Monthly Archives: Juli 2012

De Spelen

 

Het zat Nederland niet mee tijdens de Europese Kampioenschappen voetballen. Voordat het spektakel begon zag Oranje-minnend Nederland de vaderlandse ploeg al met de beker in handen staan, of op zijn minst een eervolle finale spelen. Maar al tijdens de eerste wedstrijd ging het mis en gingen we roemloos tegen Denemarken ten onder. Nu heb ik niet veel verstand van voetballen, maar van de Denen verliezen schijnt echt heel tragisch te zijn.

Tijdens de Tour de France is het de Nederlandse rijders niet veel beter afgegaan. Een zekere Laurens ten Dam, van wie ik nooit eerder had gehoord, ging als beste Nederlander op een armzalige 28e plaats in Parijs over de finish.

En nu zijn dan gisteravond de Olympische Spelen in Londen begonnen.  Ruim tienduizend sporters zullen daar de komende weken strijden om 302 gouden medailles en om evenveel zilveren en bronzen eerbewijzen. Hoeveel gouden plakken gaan de 178 Nederlandse sportvrouwen en sportmannen in de wacht slepen bij de 18 onderdelen waaraan ze gaan meedoen? Ik heb begrepen dat we misschien zo’n achttal keren het Wilhelmus mogen verwachten vanwege een gouden medaille. We zullen zien.

Wereldwijd zijn de verwachtingen hoog gespannen. China, de Verenigde Staten en Rusland zullen wel weer aan de top van de medaillespiegel staan. Maar elk land hoopt te zullen winnen. Ik sprak een paar dagen geleden met een Afghaanse jongeman die er alle vertrouwen in heeft dat zijn land op het taekwondo onderdeel als winnaar uit de bus zal komen. Na wat uitleg weet ik nu ook dat daarmee een van oorsprong Koreaanse, ongewapende, vechtsport wordt bedoeld.

Hoe belangrijk is het om te winnen? ‘We gaan voor goud,’ horen we herhaaldelijk. [Met minder ben ik niet tevreden, zei Marianne Vos]. De monetaire waarde van de gouden medaille is echter beperkt, want de gouden plakken bevatten maar 6 gram goud—de rest is zilver.  Het gaat duidelijk om de persoonlijke en om de nationale eer. En natuurlijk is dat een factor die telt. Ik kan gemakkelijk zeggen dat dit voor mij niet zou tellen, aangezien de kans dat ik ooit voor zo’n medaille in aanmerking kom ergens in de orde van 1 op 7 miljard is.

Maar toch . . . Is het ergens aan mee mogen doen in feite niet belangrijker dan de eerste te worden? Want is het zo erg als een ander ietsje beter is dan jij bent? Of je eerste wordt hangt trouwens toch niet alleen of van of je echt de beste ergens in bent. Je kunt ook gewoon een keer pech hebben. Of je kunt een keer niet fit zijn, of uit je concentratie geraken. Gaat het er niet om dat je je goed voorbereidt en dat je gewoon doet wat je kunt? Dat geldt, lijkt mij, voor al die tienduizend sporters in Londen. En dat geldt de komende week ook weer voor ons allemaal.

Het leven is voor velen van ons een grote, constante competitie waarin we de beste moeten zijn. Kunnen we niet in de allereerste plaats blij zijn dat we de kans hebben om mee te doen? En zullen we dan maar gewoon onze uiterste best doen? En gewoon accepteren dat we soms onze dag niet hebben of dat een ander gewoon beter is? Steeds maar uitsluitend ‘voor goud gaan’ leidt meestal tot teleurstelling.

 

Wallenberg

Als ik de vijf bekendste Zweden zou moeten opnoemen, dan zou in dat rijtje zeker Dag Hammersköld voorkomen, de Zweedse diplomaat die als secretaris-generaal van de Navo in 1961 bij een verdachte vliegtuigcrash om het leven kwam. Ik denk dan ook al gauw aan Ingvar Kamprad, de stichter van het wereldwijde Ikea meubel-imperium. Anderen die misschien in aanmerking zouden komen zijn (als collectief) de beroemde Abba-group, Alfred Nobel, de uitvinder van het dynamiet en de cineast Ingmar Bergman. Maar ik zou ook Raoul Wallenberg heel hoog op de lijst zetten.

