt dat zij zich intens verdiepten in wat anderen schreven.

Trouwens, ook voor Ellen White gold dat zij graag en veel in boeken van andere schrijvers las. Bij het schrijven van een aantal van haar boeken (zoals De Grote Strijd en Jezus—de Wens der Eeuwen–maakte zij voortdurend gebruik van allerlei bronnen. Kort nadat zij in 1891 naar Australië verhuisde (waar zij negen jaar zou blijven) schreef zij naar Amerika met het verzoek haar een aantal boeken toe te sturen die zij niet zelf had kunnen meenemen. Daaronder was een bijbelcommentaar dat zij veelvuldig raadpleegde. Toen Ellen White in 1915 stierf liet zij een privébibliotheek achter van ruim 1200 boeken. Het overgrote deel daarvan was van niet-adventistische auteurs.

Als sommige van onze kerkelijke leiders zich erop beroemen dat zij alleen in de Bijbel en in de boeken van Ellen White lezen dan is dat (zacht gezegd) nogal zorgelijk en dan treden zij daarmee bepaald niet in de voetstappen van de leiders van het eerste uur.  Uiteraard is het lezen van de Bijbel belangrijk en elke adventist doet er ook goed aan tenminste een aantal van Ellen White’s boeken te lezen–die zijn deel van onze adventistische erfenis. Maar wie niet wijder leest doet zichzelf te kort en ontwikkelt geen brede, evenwichtige kijk op de dingen.

Voor mij blijft het lezen van de Bijbel ontzettend belangrijk. Vanmorgen las ik de eerste brief van Paulus aan de Thessalonicenzen. Daarin vond ik veel wat mij persoonlijk aansprak en een paar preekthema’s doken haast als vanzelf op. Maar ik heb het ook nodig mij te laten voeden en inspireren door de kennis, wijsheid en ervaring van anderen. (En soms lees ik ook gewoon om mij een uurtje te kunnen ontspannen!)

 

An extra blog

 

In a few days I will post my regular weekly blog. However, in this short piece I want to mention something that is very important to me. It concerns assistance to Joshua, a Kenyan student who aspires to become a dental surgeon.

Joshua is the son of Rebecca. She currently serves as an Adventist pastor in Kenya. Rebecca Kwamboka Moses has studied theology at the Adventist University in Uganda. Last month she earned her masters degree in pastoral counseling at the Methodist University in Nairobi, Kenya. Her studies were largely paid for by a Dutch donor. Fantastic!

With her husband, who is also a pastor, Rebecca has a family with teenage and adolescent children. This means that it has been no mean feat for her to get the kind of education that she now has. I hope that she will one day be among the first female pastors to be ordained by the Advenist Church in Kenya. Who knows?

Joshua is currently enrolled in the six-year program for dental surgery at the Adventist medical school in the Philippines.  His parents receive a small subsidy from the denomination in Kenya, but the biggest part they must pay themselves. Rebecca and her husband are simply not able to do so. It, therefore, looks like Josua must end his studies and return home after just two years. Unless . . . there is help.

For the coming four years an amount will be needed of just under 2000 US dollars per semesters. Since there are twee semesters in an academic year, this means that  in total an amount will be needed of eight times 2.000 dollars, which is 16.000 dollars. This is a sizable sum of money. But I hope that there will be someone among the readers of this blog who will say: ‘I will assist Joshua over this four year period. Or that there are some who together are willing yo make sure that Joshua can continue his studies.

I realize that we cannot help the entire world. But there are moments when someone crosses our path whom we might be able to assist. Please write to me if you want more information (reinder@bruinsmas.com).

 

Total Membership Involvement – wat betekent dat precies?

 

In de loop der jaren hebben de leiders van de Adventkerk allerlei leuzen bedacht om de kerkleden aan te zetten tot meer activiteiten die gericht zijn op het winnen van nieuwe leden. Ik kan me sommige van die slagzinnen nog goed herinneren, ook al was er meestal geen goed Nederlands equivalent: Win one soul—Double our Membership–Harvest 90–1000 Days of Reaping. In welke volgorde ze kwamen weet ik niet meer. Sinds kort wordt een nieuw mantra gepromoot: Total Membership Involvement (met het onvermijdelijke acroniem TMI).