Toen ik deze week in een Zweedse boekwinkel een nieuwe biografie ontdekte over deze beroemde Zweed heb ik die meteen gekocht (Bengt Jangfeldt: Raoul Wallenberg—en biografi; Uitgave: Wahlström och Widstrand, 2012). Inmiddels ben er ik een aardig eindje in gevorderd. Wallenberg werd nu precies honderd jaar geleden geboren in een van de rijkste Zweedse bankiersfamilies.  Hij was voorbestemd om een leidende rol te gaan spelen in het familieconcern, maar het liep anders. In de Tweede Wereldoorlog kwam hij in de Zweedse diplomatieke dienst voor een speciale opdracht in Hongarije. Hij zou grote faam krijgen vanwege zijn heldenrol bij het redden van vele duizenden joodse levens.  Toen het Rode Leger in januari 1945 Boedapest binnentrok, werd Wallenberg gearresteerd op verdenking van spionage.  Hij is waarschijnlijk in 1947, onder nooit opgehelderde omstandigheden in een gevangenis in Moskou overleden.

Wallenberg is niet ouder geworden dan ongeveer 35 jaar, maar zijn korte leven is van heel veel betekenis geweest. Hoe kwam hij zo snel op een belangrijke post en wist hij zoveel invloed uit te oefenen? De eerste circa honderd bladzijden van het boek geven daarop het antwoord.  Hij had een bijzonder bevoorrechte jeugd. Hij kon reizen en studeren. In zijn vakanties stond vooral het leren van vreemde talen op het programma. Zijn naam opende overal de deuren voor hem en een enkele brief van een vriend van de familie was voldoende om hem een doeltreffende aanbeveling te geven.

Je vraagt je bij het lezen van zo’n biografie onwillekeurig af hoe het anderen zou zijn vergaan als zij ook in zijn bevoorrechte situatie waren geboren en opgegroeid. Wie wat weet er dan van die mensen had kunnen worden? Welke mogelijkheden zou ik zelf misschien hebben gehad als ik niet in een eenvoudig en arm gezin in een klein dorpje in Noord-Holland was opgegroeid, maar met een dubbele naam in een gezin van academisch gevormde ouders het levenslicht had aanschouwd?

Het is een redenatie die je maar beter snel kunt loslaten. Er zijn heel wat mensen van wie de wieg ook aan de goudkust stond, maar die niet van hun bevoorrechte start in het leven hebben geprofiteerd. Ik zag een paar dagen geleden daarvan een triest voorbeeld op een website waarop superrijke tieners laten weten hoe zij met geld smijten en bezig zijn met dingen waarvan de verveling mijlenver afstraalt!

En, aan de andere kant, zijn er gelukkig ook een heleboel voorbeelden van mannen en vrouwen die geen gouden lepel in de mond hadden toen ze aan het leven begonnen, maar die, vaak tegen de stroom in, een leven van betekenis—voor zichzelf en voor anderen—hebben geleid. Ik hoop dat anderen mij wellicht ook een beetje tot die categorie willen rekenen.

Kleinkinderen

Kinderen bepalen in belangrijke mate je leven. Vaak zijn mensen bereid een enorme hoeveelheid moeite te doen en veel geld uit te geven in hun pogingen om kinderen te verwekken of te adopteren.  Wie in de Bijbel gelooft zal zich daarbij geïnspireerd weten door het feit dat direct na hun schepping de eerste mensen de opdracht kregen om zich te vermenigvuldigen. Kennelijk werden ze door de Schepper zo uitgerust dat het niet alleen maar een vervelend corvee was om daaraan gehoor te geven, maar juist een plezierige bezigheid zou zijn. Voor de verdedigers van de evolutiegedachte is het zonneklaar dat de natuurlijke selectie ervoor zorgde dat zich allerlei eigenschappen ontwikkelden die het mogelijk maakten dat de verschillende levensvormen zich met enthousiasme zouden voortplanten.

Iedereen die kinderen heeft weet echter dat het krijgen en grootbrengen van kinderen meer is dan een optelsom van een aantal biologische factoren en het deelhebben aan een reeks sociale wetmatigheden. Voor bijna iedereen die het heeft meegemaakt is de geboorte van je kind of je kinderen een gebeurtenis die je je leven lang bij blijft. Natuurlijk is daarmee niet gezegd dat iemand die, bedoeld of onbedoeld, geen kinderen heeft gekregen, tot een armzalig bestaan veroordeeld is. Maar, hoe dan ook, het al dan niet krijgen en opvoeden van kinderen is een belangrijk aspect van je leven.

Het krijgen en hebben van kleinkinderen ligt enigszins in het verlengde hiervan, maar is toch weer anders. Geldt voor het krijgen van kinderen soms dat je rustig moet afwachten, wat het krijgen van kleinkinderen betreft is dat nog vaker het geval. Menig ongenoegen (om het zwak uit te drukken) is ontstaan als schoonmoeders of moeders steeds maar weer vol ongeduld de vraag stelden wanneer ze nu eens oma zouden worden.

Maar, als het gebeurt, wordt dat gewoonlijk met veel vreugde onthaald. Ik herinner me hoe, nu ruim vijf jaar, geleden, onze zoon ons vanuit Zweden belde en ons vertelde dat wij binnenkort opa en oma zouden worden.  Dat was geweldig nieuws.  Onlangs las ik ergens een uitspraak (van wie weet ik niet meer): ‘Kleinkinderen zijn Gods manier om ons compensatie te geven voor het feit dat we oud beginnen te worden!’ Daar zit veel in.

Dat is dan ook zo ongeveer het gevoel dat ik heb nu mijn vrouw en ik weer eens in Zweden zijn en onze kleinkinderen een dag of tien intensief kunnen meemaken. Ik verbaas me erover dat de oudste van de twee, die nu bijna vijf jaar oud is, weer zo snel aan opa en oma gewend is.  De jongste is ruim een jaar, maar is gelukkig ook bepaald niet eenkennig. Het samenzijn met onze kleinkinderen doet echter wel af en toe ook een ander citaat bij mij bovenkomen: ‘Een uur met je kleinkinderen maakt dat je je weer jong voelt, maar als het langer duurt, word je heel snel ouder!’ Zojuist ben ik met de bijna vijfjarige Leah naar een kleine speeltuin geweest. Opa moest haar driewieler tegen de heuvel opduwen. Hij moest natuurlijk ook de schommel steeds een flinke duw geven en allerlei andere speeltoestellen in beweging zetten. En natuurlijk wist Leah op de terugweg wel een plek te vinden waar je een ijsje kon kopen.’ Al met al een flinke inspanning. Inmiddels is ook vastgesteld dat je op opa’s laptop Youtube filmpjes van Donald Duck (Kalle Anka in het Zweeds) of Micky Mouse (de Zweedse naam ben ik ven vergeten) kunt bekijken. En opa wordt uiteraard ingeschakeld bij het voorlezen uit de voorraad Nederlandstalige boekjes die regelmatig door opa en oma wordt aangevuld. En aangezien de kindertjes tweetalig worden grootgebracht, vinden de verhaaltjes gretig aftrek.

Hoe komt het dat kleine kinderen die je maar hooguit twee keer per jaar een tijdje ziet zoveel voor je betekenen en dat zij op hun beurt zo snel vertrouwd zijn met twee oudere mensen die maar zo af en toe eens langskomen en maar zo af en toe op Skype verschijnen. ‘Familie’ is en blijft een mysterieus verschijnsel, maar je zou het niet graag willen missen.

 

Dit moet me van het hart . . .

In een van de logeerkamers van het huis van Zweedse vrienden waar mijn vrouw en ik een paar dagen verblijven hangt een spreuk. In Nederlandse vertaling komt de boodschap hierop neer: ‘Vel geen oordeel over alles wat je ziet, geloof niet alles wat je hoort en zeg niet alles wat je weet.’ Ik zal me aan die uitgangspunten proberen te houden, maar er is toch iets wat me van het hart moet. Maar wat je hieronder leest is mijn persoonlijke mening, waarvoor je niemand anders verantwoordelijk kunt houden.

Hoewel ik tegenwoordig een flink deel van mijn tijd buiten de Nederlandse Unie doorbreng, blijf ik me intens interesseren voor wat zich in de Adventkerk in ons land afspeelt. Door alle contacten die ik nog steeds heb, kan ik me, ondanks het feit ik dat als emeritus in veel opzichten aan de zijlijn sta, toch wel een redelijk beeld vormen van wat er zoal op het kerkelijk erf gebeurt. Het ligt dus voor de hand dat het me niet is ontgaan dat er bestuurlijke problemen zijn. De afgelopen week is dat nog eens extra duidelijk geworden door de verschillende brieven die door een meerderheid van de leden van het landelijk bestuur en door zowel de secretaris en de voorzitter aan alle predikanten en lokale kerkbestuurders zijn gezonden. Het is een understatement om te zeggen dat dit alles voor enige onrust in den lande heeft gezorgd.