Ook dit keer is het motto geïnspireerd door het verlangen naar een explosieve numerieke groei. Het recente fenomenale resultaat in Rwanda, van 100.000 nieuwe bekeerlingen na een maand van nationale evangelisatie, is, naar verluid, het spectaculaire resultaat van de inzet van alle leden in dit Afrikaanse land en is daarme een voorbeeld voor ons allemaal.

Bij mij rijzen echter wel een aantal belangrijke vragen bij dit idee van Total Membership Involvement.  Wat zijn de onderliggende doelstellingen van deze oproep? De nadruk ligt overduidelijk op getalsmatige groei. Zonder te ontkennen dat aandacht voor meetbare resultaten ten aanzien van de aantallen mensen die hun weg naar de kerk vinden legitiem is, lijkt het mij toch dat er, met het oog op het welzijn van de kerk op langere termijn, een groot gevaar schuilt in een eenzijdige nadruk op groei in aantal. Volgens mij moet de inzet van de kerkleden een veel breder karakter hebben dan alleen de omvang van de kerk en dienen ook allerlei andere aspecten die belangrijk zijn voor een gezonde kerk, die een warm geestelijk huis is voor alle gelovigen, aan bod te komen. Te gemakkelijk wordt er vaak vanuit gegaan dat, als je allemaal begint te rennen, je automatisch bij de goede bestemming uitkomt. Daarbij is de gedachte dat, als we allemaal op de een of andere manier actief bezig zijn met evangelisatie en getuigen van ons geloof,  alle andere problemen zich vanzelf wel oplossen!

Maar er is nog een andere, en misschien nog veel indringender vraag. Het idee van Total Membership Involvement vooronderstelt dat alle leden op voet van volledige gelijkheid bij dit initiatief betrokken kunnen zijn. Op dat punt is er toch wel een groot probleem.

Want hoe is het voor vrouwen? Mogen zij meedoen op volledige voet van gelijkheid met hun broeders? Of blijft hun inzet beperkt tot het niveau dat maximaal voor vrouwen is toegestaan?

En hoe is het voor de jongeren onder ons? Kunnen zij meedoen op een manier die relevant voor ze is en betekenis heeft voor de millennials met wie zij  in contact komen? Als daar geen ruimte voor is zal het moeilijk voor ze zijn om ‘totally involved’ te zijn.

En hoe staat het met de LGBTI-mensen—onze broeders en zusters die lesbisch, gay, biseksueel, transgender of interseksueel zijn? Hoe kunnen zij volledig (‘totally’) meedoen als ze hooguit worden getolereerd, op voorwaarde dat zij rustig blijven en hun anders-zijn niet beklemtonen?

En, wat betekent het, ten slotte, voor het aanzienlijke deel van de kerk (vooral in het Westen) van mensen die langzaam maar zeker naar de zijlijn zijn opgeschoven—degenen die worstelen met twijfel ten aanzien van hun geloof en zich zorgen maken ober allerlei trends in hun kerk? Mogen zij desondanks toch ook volledig meedoen of worden zij eerder gezien als een hinderpaal bij deze inzet van de gehele kerk?

Total Membership involvement moet inhouden wat de woorden betekenen. Als het woord ‘total’ gekwalificeerd moet worden en niet op alle segmenten van onze adventistische gemeenschap van toepassing is, dan is deze nieuwe slogan niet meer dan een reclamekunstje en in feite zonder betekenis.

 

Gaan of Blijven: de eerste reacties

 

Zowel de Engelse als de Nederlandse editie van mijn boek (dat zich speciaal richt tot mensen die zich aan de rand van de kerk bevinden, of op weg zijn daar naartoe), is nu sinds een weekje verkrijgbaar. Ik heb nog geen cijfers over verkochte aantallen, maar er zijn zeker al honderden exemplaren besteld. Sommigen hebben het boek al gelezen en de eerste reacties beginnen binnen te komen. Ik hoop dat de verdere promotie resultaat zal hebben en dat er vooral sprake zal zijn van effectieve mond-tot-mond reclame.