Het besturen van een kerk—zelfs van een kleine kerk als de onze—is niet altijd een gemakkelijke zaak. Het is haast onvermijdelijk dat er soms dingen gebeuren waarmee niet alle bestuurders blij zijn. Het kan ook voorkomen dat niet elke gekozen bestuurder zo functioneert als de rest van het bestuur bij zijn/haar aantreden hoopte en verwachtte. En ik weet uit eigen ervaring maar al te goed dat bestuurders niet immuun zijn voor het maken van fouten. Kennelijk is momenteel sprake van een optelsom van deze factoren.

We leven in een tijd waarin we graag transparantie zien. Dat is de motivatie van een lange brief die het land in is gegaan. Inderdaad, de leden van de kerk hebben het recht om te weten wat er gaande is. Maar daar staat wel tegenover dat de kerkleden aan het begin van een bestuursperiode allerlei taken aan de bestuurders hebben gedelegeerd en ervan uit mogen gaan dat, vooral persoonlijke, zaken met discretie worden behandeld. Ik heb sterk de indruk dat helaas met de spanning tussen die twee elementen niet goed is omgegaan.

Door een aantal incidenten aan te stippen en uit te vergroten, kan gemakkelijk een verkeerd totaalbeeld ontstaan. Het kan onbedoeld tot de conclusie leiden dat het niet goed gaat met de kerk. En dat het niet goed zou gaan met de kerk is, mijns inziens, gelukkig niet het geval.Ongetwijfeld zijn er—nu, zoals altijd—zorgen en zijn er tendensen die dienen te worden bijgestuurd. Maar er gaat veel goed in de Adventkerk in Nederland. De kerk groeit. Er zijn allerlei nieuwe initiatieven. Op heel veel plaatsen valt een grote vitaliteit waar te nemen. God zij dank!

Inderdaad: God zij dank.Maar, toch ook, in een afgeleide zin van het woord: dank zij degenen die zich in de afgelopen periode zo intens voor de kerk hebben ingezet. Ik kan er, denk ik, redelijk goed over oordelen hoeveel energie nodig is om onze kerk te besturen, om de moed erin te houden en een bron van inspiratie te blijven, ook als het soms tegenzit en er soms terechte, maar vaak ook volstrekt onterechte, kritiek is. En dat geldt in het bijzonder voor de dagelijkse bestuurders van de kerk.

Binnenkort is er weer het vijfjaarlijks administratieve congres. Ik weet dat er velen zijn die daar met een aanzienlijke dosis scepsis naar uitzien. Ik behoor niet tot die groep. Ik weet dat er soms dingen worden besloten waarbij je je hoofd schudt en dat er soms sprake is van politieke manoeuvres. Maar wie de geschiedenis van onze kerk overziet moet erkennen dat het systeem dat wij hebben om mensen te benoemen en soms te wisselen over het algemeen tamelijk goed werkt—waarschijnlijk beter dat enig ander systeem zou werken. En ook dat het ogenschijnlijk nogal bureaucratische systeem van het stemmen over rapporten en het soms eindeloos bespreken en amenderen van moties toch gewoonlijk een overwegend positieve uitwerking heeft.

Laten we, nu het congres aanstaande is, vertrouwen hebben in het proces dat de kerk wereldwijd hanteert en de komende paar maanden ons daar op een positieve manier op voorbereiden.En laten we gezamenlijk in ons gebed om Gods zegen vragen voor het komende congres, en intussen onze bestuurders—het Algemeen Kerkbestuur, maar vooral de voorzitter en secretaris (ja, en ook degene die als penningmeester de afgelopen jaren keihard en met volle overgave heeft gewerkt)—onze steun betuigen. In onze gebeden en in onze persoonlijke contacten met hen.

En ten slotte: Het is triest als er onrust ontstaat binnen de kerk, vooral als dat had kunnen worden voorkomen. Maar de kerk kan wel tegen een stootje. Want het is gelukkig niet mijn kerk of uw kerk, of de kerk van het Algemeen Kerkbestuur, maar het is Gods kerk.

Vakantie

Nog twee dagen en dan vertrekken mijn vrouw en ik per auto naar Zweden. Het is sinds een jaar of tien in de zomer onze vaste vakantiebestemming. Er is een goede reden voor deze keuze. Welke grootouders willen immers niet graag regelmatig hun kleinkinderen zien? Fantastisch, dat dit tegenwoordig niet meer zo moeilijk is.

Dinsdagmorgen hopen we tussen zeven en acht uur te vertrekken. We doen het kalmpjes aan. Voor de eerste dag is de eindbestemming Nyborg in Denemarken. Het tweede traject gaat dan naar Jönköping in Zweden en halverwege de derde dag hopen we bij vrienden te arriveren die ons in hun stuga (zomerhuis) in midden-Zweden verwachten. Na een paar dagen bij hen resten dan nog de laatste 350 km naar Kramfors—een plaats van 22.000 inwoners, zo’n 20 km landinwaarts vanaf de Botnische Golf en ongeveer 600 km ten noorden van Stockholm.Inmiddels kennen we de meeste wegrestaurants en benzinestations langs de route op ons duimpje.

Ik heb er zin in. De afgelopen weken kwam er een ouderwets vakantiegevoel bij me boven, dat me herinnerde aan de jaren dat ik nog echt ‘werkte’. Je voelde dan zo rond mei-juni dat het tijd werd om er weer eens een paar weekjes helemaal uit te zijn. Zo voelt het nu ook. En toen ik woensdag vanuit Brussel terugreed naar Nederland en regelmatig caravans passeerde en tegemoetkwam, werd dat gevoel alleen nog maar sterker.

Maar er waren (en zijn)nog wel een paar dingen die eventjes ‘af’ moeten worden gemaakt, voordat we met een goed gevoel kunnen vertrekken. Donderdag en vrijdag heb ik nog aardig wat uurtjes besteed aan mijn Belgische baan, met o.a. het schrijven van een reeks e-mails en het werk aan een aantal documenten. En voordat we met alle potten pindakaas, pakken hagelslag en Jip-en-Janneke spullen, die op de Zweedse wenslijst stonden, kunnen vertrekken wil ik ook de laatste hand leggen aan een Nederlands project waar ik al geruime tijd mee bezig ben: het manuscript van een bijbels dagboek.

En dat gaat lukken. Er is nog een aantal bladzijden waar ik morgen kritisch doorheen wil gaan en dan kan het manuscript naar de persoon die voor de lay-out zorgt en die het daarna aan de drukker overdraagt. Het is een fiks project.366 overdenkingen van elk ca. 400 woorden schrijven is een behoorlijke klus. Er zitten dan ook heel wat uurtjes in. En ook mijn vrouw heeft haar aandeel geleverd door een laatste versie van het manuscript heel kritisch te lezen. Zij heeft ervoor gezorgd dat de meeste ‘moeilijke’ woorden door gewone Hollandse termen zijn vervangen en heeft me ook voor de nodige spelfouten behoed. We maken ons geen illusie dat er helemaal geen ongerechtigheden meer in te vinden zullen zijn, maar putten troost uit de ontdekking, die we deze week deden, dat zelfs in de eerste editie van de NBV (Nieuwe Bijbelvertaling), ondanks alle beroepscorrectoren, nog tientallen foutjes te vinden waren!Wat me verheugde was het feit dat mijn vrouw, al lezende van tijd tot tijd allerlei positieve opmerkingen liet horen over mijn werkstuk. Bij het doorlezen van eerdere manuscripten was haar lof meestal veel beperkter!

Het is de bedoeling dat het dagboek uiterlijk 1 oktober zal verschijnen. Er kan dan flink reclame worden gemaakt, met hopelijk als resultaat, dan heel veel kerkleden tijdig een exemplaar zullen aanschaffen om het per 1 januari 2013 te kunnen gaan gebruiken.

Verder is het een kwestie van inpakken en wegwezen! En van een paar weken genieten van het leven in Scandinavië en vooral, natuurlijk, van het samenzijn met onze zoon en schoondochter en hun gezin. En van genieten van een verse stapel Zweedse politieromans en de heerlijke Zweedse koffiebroodjes.