Er waren al snel wat negatieven geluiden, zelfs al voordat de voortbrengers van die geluiden het boek hadden gelezen. Zij verdenken mij er bij voorbaat van dat ik de lezers van de wal in de sloot help door de twijfel die zij eventueel hebben alleen maar verder aan te wakkeren. Met mijn schrijverij zou het in de loop der jaren alleen maar bergafwaarts zijn gegaan. Waar ik aanvankelijk nog ‘recht in de leer’ was, ben ik geleidelijk aan het pad kwijtgeraakt.  Maar, daarin sta ik niet alleen, want datzelfde geldt voor nogal wat van mijn collega’s.

Ik had die kritiek wel verwacht. En ik snap de redenatie ook wel. Deze critici zijn er eerlijk van overtuigd dat ik een gevaar voor de kerk vertegenwoordig. Maar deze mensen beseffen niet dat zij juist een deel vormen van het probleem dat ik aan de orde stel: Mensen voelen zich vaak niet serieus genomen als ze vragen stellen over hun geloof en hun kerk, en dit is een belangrijke factor in hun beslissing om (vaak na een periode van diepe onzekerheid) de kerk te verlaten.  Daarnaast geldt nog steeds de slogan dat elke vorm van publiciteit beter is dan geen publiciteit en daarom moet ik eigenlijk dankbaar zijn voor deze onbedoelde reclame.

De eerste reacties zijn echter over het algemeen positief en hartverwarmend. Velen herkennen zich in het beeld dat ik schets van de mensen ‘aan de zijlijn.’ Sommige mensen van wie ik dat niet vermoedde laten mij weten dat zij het boek hebben besteld (en soms al hebben gelezen), omdat zij zich ook in mijn doelgroep bevinden.

Gisteren sprak ik met een collega die heel positief was over het boek. Hij had kritiek op sommige punten (en zulke kritiek is welkom), maar zei dat het verschijnen van een dergelijke boek ‘hoog tijd’ was en onderstreepte dat de doelgroep in de kerk (ook in Nederland) waarschijnlijk nog veel groter is dan ik zelf vermoed.

Deze collega stipte wel een interessant punt aan. Hij zei dat hij bij het lezen de indruk had gekregen dat ik best wel boos ben op de kerk. Ik verzekerde hem dat dit zeker niet mijn dominante gevoel is. Ja, ik ben wel eens boos op bepaalde mensen. En ja, ik heb veel moeite met bepaalde trends en met de richting waarin een aanzienlijk deel van de kerk zich beweegt. Maar ik ben eerder bezorgd (en soms eerder bijna wanhopig) dan boos. Ik heb mijn hele leven lang in allerlei functies voor de kerk gewerkt. Daar heb ik geen dag spijt van. Ik heb meestal genoten van wat ik deed en ik kan niet anders zeggen dan dat de kerk, door de bank genomen, een goede werkgever voor me is geweest. Als blijkt dat veel mensen door het lezen van het boek de indruk krijgen dat boosheid bij mij overheerst, dan zal ik daar in een volgende druk rekening mee houden.

Ik zal de reacties in de komende weken en maanden nauwlettend volgen.  Van wie negatieve kritiek uit verwacht ik wel respect en zinvolle argumenten in plaats van loze kreten. Met positieve kritiek zal ik mijn voordeel doen. Intussen wil ik niets liever dan dat veel lezers ‘aan de zijlijn’ van de kerk een boost zullen ervaren wat hun geloof en hun relatie tot de kerk betreft.

(Bestellingen van de Engelse editie: via Amazon.com en een reeks van andere online boekverkopers. 

Bestellingen van de Nederlandse editie: Binnen enkele weken via bol.com en nu al via de auteur, bijv. via een Facebook bericht (@ Reinder Bruinsma) of via e-mail (book@bruinsmas.com)